ECLI:NL:RBNHO:2021:2044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
8491070 \ CV FORM 20-3777
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers wegens vertraging van vlucht door vliegveiligheidscontrole

In deze zaak hebben de passagiers een vervoersovereenkomst gesloten met Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft voor een vlucht van Amsterdam naar Malta via München op 30 april 2018. De vlucht van Amsterdam naar München was vertraagd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Malta misten en met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers hebben compensatie van € 800,00 geëist op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder heeft geweigerd te betalen, stellende dat er sprake was van buitengewone omstandigheden door een verplichte vliegveiligheidscontrole na het constateren van een open deur van het toestel.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een noodzakelijke veiligheidscontrole, wat volgens de Verordening kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze veiligheidscontrole en dat de passagiers niet konden bewijzen dat de vertraging te wijten was aan nalatigheid van de vervoerder.

De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en dat de vordering van de passagiers moest worden afgewezen. De proceskosten werden aan de passagiers opgelegd, omdat zij ongelijk kregen. De beslissing werd gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8491070 \ CV FORM 20-3777
Uitspraakdatum: 10 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Aviclaim
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) en onder andere kantoor houdende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 4 mei 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 17 juli 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Malta via München (Duitsland) op 30 april 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar München is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Malta gemist en zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 800,00.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.
3.5.
Het toestel dat de vlucht in kwestie heeft uitgevoerd, was een “nightstopper”. Het toestel was op 29 april 2018, nadat het de vlucht München-Amsterdam had uitgevoerd, in Amsterdam aangekomen. Na de afwikkeling van deze vlucht is het toestel afgesloten. Op 30 april 2018, voordat de vlucht van de passagiers zou worden uitgevoerd, werd bemerkt dat een deur van het toestel openstond. In verband met vliegveiligheid moest het vliegtuig volledig worden geïnspecteerd op mogelijk in het toestel ongewenste aanwezige personen dan wel ongewenste roerende zaken (zoals explosieven). Die veiligheidscontrole heeft 30 minuten geduurd en leidde tot de vertrekvertraging van de vlucht van de passagiers. De vertraagde aankomst van de passagiers in München en het daardoor missen van de overstap kon niet worden voorkomen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Ingevolge de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in gevallen van beveiligingsproblemen of onverwachte vliegveiligheidsproblemen.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie vertraagd is uitgevoerd wegens de verplichte vliegveiligheidscontrole die zij moest uitvoeren, nadat zij de open deur had geconstateerd. De passagiers stellen dat het personeel de deur van het toestel heeft opgelaten en betwisten daarmee de buitengewone omstandigheden. De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vlucht in kwestie stond gepland voor vertrek om 05:00 UTC. Blijkens het overgelegde vluchtrapport is het toestel met een vertraging van 32 minuten om 05:32 UTC vertrokken. Bij deze vertraging wordt “delay code” 85Z genoemd. De vervoerder verwijst naar de overgelegde “Standard IATA Delay Codes” van Eurocontrol, waaruit volgt dat vertragingscode 85Z staat voor
“MANDATORY SECURITY CHECK”.Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder hiermee voldoende onderbouwd dat het toestel wegens de verplichte vliegveiligheidscontrole vertraagd is vertrokken. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun relaas, omdat zij niet aannemelijk hebben gemaakt waaruit zou moeten blijken dat het personeel van de vervoerder de deur heeft opengelaten. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat er sprake was van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Aldus was er sprake van een buitengewone omstandigheid, als gevolg waarvan 32 minuten vertraging is ontstaan.
4.5.
De volgende vraag die voorligt, is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was oorspronkelijk een overstaptijd van 50 minuten ingepland. De vervoerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat in München een minimale overstaptijd van 30 minuten geldt. Dit betekent dat er een reservetijd van 20 minuten bovenop de overstaptijd was ingepland om eventuele incidenten te kunnen opvangen, hetgeen als voldoende wordt beschouwd. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerst volgende vlucht met plaats. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open