ECLI:NL:RBNHO:2021:2341

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
C/15/301925 / FA RK 20-2016
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning, gezag en omgang van een minderjarige in een complexe familierechtelijke situatie

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 maart 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van een man om vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van zijn zoon, die momenteel onder voogdij staat van zijn tante en grootvader. De man, die de biologische vader is, heeft verzocht om erkenning en om het eenhoofdig gezag over zijn zoon. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de erkenning de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van de minderjarige in gevaar kan brengen. De man heeft niet kunnen aantonen dat de erkenning zou leiden tot een einde aan de conflicten met de voogden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige voogden, de tante en grootvader, de primaire verzorgers zijn van de minderjarige en dat de stabiliteit van de opvoeding voorop staat. De rechtbank heeft ook een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man de minderjarige om de veertien dagen op zaterdagmiddag kan zien en wekelijks telefonisch contact kan hebben. De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen en de huidige voogdij en hoofdverblijfplaats bij de tante bevestigd, met het oog op het welzijn van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
vervangende toestemming tot erkenning, gezag en omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/301925 / FA RK 20-2016
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 24 maart 2021
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. D.E. Post, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
--tegen--
[de grootvader],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de grootvader,
en
[de tante],
wonende op een geheim adres,
hierna mede te noemen: de tante,
samen ook genoemd: de voogden,
advocaat: mr. S.M. Wolfert, kantoorhoudende te Leek, gemeente Westerkwartier.
Het minderjarige kind
[de minderjarige]wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 20 april 2020;
- de brief van de advocaat van de man van 1 mei 2020, ingekomen op 4 mei 2020;
- de beschikking van 15 juli 2020, waarbij [bijzondere curator] te Alkmaar is benoemd tot bijzondere curator;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de voogden, ingekomen op 23 juni 2020;
- het aanvullend verzoekschrift van de man, ingekomen op 25 juni 2020;
- het verslag van de bijzondere curator van 10 september 2020, ingekomen op
11 september 2020;
- het rapport en advies van de Raad van 28 oktober 2020, ingekomen op 2 november 2020;
- het F9-formulier van de advocaat van de tante van 1 december 2020;
- de akte wijziging tevens aanvulling van het zelfstandig verzoek van de tante en de grootvader van 15 december 2020, ingekomen op 22 december 2020;
- het aanvullend verzoek van de man, met bijlagen, ingekomen op 16 februari 2021;
- het F9-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 16 februari 2021;
- de brief van de advocaat van de voogden van 16 februari 2021, ingekomen op dezelfde datum;
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 februari 2021 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. D.E. Post, de voogden bijgestaan door mr. S.M. Wolfert. Voor de voogden was aanwezig de tolk [de tolk] . Voorts zijn verschenen [bijzondere curator] , de bijzondere curator en [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De man en [de moeder] (hierna te noemen: de moeder) hebben een affectieve relatie gehad tot september 2019.
2.2.
Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] geboren het thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] (hierna mede te noemen: [de minderjarige] ).
De moeder is op [datum] te [plaats] overleden.
2.3.
De moeder was vanaf de geboorte van [de minderjarige] van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over hem. Na haar overlijden zijn de tante en de grootvader belast met de voogdij over [de minderjarige] .
[de minderjarige] woont bij de tante.
2.4.
De man heeft gelijktijdig met het onderhavige verzoek een verzoekschrift ingediend tot het treffen van een provisionele vordering, geregistreerd onder procedurenummer C/15/301916/FA RK 20-2011.
Bij beschikking van 15 juli 2020 heeft de rechtbank in genoemde procedure een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld tussen de man en [de minderjarige] en is, mede ten behoeve van onderhavige bodemprocedure, de Raad verzocht onderzoek te doen naar en rapport en advies uit te brengen over de volgende vragen:
- is het in het belang van [de minderjarige] om door de man te worden erkend?
- zo ja, is het in het belang van [de minderjarige] dat de man met het eenhoofdig gezag over hem wordt belast?
- is het vaststellen van een omgangsregeling met de man in het belang van [de minderjarige] , en zo ja, welke omgangsregeling kan dan het meest in het belang van [de minderjarige] worden geacht?
De man heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

