ECLI:NL:RBNHO:2021:2066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
C/15/311391 / KG ZA 20-721
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie van roerende zaken van een kunstenaar in kort geding met betrekking tot veiling en beslaglegging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser [S] de opheffing van beslagen op zijn roerende zaken en een verbod op de executieveiling die door de gemeente Den Helder is aangekondigd. De voorzieningenrechter heeft op 16 maart 2021 uitspraak gedaan. Eiser heeft eerder al te maken gehad met een ontruimingsbevel en conservatoir beslag door de gemeente, die vorderingen heeft wegens schade veroorzaakt door eiser. De gemeente heeft aangekondigd de roerende zaken van eiser, waaronder kunstwerken, te veilen. Eiser verzet zich tegen deze veiling en stelt dat hij zelf de verkoop moet kunnen regelen om een hogere opbrengst te realiseren. De voorzieningenrechter heeft in eerdere zittingen al enkele beslissingen genomen, waaronder het schorsen van de veiling tot 5 februari 2021, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat de gemeente gerechtigd is om de executieveiling voort te zetten. De rechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en bepaald dat de gemeente de verkoop mag voortzetten zonder dat eiser inspraak heeft in de volgorde van de te veilen zaken. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de kosten van de procedure tussen partijen worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/311391 / KG ZA 20-721
Vonnis in kort geding van 16 maart 2021
in de zaak van
[S],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. H.E.M. Molenaar te Alkmaar,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DEN HELDER,
zetelend te Den Helder,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.C.W. van der Poel te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [S] en de gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 30 december 2020, met 19 producties (genummerd E1 tot en met E19);
  • een bericht van 5 januari 2021 van mr. Molenaar met vier aanvullende producties (genummerd E20 tot en met E23);
  • een bericht van 5 januari 2021 van mr. Molenaar met een aanvullende productie (genummerd E24);
  • een bericht van 5 januari 2021 van mr. Van der Poel met een eis in reconventie, met 58 producties (genummerd 1 tot en met 58);
  • de hybride mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 7 januari 2021;
  • de pleitnota van [S] voor die zitting;
  • de pleitnota van de gemeente voor die zitting;
  • het proces-verbaal mondeling deelvonnis van 7 januari 2021;
  • een bericht van 3 februari 2021 van mr. Van der Poel met aanvullende producties (genummerd productie 59 tot en met 85);
  • een bericht van 4 februari 2021 van mr. Molenaar met aanvullende producties (genummerd E25 tot en met E31);
  • e-mailberichten van 4 februari 2021 van mr. Molenaar, met aanvullende producties (genummerd E30 tot en met E32);
  • de hybride mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 5 februari 2021;
  • de pleitnota van [S] voor die zitting;
  • de pleitnota van de gemeente voor die zitting;
  • het proces-verbaal mondeling vonnis van 5 februari 2021;
  • een e-mailbericht van 24 februari 2021 van mr. Molenaar;
  • twee e-mailberichten van 25 februari 2021 van mr. Van der Poel;
  • een aanvullend e-mailbericht van 25 februari 2021 mr. Molenaar;
  • aanvullende producties van de kant van de gemeente (genummerd productie 86 tot en met productie 93);
  • een akte wijziging (aanvulling) van eis van de kant van [S] ;
  • een bericht van mr. Molenaar met aanvullende producties van [S] (genummerd RS33 tot en met RS37);
  • een bericht van 1 maart 2021 met aanvullende producties van [S] (genummerd RS38 tot en met RS39b);
  • een bericht van 1 maart 2021 met aanvullende producties van de gemeente (genummerd productie 94 tot en met 96);
  • de hybride mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021;
  • de pleitnota van [S] ;
  • de pleitnota van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
Tussen partijen zijn al diverse gerechtelijke procedures gevoerd. Er zijn op dit moment nog vier zaken in hoger beroep aanhangig bij het gerechtshof Amsterdam. Voor deze procedure in kort geding gaat de voorzieningenrechter uit van het volgende.
2.2.
Bij arrest van 13 maart 2018 is [S] veroordeeld tot ontruiming van het pand in [gemeente] waarin hij woonde en een museum hield. Dat arrest is op 14 maart 2018 aan [S] betekend, met bevel om het pand binnen 30 dagen te ontruimen. Bij verzoekschrift van 16 april 2018 heeft de gemeente aan de voorzieningenrechter verlof gevraagd om conservatoir beslag te mogen leggen op alle roerende zaken in het voormalig postkantoor in verband met een vordering ter zake van door [S] veroorzaakte schade van € 171.692,73. Dat verlof is verleend onder de voorwaarde dat de gemeente die vordering zou indienen in de lopende procedure bij de kantonrechter en de in beslag genomen zaken ter bewaring in handen zouden worden gesteld van [de eerste bewaarder].
