ECLI:NL:RBNHO:2021:2071

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
C/15/310517 / HA ZA 20-751
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 223 Rv tot betaling van een voorschot afgewezen; aanmerkelijk restitutierisico

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is op 10 maart 2021 vonnis gewezen in een incident dat door [eiseres] was ingediend. [Eiseres] vorderde een voorschot van € 60.000,- exclusief btw van Timmerfabriek Schouten B.V. in afwachting van de uitkomst van de hoofdzaak. De rechtbank oordeelde dat de toewijzing van de vordering onvoldoende vaststaat, gezien het aanmerkelijke restitutierisico. De rechtbank overwoog dat de vordering tot betaling van het voorschot niet voldeed aan de vereisten van artikel 223 Rv, omdat de vordering in de hoofdzaak niet voldoende vaststaat. De rechtbank wees erop dat de opzegging van de managementovereenkomst door Timmerfabriek Schouten niet onterecht was en dat er geen redelijke opzegtermijn in acht was genomen. De rechtbank besloot dat de incidentele vordering tot betaling van het voorschot werd afgewezen en dat [eiseres] Holding als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident werd veroordeeld. Tevens werd [eiseres] Holding toegestaan zich aan de zijde van [eiseres] te voegen in de procedure. De rechtbank compenseerde de kosten van het incident tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak werd vervolgens aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
Vonnis in incident van 10 maart 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/310517 / HA ZA 20-751 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. S. Hartog te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TIMMERFABRIEK SCHOUTEN B.V.,
gevestigd te Zwaagdijk-Oost,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. E. Hoekstra te Alkmaar,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/310523 / HA ZA 20-753 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. S. Hartog te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TIMMERFABRIEK SCHOUTEN B.V.,
gevestigd te Zwaagdijk-Oost,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. E. Hoekstra te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Timmerfabriek Schouten genoemd worden.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
in de zaak 20-751
  • het verzoekschrift van 15 juni 2020 tot vernietiging ontslag op staande voet met producties 1 tot en met 13;
  • het verweerschrift tevens bevoegdheidsincident tevens houdende (voorwaardelijke) zelfstandige (tegen)verzoeken met producties 1 tot en met 15;
  • het verweerschrift op het bevoegdheidsincident en akte wijziging eis met producties 14 tot en met 23;
  • de akte wijziging (grondslag) eis en producties 16 tot en met 24;
in de zaak 20-753
  • het verzoekschrift van 10 augustus 2020 tot vernietiging ontslag op staande voet met producties 1 tot en met 13;
  • het verweerschrift tevens bevoegdheidsincident tevens houdende (voorwaardelijke) zelfstandige (tegen)verzoeken met producties 1 tot en met 22;
  • het verweerschrift op het bevoegdheidsincident en akte wijziging eis met producties 14 tot en met 23;
  • de akte wijziging (grondslag) eis en producties 23 en 24;
in beide zaken
  • de mondelinge behandeling van 24 september 2020 en de daar overgelegde spreekaantekeningen van mr. Hartog en mr. Hoekstra voornoemd;
  • de verwijzingsbeschikking van 22 oktober 2020 van de kantonrechter van rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar;
  • de conclusie van eis tevens houdende incidentele conclusie tot voeging ex artikel 217 Rv;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van antwoord in het incident ex artikel 217 Rv tevens houdende eis in reconventie;
  • de incidentele conclusie ex artikel 223 Rv verzoek om voorlopige voorziening tot betaling van een voorschot met producties 26 en 27;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in beide incidenten.
1.3.
Beide zaken zijn gelet op de onderlinge samenhang ten aanzien van zowel de betrokken partijen als het onderwerp van het geschil op de rol gevoegd en nadien gezamenlijk behandeld. Om die reden wordt in beide zaken gelijktijdig vonnis gewezen. Wat hierna wordt overwogen betreft dus beide zaken, tenzij uitdrukkelijk anders wordt vermeld.

2.De hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak gaat het – kort gezegd – om de koepelovereenkomst die de heer [xx] (namens Frans Schouten Holding B.V. en Timmerfabriek Schouten B.V.), [eiseres] en de heer [yy] (hierna: [yy] ) op 28 maart 2019 hebben gesloten. In verband met deze overeenkomst is de huidige vennootschap Timmerfabriek Schouten opgericht en heeft [eiseres] op 14 maart 2019 de vennootschap [eiseres] Holding B.V. (hierna: [eiseres] Holding) opgericht.
[eiseres] heeft vanaf 1 januari 2020 via [eiseres] Holding management fee bij Timmerfabriek Schouten in rekening gebracht. Partijen hebben vanaf die datum invulling gegeven aan de managementovereenkomst.
Op 17 april 2020 heeft Timmerfabriek Schouten de samenwerking met [eiseres] per e-mail beëindigd en de koepelovereenkomst ontbonden.
2.2.
De vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak zien op vernietiging van de gedane opzeggingen van de managementovereenkomst. Volgens [eiseres] is Timmerfabriek Schouten gehouden tot nakoming van de managementovereenkomst en daarmee doorbetaling van de management fee van € 10.000,- exclusief btw per maand. Indien geoordeeld zal worden dat de gedane opzeggingen wel rechtsgevolg hebben dan vordert [eiseres] betaling van schadevergoeding. Timmerfabriek Schouten heeft zonder enig verbetertraject of eerdere gesprekken de koepelovereenkomst per direct ontbonden terwijl Timmerfabriek Schouten minstens een opzegtermijn van anderhalf jaar in acht had moeten nemen.
2.3.
Timmerfabriek Schouten heeft in de hoofdzaak voor antwoord geconcludeerd. Timmerfabriek Schouten voert – kort gezegd – aan dat in de koepelovereenkomst uitdrukkelijk een mogelijkheid is opgenomen om de samenwerking op te zeggen zonder een opzegtermijn dan wel een compensatie in acht te (moeten) nemen. De koepelovereenkomst is rechtsgeldig opgezegd.