3.Verzoek

3.1.
De man heeft verzocht:
- hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [de minderjarige] ;
- de voogdij van de tante en grootvader te beëindigen en de man te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [de minderjarige] ;
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de man is.
- indien de hoofdverblijfplaats niet bij de man wordt bepaald: een omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige] vast te stellen waarbij [de minderjarige] in staat wordt gesteld terug te keren en naar school te gaan op zijn ‘oude’ school, [naam school] te [plaats] , aldus een omgangsregeling waarbij [de minderjarige] in ieder geval van maandag tot en met vrijdag uit school bij de man verblijft, althans een omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige] vast te stellen die de rechtbank juist acht.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoeken heeft de man – samengevat – het volgende gesteld. De man en de moeder hebben samengewoond en een gezin gevormd met [de minderjarige] , van wie de man de verwekker is. Na verbreking van de relatie in september 2019, verbleef [de minderjarige] ieder weekend bij de man. Nadat de vrouw in december 2019 op familiebezoek was geweest op Curaçao, hield zij het contact tussen de man en [de minderjarige] af. De moeder bleef echter wel een beroep doen op de man om [de minderjarige] op te vangen. De moeder had kanker en was terminaal. De man heeft mede gelet hierop met de moeder besproken dat hij [de minderjarige] wilde erkennen en mede belast wilde worden met het ouderlijk gezag, maar het is niet gelukt om dit voor haar overlijden tot stand te brengen. De voogden willen met [de minderjarige] op zeer korte termijn terugkeren naar Curaçao. De man acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij in Nederland bij de man blijft wonen. De man en zijn nieuwe partner kunnen [de minderjarige] een stabiele thuissituatie bieden. Zij staan open voor ondersteuning dan wel hulpverlening in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , die tevens extra zorg en aandacht nodig heeft en speciaal onderwijs volgt op [naam school] . De man vindt het belangrijk dat [de minderjarige] dit onderwijs kan continueren en in zijn vertrouwde sociale omgeving kan blijven. Er zijn geen contra-indicaties om de man te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] en diens hoofdverblijfplaats bij de man te bepalen, aldus de man.

4.Verweer

4.1.
De voogden voeren verweer en verzoeken de verzoeken van de man af te wijzen, althans de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
4.2.
De voogden hebben – samengevat – het volgende aangevoerd. De afgelopen jaren verbleven de tante en de grootvader afwisselend gedurende zes maanden in Nederland om de moeder te ondersteunen bij de zorg en opvoeding van [de minderjarige] . De moeder heeft de tante en grootvader als voogden aangewezen toen zij wist dat zij zou komen te overlijden. Tijdens het ziekbed van de moeder is [de minderjarige] door de voogden verzorgd. Na het overlijden van de moeder hebben zij ook de zorg voor [de minderjarige] op zich genomen. [de minderjarige] woont nu bij de tante en haar partner. Hij gaat naar het regulier onderwijs. Volgens de tante hadden de moeder en de man een zeer belaste geschiedenis, waarin herhaaldelijk sprake was van huiselijk geweld en bedreigingen van de man richting de moeder. De familie van de man is herhaaldelijk door de man bedreigd. De man keek nauwelijks om naar [de minderjarige] en de moeder heeft erkenning door de man bewust niet toegestaan. Desondanks is de tante van mening dat het goed is voor [de minderjarige] om contact te onderhouden met zijn biologische vader. Na het overlijden van de moeder heeft de man [de minderjarige] enkele keren gezien en de tante laat [de minderjarige] regelmatig met de man bellen. De agressieve houding van de man ten opzichte van de tante, de grootvader en de overige familieleden van moederszijde stonden aan het tot stand komen van een structurele omgangsregeling in de weg. Vanwege de agressieve houding van de man wil de tante niet dat de man te weten komt waar zij met [de minderjarige] woont. Zij is wel bereid om een omgangsregeling op neutraal terrein te faciliteren. De voogden achten het niet in het belang van [de minderjarige] dat de man, als hij juridisch ouder wordt van [de minderjarige] , met het gezag over hem wordt belast, noch dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de man zal zijn.
4.3.
Bij wijze van -gewijzigde- zelfstandige verzoeken hebben de voogden verzocht:
- te bepalen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de tante;
- een omgangsregeling vast te stellen inhoudende dat de man [de minderjarige] één zaterdagmiddag in de twee weken kan zien in [plaats] van 12:00 uur tot 17:00 uur wanneer [de minderjarige] in Nederland verblijft en te bepalen dat, indien [de minderjarige] met zijn tante, dan wel met beide voogden, al dan niet tijdelijk op Curaçao verblijft, er omgang is tussen [de minderjarige] en de man tijdens de vakanties, in onderling overleg nader te bepalen;
- te bepalen dat er wekelijks belcontact is tussen de man en [de minderjarige] ;
- dan wel een door de rechtbank te nemen beslissing.