2.3.
Een dag na het verleende verlof is de gemeente tot ontruiming overgegaan. Daarbij is direct
conservatoirbeslag gelegd op alle roerende zaken van [S] : zijn huisraad, zijn werktuigen en alle in het pand aanwezige kunstvoorwerpen. De ontruiming en het beslag hebben acht dagen geduurd. De kosten hiervan worden door de gemeente berekend op € 361.340,-. Deze kosten zijn in de bodemprocedure gevorderd.
2.4.
Op 26 juni 2019 heeft het toenmalige advocatenkantoor van [S] (Friedberg & Mahn) executoriaal derdenbeslag laten leggen op alle door de gemeente eerder in conservatoir beslag genomen roerende zaken, die zich toen bij [de eerste bewaarder] bevonden. De grondslag voor dat beslag was een notariële akte, waarin [S] erkent een bedrag van € 160.000,- aan zijn advocaten verschuldigd te zijn.
2.5.
Bij vonnis van 18 september 2019 van de kantonrechter van deze rechtbank is [S] onder meer veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal ruim € 387.000,- (waaronder de als onvoldoende betwist gevorderde ontruimingskosten van € 361.430,-) en de opslagkosten van bijna € 10.000,- per maand. Dat vonnis is op 23 oktober 2019 aan [S] betekend.
Negen maanden later verklaart de gemeente aan [S] tot verkoop te zullen overgegaan. De veiling wordt hem bij exploot van 11 september 2020 aangezegd.
2.6.
Op 22 september 2020 betekent de deurwaarder aan [S] een nieuwe akte van de notaris, waarin [S] verklaart tot en met 11 juni 2020 in totaal € 262.000,- aan de advocaat van [S] verschuldigd te zijn.
2.7.
Bij vonnis van 7 oktober 2020 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is de door de gemeente aangekondigde executieverkoop geschorst, kort gezegd, omdat de gemeente de tweede executoriale beslaglegger was en de eerste beslaglegger (de advocaat van [S] ) zich tegen de executie verzette.
Nadien hebben de gemeente en de advocaat van [S] overleg gevoerd. De gemeente heeft op 21 oktober 2020 aan de eerste beslaglegger aangezegd dat de verkoop binnen een termijn van vier weken moet hebben plaatsgevonden.
Op 29 oktober 2020 heeft een overleg plaatsgevonden tussen alle betrokken partijen en de beide betrokken deurwaarderskantoren over de verdere voortgang van de verkoop. De eerste beslaglegger heeft niet binnen die termijn van vier weken de executie op zich genomen.
2.8.
De gemeente heeft bij exploot van 15 december 2020 aan [S] aangezegd de executie over te nemen en heeft opnieuw de executieveiling aangezegd, ditmaal tegen donderdag 21 januari 2021. Ter zitting is toegelicht dat hiermee bedoeld is de eerste van een achttal veilingen, evenals in september 2020 aangekondigd.
2.9.
[S] verzet zich tegen deze veiling. Hij wordt inmiddels bijgestaan door zijn huidige advocaat, mr. Molenaar. In dit kort geding wordt - zakelijk weergegeven - allereerst de opheffing van het beslag gevorderd. Daarnaast wordt verzocht de veiling te schorsen en [S] de veiling zelf ter hand te laten nemen, omdat in dat geval een hogere opbrengst kan worden gehaald. De maximale executie-opbrengst wordt door de gemeente na taxatie geschat op € 350.000,-.
2.10.
Bij mondeling deelvonnis van 7 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter de vordering van [S] tot opheffing van de gelegde beslagen afgewezen en de door de gemeente vanaf 21 januari 2021 geplande executieverkoop geschorst tot en met 5 februari 2021. Daarbij heeft [S] tot en met 5 februari 2021 de gelegenheid gekregen om (een deel van) zijn eigen in beslag genomen kunstwerken door BVA Auctions (hierna: BVA) te (laten) verkopen. Dat is [S] niet gelukt.
2.11.
Bij mondeling vonnis van 5 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter de executieverkoop opnieuw geschorst tot en met 2 maart 2021, waarbij is bepaald dat [S] uiterlijk tot en met 24 februari 2021 de gelegenheid heeft om een bod aan de deurwaarder te laten doen op alle roerende zaken ineens. In voormeld vonnis is bepaald dat [S] gedurende maximaal 40 uur bij BVA een inventarisatie mocht maken van de in beslaggenomen werken, waarvoor aan BVA een redelijk loon verschuldigd zal zijn van € 500,- per medewerker per dag exclusief btw, voor maximaal twee personen per dag.