3.Het geschil in het incident ex artikel 217 Rv

3.1.
[eiseres] vordert in het incident om toe te staan dat [eiseres] Holding zich voegt aan de zijde van [eiseres] . [eiseres] stelt dat zij daar als aandeelhoudster belang bij heeft. [eiseres] Holding is namelijk de managementovereenkomst met Timmerfabriek Schouten aangegaan.
3.2.
Timmerfabriek Schouten refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling in het incident ex artikel 217 Rv

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Het geschil in het incident ex artikel 223 Rv

5.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank Timmerfabriek Schouten veroordeelt tot betaling van een voorschot, bestaande in de betaling van € 60.000,- exclusief btw, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag. Tevens vordert [eiseres] dat de rechtbank Timmerfabriek Schouten veroordeelt in de kosten van het incident.
5.2.
[eiseres] legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat zij in afwachting van de bodemprocedure behoefte heeft aan een voorschot. Zij had enige reserve opgebouwd maar dit is onvoldoende om aan haar betalingsverplichtingen te kunnen blijven voldoen. Volgens [eiseres] rechtvaardigen de proceskansen in de hoofdzaak de gevorderde ordemaatregel. Timmerfabriek Schouten heeft niet voldaan aan de vereisten van de contractuele opzeggingsgrond uit de koepelovereenkomst. Er is geen redelijke opzegtermijn in acht genomen. Daarnaast is de opzegging ongegrond en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Ten aanzien van het restitutierisico betoogt [eiseres] dat zij aandelen in bezit heeft, waarvan nog een waardebepaling dient te worden opgesteld.
5.3.
Timmerfabriek Schouten voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in incident.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in het incident ex artikel 223 Rv

6.1.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tot betalen van managementfee is gesloten tussen [eiseres] Holding en Timmerfabriek Schouten.
6.2.
Op grond van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening treft voor de duur van het geding, mits de vordering samenhangt met de hoofdvordering. Aan deze vereisten is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met een deel van de hoofdvordering – er wordt een voorschot gevraagd op de in de hoofdzaak gevorderde doorbetaling van de managementfee – en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven.
6.3.
Vervolgens dient de rechtbank, evenals in kort geding, de belangen van partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak, en van de proceskansen daarin. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom, zoals in dit geval, is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde voorziening niet aan de hiervoor genoemde maatstaf voldoet. Het is voldoende aannemelijk dat er sprake is van een aanmerkelijk restitutierisico. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat
zijaandelen in bezit heeft. Maar hieruit kan niet worden afgeleid dat
[eiseres] Holding, indien nodig, in staat zal zijn het ontvangen voorschot terug te betalen. Tevens heeft Timmerfabriek Schouten een reconventionele vordering ingesteld waarbij zij heeft gesteld dat [eiseres] dan wel [eiseres] Holding toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen en/of dat zij onrechtmatig hebben gehandeld.
6.5.
Uit het gevoerde partijdebat volgt dat de door [eiseres] Holding gestelde onrechtmatige opzeggingen gemotiveerd worden betwist. Zo heeft Timmerfabriek Schouten gewezen op de bepalingen in de koepelovereenkomst waaruit blijkt dat er bij de opzegging van de overeenkomst met [eiseres] Holding geen opzegtermijn in acht hoeft te worden genomen. Daarnaast heeft Timmerfabriek Schouten aangevoerd dat er meerdere gesprekken tussen partijen hebben plaatsgevonden, waarbij [eiseres] is aangesproken op haar (negatieve) houding richting werknemers en klanten van Timmerfabriek Schouten. Gelet op het voorgaande staat toewijzing van de vordering in de hoofdzaak thans onvoldoende vast om het provisioneel gevorderde bedrag te kunnen toewijzen.
6.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de incidentele vordering tot betaling van een voorschot zal worden afgewezen.
6.7.
[eiseres] Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident ex artikel 217 Rv
7.1.
staat [eiseres] Holding toe om zich in deze procedure aan de zijde van [eiseres] te voegen,
7.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zijn dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident ex artikel 223 Rv
7.3.
wijst het gevorderde af,
7.4.
veroordeelt [eiseres] Holding in de kosten van het incident, aan de zijde van Timmerfabriek Schouten tot op heden begroot op € 563,00,
7.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
7.6.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de mondelinge behandeling van mr. J. Gisolf, in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan de Kruseman van Eltenweg 2 op een door de rechtbank vast te stellen wijze (of
eventueel Skype), datum en tijd,
7.7.
bepaalt dat
[eiseres]dan in persoon aanwezig moet zijn en dat
Timmerfabriek Schoutendan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is deze te vertegenwoordigen,
7.8.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
24 maart 2021voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met augustus 2021, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
7.9.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
7.10.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
7.11.
wijst partijen er op, dat voor de zitting anderhalf uur zal worden uitgetrokken,
7.12.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: DdD