5.Verslag van de bijzondere curator

5.1.
Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt onder meer het volgende.
5.2.
[de minderjarige] heeft tegenover de bijzondere curator verklaard dat zijn moeder wilde dat hij na haar dood bij zijn tante en zijn grootvader ging wonen. [de minderjarige] heeft veel verdriet van het verlies van zijn moeder, maar hij heeft het nu fijn bij zijn tante en wil graag met haar verhuizen naar Curaçao. Hij ziet de man elke twee weken. [de minderjarige] vindt het niet fijn dat de man dan steeds vraagt of hij bij hem komt wonen. [de minderjarige] heeft voorts verteld dat de man hem sloeg, waarbij eenmaal met een riem. De moeder en de man maakten heel veel ruzie, waarbij de man hard op de moeder schold.
5.3.
De grootvader heeft tegenover de bijzondere curator verklaard dat hij ieder jaar naar Nederland kwam om de moeder te helpen met de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , omdat de moeder niet op de man kon rekenen. De grootvader heeft veel ruzies tussen de man en de moeder meegemaakt en is meerdere malen door de man bedreigd, ook in het bijzijn van [de minderjarige] . De moeder heeft zich altijd verzet tegen de erkenning van [de minderjarige] door de man. Overleg met de man is niet mogelijk en eindigt in geschreeuw. De grootvader vindt het voor [de minderjarige] belangrijk dat hij contact heeft met de man.
5.4.
De tante heeft tegenover de bijzondere curator verklaard dat [de minderjarige] getuige is geweest van huiselijk geweld en ook zelf door de man is geslagen. De tante volgt een SPW-opleiding op Curaçao. Door haar verblijf in Nederland staat de opleiding stil, maar de tante wil de opleiding wel afronden. De tante kwam regelmatig voor meerdere maanden naar Nederland om de moeder bij te staan in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , omdat de man dat niet deed. De moeder wilde dat de tante en de grootvader voor [de minderjarige] zouden zorgen na haar overlijden. Het is moeilijk voor de tante om contact te hebben met de man. Hij is onbeschoft en heeft de partner van de zus gedreigd neer te schieten. De tante regelt dat de man contact heeft met [de minderjarige] , omdat zij dat belangrijk vindt voor [de minderjarige] en omdat de moeder dat wilde. De tante vreest dat het gedrag van de man nooit zal ophouden als hij [de minderjarige] mag erkennen. Door de procedures is er nauwelijks tijd om te rouwen over de dood van de moeder.
5.5.
De man heeft twee gesprekken gevoerd met de bijzondere curator. Tijdens het eerste gesprek was de man zichtbaar boos en opgewonden. Hij reageerde ronduit agressief in zijn houding en woorden. De man heeft daarbij aangegeven dat hij vond dat de bijzondere curator haar mening al klaar heeft, dat ze blank is en hij een donkere jongen van Curaçao. De bijzondere curator heeft van de man begrepen dat zijn boosheid wordt gevormd doordat hij van mening is dat de grootvader liegt en hem niet moet, maar dat de man nooit zal opgeven en van de grootvader zal winnen. Uiteindelijk is de man zo boos geworden dat hij de bijzondere curator heeft uitgescholden en haar kantoor heeft verlaten.