2.12.
Op 2 maart 2021 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Bij die gelegenheid heeft de heer K.W.A. van der Meer, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar, aangegeven dat de heren [D] en [W] op woensdag 10 februari 2021 bij BVA zijn geweest om de kunstwerken van [S] te bezichtigen teneinde potentiële investeerders te kunnen adviseren. Op woensdag 17 februari 2021 is de heer [D] opnieuw bij BVA geweest. In verband met deze bezichtigingen zijn op 10 februari 2021 de hele dag en op
17 februari 2021 twee uur en een kwartier twee medewerkers van BVA aldaar aanwezig geweest.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[S] vordert in conventie dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de gemeente zal bevelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis:
- de aangezegde (executoriale) verkoop startende op donderdag 21 januari 2021 via BVA zoals aangezegd bij exploot van 15 december 2020 te staken en gestaakt te
houden; en daarbij tevens de gemeente te verbieden om tot verkoop over te gaan anders
dan op zodanige wijze dat [S] de volgorde bepaalt; zulks op straffe van verbeurte
van een dwangsom te betalen aan de eiser die de overtreding vaststelt en inroept;
II. de gemeente zal veroordelen om primair de gelegde beslagen met bewaring op te heffen en subsidiair de bewaring op te heffen, althans de roerende zaken aan [S] af te geven, al dan niet onder het stellen van de voorwaarde dat [S] aan de gemeente een pandrecht verleent op de roerende zaken onder de voorwaarde dat de verkoopopbrengst tot het beloop van de vordering op een derdenrekening tot zekerheid wordt gehouden, voor zover dat niet zijn de werkmaterialen van [S] , vakliteratuur en zaken vallende onder het beslagverbod van artikelen 447 en 448 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), op straffe van een dwangsom;
III. de gemeente zal veroordelen om primair de gelegde beslagen met bewaring
op te heffen en subsidiair de bewaring op te heffen, van de werktuigen, gereedschappen, werkmaterialen en onvoltooide kunstwerken van [S] alsmede vakliteratuur en zaken vallende onder het beslagverbod van artikelen 447 en 448 Rv, met het bevel om aan hem toegang te verschaffen ten behoeve van het opstellen van een inventarisatie en [S] en deze roerende zaken aan [S] af te geven; op straffe van een dwangsom;
IV. de gemeente zal bevelen de beslagen welke gelegd zijn op roerende zaken
van derden op te heffen en deze af te geven aan [S] teneinde teruggaaf aan de
rechthebbenden te bewerkstelligen, met bevel om aan hem aan de toegang te verschaffen tot de opslag om hem in de gelegenheid te stellen om een inventarisatie te maken van de betreffende roerende zaken van derden;
V. de gemeente zal veroordelen de gelegde beslagen van de zaken van hoogst
persoonlijke aard op te heffen en aan [S] af te geven; op straffe van een dwangsom;
VI. de gemeente, voor zover het executoriale recht in stand blijft, te bevelen om
medewerking te verlenen aan
- het onder auspiciën van [S] zelf verkopen van zijn kunstwerken waarbij
de opbrengst op een nader aan te wijzen rekening derdengelden wordt gestort
tot op de omvang van de vordering van de gemeente;
- de kunstcollectie elders op te slaan waarmee het oplopen van de opslagkosten
van de gemeente zal worden beëindigd;
een en ander op straffe van verzochte dwangsommen; te betalen aan de eiser die de overtreding vaststelt en inroept;
VII. de gemeente zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Op 27 februari 2021 heeft [S] zijn eis als volgt aangevuld:
VIII. [S] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen dat een nader door [S] aan te wijzen schade-expert tot BVA wordt toegelaten om de schade te taxeren c.q. vast te stellen;
IX. [S] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen dat de gemeente BVA opdracht geeft schade-beperkende maatregelen te nemen om verder optredende schade te voorkomen zo nodig conform nader te geven instructies van de zijde van de schade-expert en/of van [S] zelf of zijn vertegenwoordigers;
een en ander op straffe van een dwangsom.
3.3.
De gemeente vordert (in reconventie) - na wijziging van haar eis ter zitting van
5 februari 2021 - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
Primair
1. zal bepalen dat de gemeente de executie van de roerende zaken van [S] (op dit moment opgeslagen bij BVA) door middel van openbare verkoop mag voortzetten op een door de deurwaarder te bepalen wijze zonder dat [S] inspraak heeft in de volgorde/orde van de roerende zaken/kunstwerken waarbij de roerende zaken van [S] (die op dit moment bij BVA opgeslagen zijn) tot de datum van verkoop mogen worden opgeslagen bij BVA als bewaarder (en BVA zo nodig als bewaarder te benoemen);
2. zal bepalen dat [S] dient te gehengen en te gedogen dat de openbare verkoop van de roerende zaken van [S] op 15 maart 2021 (of op een conveniërende datum gelegen na 15 maart a.s.) mag plaatsvinden waarbij deze veiling niet eerder dan op 26 februari 2021 online zal komen te staan; waarna de volgende veiling op 16 maart a.s. online kan worden gezet waarna openbare verkoop van deze veiling op 29 maart a.s. zal plaatsvinden (of op een conveniërende datum na 29 maart a.s.) waarna de volgende veilingen mogen plaatsvinden waarbij de deurwaarder telkens tijdig de aankondiging van de verkoop met plaats, de dag en het uur van de openbare verkoop dient te verzorgen;
3.
zal bepalen dat [S] binnen vijf dagen na een schriftelijk verzoek daartoe van de gemeente medewerking dient te verlenen aan alle verzoeken van de gemeente, BVA en de deurwaarder ten behoeve van de veiling(en) (bijvoorbeeld het signeren van stukken, vragen over wie de kunstenaar van een bepaald werk is zo mogelijk beantwoorden en vragen over eventuele bruikleengevers beantwoorden) op straffe van een dwangsom;
4. zal bepalen dat met uitzondering van de kindertekeningen zoals genoemd in de brief van 6 oktober 2020 (productie E13 [S] ) alle roerende zaken die in beslag zijn genomen door de gemeente (en Friedberg & Mahn) executoriaal/openbaar mogen worden verkocht waaronder begrepen de ‘werktuigen’ en de ‘zaken van hoogst persoonlijke aard’;
5. zal bepalen dat indien en voor zover na 5 februari 2021 a.s. [S] nog gelegenheid krijgt om een onderhandse verkoop van de roerende zaken te laten plaatsvinden deze onderhandse verkoop alleen mag plaatsvinden indien en voor zover BVA van oordeel is dat met de openbare verkoop via BVA geen hogere verkoopprijs tot stand kan worden gebracht én te bepalen dat bij een onderhandse verkoop de koper op de derdenrekening van BVA de koopsom dient te voldoen waarin een courtage van 6% voor BVA is inbegrepen alsmede de koper op de derdengeldrekening van BVA bovenop de koopprijs het opgeld van 29% inclusief btw voor BVA dient te voldoen;
6. zal bepalen dat [S] voor voorbereidende werkzaamheden voor bezoeken van potentiële kopers die door [S] worden aangedragen en voor bezoeken buiten de kijkdagen om van potentiële kopers die door [S] worden aangedragen voorafgaand aan deze bezoeken aan de gemeente een vergoeding van € 520,- ex btw dient te betalen als voorschot voor de werkzaamheden die BVA voor een bedrag van € 520,- ex btw per dag in rekening brengt. Na de bezoeken wordt dan afgerekend conform de factuur van BVA die de gemeente aan [S] verstrekt waarbij het voorschot wordt verrekend;
Subsidiair
[S] zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de executie van de roerende zaken (veilingen) plaatsvindt onder bepaling dat [S] vanaf het moment dat er met de veilingen een opbrengst van € 850.000,- is behaald, per veiling uiterlijk tot vijf dagen van te voren inspraak mag hebben in de orde van de verkoop van die veiling, in die zin dat de lijst van kunstwerken/roerende zaken van die veiling uiterlijk zeven dagen voor de veiling door de deurwaarder/gemeente wordt aangeleverd waarbij [S] kan aangeven welke zaak eerder of later op de internetpagina van het veilinghuis wordt getoond waarna de deurwaarder de definitieve volgorde bepaalt. Indien [S] uiterlijk vijf dagen voor de veiling geen volgorde aangeeft, staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen zonder rekening te houden met een volgorde/orde van de kunstwerken/roerende zaken die door [S] is bepaald;
Meer subsidiair