De man heeft later spijt gekregen van zijn gedrag, waarna er een tweede gesprek heeft plaatsgevonden. Dit gesprek is rustig verlopen. De man heeft verteld dat hij al jong samen was met de moeder. De moeder is eerst naar Nederland vertrokken, de man is haar later gevolgd. De grootvader is altijd tegen de man geweest. Hij kwam vaak naar Nederland en verbleef in het huis van de moeder, waar ook de man was. Hierdoor ontstonden ruzies. De relatie met de moeder was turbulent. Er was veel ruzie en er werd gescholden, maar dat hoort volgens de man ook wel bij de Antilliaanse cultuur. De relatie is eerder verbroken geweest. Uiteindelijk wilde de man een eigen leven leiden en heeft hij alles achter zich gelaten. Er was een periode geen contact en hij heeft [de minderjarige] toen ook niet gezien. Maar toen de man weer een vriendin had, wilde de moeder niets meer weten van contact. De man is gelovig en hij is ervan overtuigd dat God met hem zal zijn en dat hij zal winnen. De man zal goed voor [de minderjarige] zorgen als die bij hem woont, maar de man kan nog moeilijk aangeven hoe het dagelijks leven eruit zal zien met zijn ploegendiensten en de zorg voor [de minderjarige] . Ook ziet de man niet goed voor zich hoe hij het contact tussen [de minderjarige] en de familie van de moeder moet vormgeven. De man vindt het belangrijk dat hij als vader op de geboorteakte komt te staan. De man vindt dat de tante het beste voor [de minderjarige] kan zorgen. De man vreest echter dat door toedoen van de grootvader de man geheel buitenspel zal worden gezet en dat de tante niet tegen de grootvader op kan. De man vindt het belangrijk dat de tante haar opleiding afmaakt. Ook als dat betekent dat de tante met [de minderjarige] naar Curaçao verhuist. Als de man maar een plek in het leven van [de minderjarige] behoudt. De man wil niet dat de grootvader wint, maar vindt wel dat [de minderjarige] het beste af is bij de tante.
5.6.
De bijzondere curator concludeert dat het verwekkerschap van de man niet ter discussie staat. De man kan derhalve om vervangende toestemming tot erkenning verzoeken. Nu de moeder is overleden dient er een belangenafweging tussen de belanghebbenden plaats te vinden. De moeder heeft blijkens de verklaringen niet vrijwillig willen meewerken aan een erkenning. Het blijft onduidelijk in hoeverre, hoe vaak en op welke wijze de man voor [de minderjarige] heeft gezorgd tijdens de relatie. Er is naar de mening van de bijzondere curator in ieder geval wel sprake van family life tussen de man en [de minderjarige] . De bijzondere curator is voorts van mening dat er is gebleken van omstandigheden die begrijpelijkerwijs bij de voogden gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg hebben gebracht. De stress, angst en onzekerheid die de tante hierdoor ervaart, kunnen een weerslag op [de minderjarige] hebben. De bedoeling van de man was, zoals blijkt uit zijn verzoeken, om [de minderjarige] bij zich te hebben en hem verder op te voeden en te verzorgen. De moeder, die de tante en grootvader tijdens haar ziekbed als voogden heeft aangewezen, was hiertegen, net als de voogden thans.
De erkenning kan in deze zaak moeilijk los worden gezien van de gevolgen voor eventueel gezag en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] . De man heeft aangegeven in te stemmen met een verblijf van [de minderjarige] bij de tante, ook op Curaçao, en niet langer [de minderjarige] op te eisen. Als dat zo is, ziet de bijzondere curator geen bezwaar tegen erkenning. Als de man echter zijn verzoeken handhaaft, acht de bijzondere curator vervangende toestemming voor de erkenning niet in het belang van [de minderjarige] . De man zal strijd blijven voeren en dat is belastend voor de voogden en daarmee voor [de minderjarige] . Het toekomstperspectief is dan voor [de minderjarige] niet duidelijk. Het is de vraag hoe lang de tante, die op dit moment de belangrijkste en veilige opvoeder is van [de minderjarige] , mede gelet op het afronden van haar opleiding en het opbouwen van haar toekomst, dit nog volhoudt. Het lijkt van groot belang dat zij voldoende beschikbaar blijft als opvoeder voor [de minderjarige] .