[S] zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de executie van de roerende zaken (veilingen) plaatsvindt onder bepaling dat [S] vanaf het moment dat er met de veilingen een opbrengst van € 850.000,- is behaald [S] van te voren inspraak mag hebben in de orde van de verkoop van die veilingen die plaatsvinden nadat de opbrengst van € 850.000,- is behaald in die zin dat [S] binnen veertien dagen na verzending van de lijsten met de te veilen stukken inspraak mag hebben in de gehele volgorde van de verkoop van de kunst van de veiling waarbij per veiling mag worden aangegeven welke categorie(en) van kunstwerken mag worden verkocht waarna de deurwaarder de definitieve volgorde bepaalt. Indien [S] binnen de termijn van veertien dagen geen volgorde aangeeft staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen zonder rekening te houden met een volgorde/orde van de kunstwerken/roerende zaken die door [S] is bepaald;
Meer meer subsidiair
[S] zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de executie van de roerende zaken plaatsvindt onder bepaling dat [S] per veiling uiterlijk tot vijf dagen van te voren inspraak mag hebben in de orde van de verkoop van die veiling in die zin dat de lijst van kunstwerken/roerende zaken van die veiling uiterlijk zeven dagen voor de veiling door de deurwaarder/gemeente wordt aangeleverd waarbij [S] kan aangeven welke zaak eerder of later op de internetpagina van het veilinghuis wordt getoond waarna de deurwaarder de definitieve volgorde bepaalt. Indien [S] uiterlijk vijf dagen voor de veiling geen volgorde aangeeft staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen;
Meer meer meer subsidiair
[S] zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de veilingen plaatsvinden onder de voorwaarde dat [S] van te voren inspraak mag hebben in de orde van de verkoop van die veiling in die zin dat [S] binnen veertien dagen na verzending van de lijsten met de te veilen stukken inspraak mag hebben in de gehele volgorde van de verkoop van de kunst van de veiling waarbij per veiling mag worden aangegeven welke categorie(en) van kunstwerken mag worden verkocht waarna de deurwaarder de definitieve volgorde bepaalt. Indien [S] binnen de termijn van veertien dagen geen volgorde aangeeft staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen zonder rekening te houden met een volgorde/orde van de kunstwerken/roerende zaken;
Meer meer meer meer subsidiair (voorwaardelijk indien de gemeente de executie niet mag vervolgen)
I. Indien en voor zover de gemeente de executie niet mag vervolgen en/of indien BVA het executietraject in opdracht van de gemeente niet zal verzorgen: zal bepalen dat [S] binnen veertien dagen na het verzenden van de factuur de kosten moet vergoeden die de gemeente aan BVA zal moeten betalen vanwege het beëindigen van het executietraject bij BVA;
II. Indien en voor zover de gemeente de executie niet mag vervolgen en/of indien BVA het executietraject in opdracht van de gemeente niet zal verzorgen: [S] zal veroordelen om de opgeslagen roerende zaken bij BVA binnen een termijn van 2 weken na het wijzen van dit vonnis dient te verplaatsen van BVA naar de nieuwe opslagplaats waarbij [S] hiervoor de kosten draagt (opslagkosten, transportkosten, verzekering et cetera);
Voor alle vorderingen: Primair, subsidiair, meer subsidiair, meer meer subsidiair, etc.
7.
zal bepalen dat [S] dient te gehengen en te gedogen dat de executieveilingen plaatsvinden onder de voorwaarde dat [S] voorafgaand aan de veiling binnen veertien dagen na verzending van de lijsten met de te veilen stukken door de gemeente dient aan te geven welke werken [S] wenst te signeren waarna hij de gelegenheid krijgt om de werken die hij vooraf heeft aangegeven op de lijst nog te signeren op een daartoe door de gemeente/deurwaarder te bepalen dag of dagen. Indien [S] de lijsten niet of niet tijdig aanlevert en/of niet op de aangegeven dag of dagen naar de signeerlocatie toekomt, staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen zonder dat de werken gesigneerd zijn;
8. [S] zal verbieden om handelingen te verrichten die de executie van de roerende zaken van [S] (op dit moment opgeslagen bij BVA) belemmeren op straffe van het verbeuren van een dwangsom;
9. [S] zal verbieden om met onmiddellijke ingang na dit vonnis beslag(en) te doen leggen voor zover zijn gepretendeerde vorderingen verband houden met het gestelde feitencomplex als opgenomen in het als productie E7 [S] overgelegde rapport, op straffe van het verbeuren van een dwangsom;
10. [S] tegen behoorlijk bewijs van kwijting zal veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, indien deze kosten niet binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis zijn voldaan.
3.4.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Vordering I: gestaakt houden executie en verbod op verkoop anders dan dat [S] de volgorde bepaalt
4.1.
Tijdens de (voortgezette) mondelinge behandeling op 2 maart 2021 is gebleken dat er tot en met die datum geen concreet bod op de kunstcollectie aan de deurwaarder is gedaan. Mr. Molenaar heeft dit desgevraagd bevestigd. Hieruit volgt dat de gemeente - die de executie heeft overgenomen van de eerste beslaglegger, Friedberg & Mahn (de voormalige advocaat van [S] ) - gerechtigd is over te gaan tot de door haar aangezegde (executoriale) verkoop. Gelet hierop zal de (hiervoor onder 3.1. sub I. weergegeven) vordering van [S] om de - uiteindelijk tot 2 maart 2021 - geschorste executie gestaakt te houden, worden afgewezen.
4.2.
Met betrekking tot de door [S] gevorderde wijze van verkoop die ertoe strekt dat hij de volgorde daarvan bepaalt, wordt verwezen naar voormeld vonnis van 7 januari 2021, waarin is geconcludeerd dat [S] op grond van artikel 470 Rv betrokken dient te worden bij de wijze van verkoop, met name waar het betreft de (volg)orde volgens welke de zaken zullen worden verkocht. De gemeente heeft tijdens de mondelinge behandeling op
2 maart 2021 aangevoerd en met stukken onderbouwd dat zij (de advocaat van) [S] op
12 januari 2021 heeft verzocht om uiterlijk op 27 januari 2021 mee te delen of er inzake de orde van verkoop, naast het starten met de serie Intarsia en Bamboo, nog andere voorkeuren zijn en dat hierop geen inhoudelijke reactie is ontvangen. Daarom zal het beroep op artikel 470 Rv op dit moment worden gepasseerd. Ook in zoverre is vordering I niet toewijsbaar.
Vorderingen II tot en met V: opheffing beslagen en/of bewaring
4.3.
Bij mondeling deelvonnis van 7 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter de hiervoor onder 3.1. onder II. weergegeven vordering van [S] tot opheffing van de gelegde beslagen afgewezen. Dit betekent dat op deze vordering niet nog eens zal worden beslist. Het door [S] eerst ter zitting van 7 januari 2021 gedane beroep op rechten die voortvloeien uit de Auteurswet is reeds verworpen. Wat hierover tijdens de voortgezette mondelinge behandelingen op 5 februari 2021 en met name 2 maart 2021 namens [S] nog (aanvullend) is gesteld, wordt om die reden buiten beschouwing gelaten.
Beslagen op werktuigen, gereedschappen, werkmaterialen en onvoltooide kunstwerken van [S] alsmede vakliteratuur
4.4.
Met betrekking tot het verzoek om opheffing van de beslagen die zijn gelegd op werktuigen, gereedschappen, werkmaterialen en onvoltooide kunstwerken van [S] alsmede vakliteratuur stelt de voorzieningenrechter voorop dat het begrip "ambachtlieden en werklieden" beperkt moet worden uitgelegd in die zin dat daaronder slechts zij vallen die voor hun levensonderhoud van hun lichamelijke arbeid afhankelijk zijn en derhalve door uitwinning van hun gereedschap gevaar zouden lopen niet meer in dit levensonderhoud te kunnen voorzien. Uit de rechtspraak volgt dat het beslagverbod in artikel 447 Rv, waarop [S] zich beroept, zeer restrictief moet worden toegepast (vergelijk Hoge Raad 14 juni 1991, NJ 1991, 631). De voorzieningenrechter wil [S] als kunstenaar zeker wel gelijkstellen met een ambachtsman, maar [S] heeft niet aangeduid welke specifieke in beslag genomen materialen hij als kunstenaar nodig heeft om kunstwerken te kunnen maken en zodoende inkomsten te kunnen blijven verwerven. Daarom wordt zijn beroep op artikel 447 Rv (oud) verworpen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het voor de hand ligt dat materialen die als “gereedschap” zouden kunnen worden beschouwd, niet direct bij de eerste veiling zullen worden verkocht.
Beslagen op roerende zaken van derden
4.5.
Namens [S] is niet aangegeven welke concrete zaken het betreft, maar indien en voor zover er beslagen zijn gelegd op roerende zaken van derden, geldt dat deze niet aan [S] hoeven te worden geretourneerd. De desbetreffende zaken zullen worden afgegeven aan de rechthebbenden, voor zover die onderbouwd aan de deurwaarder van de gemeente kenbaar hebben gemaakt dat zij rechthebbenden zijn. Deze vordering (IV) zal worden afgewezen. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de gemeente ter zitting van 2 maart 2021 heeft verklaard dat de zaken waarvan wordt betwist dat deze eigendom zijn van [S] , niet zonder nader onderzoek zullen worden geveild.
Beslagen op zaken van hoogst persoonlijke aard
4.6.
Met betrekking tot de zaken van hoogst persoonlijke aard is evenmin aangeduid om welke concrete zaken het gaat. De voorzieningenrechter kan vordering V daarom niet toewijzen.
Vordering VI: veiling door [S] en elders opslaan kunstcollectie
4.7.
In het vonnis van 7 januari 2021 is al overwogen dat de voorzieningenrechter er niet voor heeft gekozen om de veiling te laten organiseren door de beslagene, te weten [S] .
In voormeld vonnis is (evenals in het vonnis van 7 oktober 2020) ook beslist dat de verkoop van de kunstwerken via BVA dient te verlopen. Het is dan ook niet opportuun om de kunstcollectie elders op te slaan, bijvoorbeeld opnieuw bij [de eerste bewaarder]. Overigens is het de vraag of [de eerste bewaarder] op dit moment (wel) voldoende opslagruimte heeft, zoals [S] stelt en de gemeente betwist. Dit nog los van de vraag of een verplaatsing van de kunstwerken uiteindelijk zou leiden tot besparing van kosten. Deze vordering is ook niet toewijsbaar.
Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de eerdere verplaatsing van de in beslag genomen zaken van [de eerste bewaarder] naar BVA in het vonnis van 7 oktober 2020 onrechtmatig werd geacht. Dat was echter in de situatie dat de eerste beslaglegger, Friedberg & Mahn, zich tegen de executie verzette. Die situatie is inmiddels achterhaald, want de gemeente is nu de executant die de verkoop voor beide beslagleggers voortzet.
Vordering VIII: beoordeling kunstcollectie door een schade-expert
4.8.
Over vordering VIII overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het enkele feit dat er inmiddels, ook volgens de gemeente, beschadigingen zijn geconstateerd aan een aantal kunstwerken, rechtvaardigt op zichzelf nog niet dat in dit stadium van deze procedure de
gehelekunstcollectie door een (nader te bepalen) schade-expert zou moeten worden beoordeeld op de aanwezigheid van (verdere) schade. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat een dergelijk onderzoek tijdrovend en kostbaar is. Dit onderdeel van de vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking.
Vordering IX: opdracht gemeente aan BVA om schadebeperkende maatregelen te treffen
4.9.
De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding om te bepalen dat de gemeente BVA opdracht geeft schadebeperkende maatregelen te treffen, zoals [S] vordert (vordering IX).
Een bruiklener moet de zaak bij het einde van de bruikleen in beginsel teruggeven in de staat waarin hij deze ontvangen heeft (HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit uitgangspunt van overeenkomstige toepassing als het gaat om bewaarneming. Hieruit volgt dat op BVA als huidige bewaarder van de inbeslaggenomen zaken de verplichting rust om als goed huisvader voor die zaken te zorgen. Om te bewerkstelligen dat BVA de zorg van een goed huisvader in acht neemt, is dan ook geen uitdrukkelijke aanwijzing van de gemeente nodig. Daar komt nog bij dat ook dit onderdeel van de vordering onvoldoende concreet geformuleerd is om te worden toegewezen.
Indien en voor zover bij het einde van de bewaarneming mocht blijken dat BVA niet als een goed huisvader voor de inbeslaggenomen zaken heeft gezorgd, waardoor schade is ontstaan, dan kan de desbetreffende partij (de deurwaarder, de gemeente, [S] , de verzekeraar) BVA daarvoor aansprakelijk stellen. Ook deze vordering zal worden afgewezen.
in reconventie
Primaire vorderingen4.10. In conventie is bepaald dat de gemeente mag overgaan tot de aangezegde executieverkoop. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 heeft mr. Van der Poel meegedeeld dat deze verkoop over vijf weken kan plaatsvinden. De verzochte verkoopdatum 5 april 2021 is de tweede Paasdag en de gemeente heeft ter zitting verklaard niet op die dag te willen veilen. Op 6 april 2021 dient het hoger beroep bij het gerechtshof in Amsterdam in verschillende procedures tussen partijen. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding om te bepalen dat de door de gemeente aangezegde verkoop vanaf vrijdag 9 april 2021 volgens plan via BVA kan worden gehouden. Zoals hiervoor overwogen, betreft dit de eerste van een achttal veilingen. De veiling mag twee weken voor die datum, te weten op
26 maart 2021, online worden gepubliceerd. In zoverre zijn de primaire vorderingen 1. en 2. van de gemeente toewijsbaar.
Het voorgaande laat onverlet dat het potentiële kopers of investeerders vrijstaat op de veiling(en) mee te bieden of voorafgaande aan de veiling een bod aan de deurwaarder te laten doen op alle roerende zaken ineens.
4.11.
Als de deurwaarder in verband met de eerste veiling tegen problemen aanloopt, die een onverwijlde voorziening behoeven, dan bestaat de mogelijkheid van een door de deurwaarder aanhangig te maken executiegeschil (artikel 483 lid 5 Rv). De deurwaarder heeft eerder in deze procedure van die mogelijkheid gebruikgemaakt, wat heeft geleid tot het vonnis van 7 oktober 2020.
De voorzieningenrechter acht het raadzaam dat alvorens een volgende veiling zal plaatsvinden, in het belang van alle partijen eerst de ervaringen en uitkomsten van de eerste veiling geëvalueerd zullen worden en dat aan de hand daarvan zal worden bepaald hoe de veiling verder zal verlopen. Daarbij zou aan de orde kunnen zijn dat [S] voor een eventuele volgende verkoop wel tijdig een volgorde van de te verkopen zaken zal kunnen aangeven.
4.12.
De voorzieningenrechter merkt daarbij nog het volgende op.
Het gaat hier om een executieveiling van roerende zaken. De openbare verkoop wordt in het openbaar gehouden ten overstaan van de deurwaarder en op een door deze aan te wijzen plaats. In dit geval heeft de deurwaarder ervoor gekozen om de roerende zaken via een internetveiling te koop aan te bieden, omdat het om kunstvoorwerpen gaat. Dat is hem toegestaan en ook dat de veiling via BVA zal verlopen.
De verkoop wordt gehouden bij opbod, eventueel gevolgd door afmijning. Als op de veiling een bod zal worden uitgebracht, is het echter niet aan het veilinghuis, maar aan de deurwaarder om namens de executanten te beoordelen of dat bod aanvaard wordt.
De namens de gemeente opgestelde taxatie zal daarbij als richtsnoer kunnen dienen. Bij een extreem laag bod zou de deurwaarder ervoor kunnen kiezen om de verkoop op een later moment te herhalen.
4.13.
Vordering 3. van de gemeente die ertoe strekt dat [S] medewerking dient te verlenen aan alle verzoeken van de gemeente, BVA en de deurwaarder ten behoeve van de veilig(en) is te ruim en te algemeen geformuleerd om te worden toegewezen. Aangezien de gemeente niet heeft onderbouwd waarop de vordering om (bepaalde) werken te signeren of te stempelen is gebaseerd, zal deze vordering wegens het ontbreken van een grondslag worden afgewezen. Het staat [S] vrij om zelf te bepalen of hij werken wenst te signeren of te stempelen. Rechthebbenden van werken waarvan [S] niet de eigenaar is, dienen zich - zoals gemeld - tot de deurwaarder te wenden. De contactgegevens van de bruikleengevers zijn inmiddels verstrekt, waarna deze eis ter zitting van 2 maart 2021 is ingetrokken.
4.14.
Gelet op wat hiervoor in conventie onder 4.4. en 4.6. is overwogen, zal de vordering onder 4. niet worden toegewezen. Vorderingen 5. en 6. zijn inmiddels achterhaald.
4.15.
Aangezien het primair gevorderde (grotendeels) toewijsbaar is, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de beoordeling van de subsidiaire (voorwaardelijke) vorderingen.
4.16.
De algemene vorderingen 7 tot en met 9 zijn eveneens te ruim en te algemeen geformuleerd en/of ontberen een grondslag. Bezien tegen die achtergrond en gelet op wat hiervoor is overwogen en om onduidelijkheden te voorkomen, zullen deze vorderingen worden afgewezen.
voorts in conventie en in reconventie
4.17.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [S] af,
in reconventie
5.2.
bepaalt dat de gemeente de executie van de roerende zaken van [S] door middel van openbare verkoop mag voortzetten op een door de deurwaarder te bepalen wijze zonder dat [S] bij de eerste veiling inspraak heeft in de volgorde/orde van de roerende zaken/kunstwerken, waarbij de roerende zaken van [S] (die op dit moment bij BVA opgeslagen zijn) tot de datum van verkoop mogen worden opgeslagen bij BVA,
5.3.
bepaalt dat [S] dient te dulden dat de eerste openbare verkoop van de roerende zaken van [S] op 9 april 2021 mag plaatsvinden, waarbij deze veiling niet eerder dan op 26 maart 2021 online zal komen te staan,
5.4.
bepaalt dat vervolgens eerst de ervaringen en uitkomsten van de eerste veiling geëvalueerd zullen worden en dat aan de hand daarvan zal worden bepaald hoe de veiling verder zal verlopen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde,
voorts in conventie en in reconventie
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.L. Ypma op 16 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: PY