6.Standpunt van de Raad

6.1.
Uit het rapport van de Raad van 28 oktober 2020 blijkt onder meer het volgende.
6.2.
De Raad heeft uit de gesprekken met betrokkenen opgemaakt dat er geen discussie is over het verwekkerschap van de man. De man en de moeder hebben een langdurige relatie gehad, maar nooit het juridisch ouderschap van de man geregeld. De visie van de man op de relatie met de moeder verschilt beduidend van die van de familie op die relatie. De man geeft aan dat de relatie over het algemeen goed was. Er was weleens ruzie, maar de man stelt de moeder nooit te hebben mishandeld. De man moest veel op zich nemen toen de moeder ernstig ziek werd en later opnieuw ernstig ziek werd. De man heeft de relatie verbroken en hij denkt dat de familie van de moeder hem verwijt de moeder in de steek te hebben gelaten en dat de familie hem daarom tegenwerkt. De familie van de moeder geeft aan dat er sprake is geweest van huiselijk geweld en dat de man er nooit was voor de moeder en [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft aangegeven dat er veel ruzie was thuis. Ook is hij eenmaal met een riem door de man geslagen. De man heeft aangegeven dat dit in opdracht van de moeder was, hetgeen de familie betwist. [de minderjarige] wil bij de tante blijven wonen. Hij heeft last van de strijd en vindt dat het lang duurt voordat er duidelijkheid is.
Zowel de man als de familieleden van de moeder houden veel van [de minderjarige] . De onderlinge verstandhouding laat echter te wensen over, terwijl [de minderjarige] juist behoefte heeft aan een positieve relatie tussen betrokkenen. [de minderjarige] is een kwetsbare jongen, niet alleen vanwege het overlijden van zijn moeder en de verhuizing naar zijn tante in de provincie [provincie] , maar ook vanwege zijn eigen persoonlijke problematiek in zijn ontwikkeling. Hij heeft behoefte aan duidelijkheid en structuur. De voogden willen met [de minderjarige] verhuizen naar Curaçao. Er is dus onduidelijkheid over zijn toekomstperspectief.
De man heeft thans aangegeven aan de Raad en de bijzondere curator dat hij zich neerlegt bij een verblijf van [de minderjarige] bij de familie van de moeder. De man wil rust, niet alleen voor [de minderjarige] maar ook voor zichzelf. De man is ervan overtuigd dat alles uiteindelijk goed zal komen, waarbij God hem zal helpen en [de minderjarige] uiteindelijk naar de man toe zal komen. De man heeft echter zijn verzoeken gehandhaafd en vraagt regelmatig aan [de minderjarige] of hij bij hem komt wonen. De man gaat hiermee voorbij aan de behoefte van [de minderjarige] , die wel contact wil met de man, maar dan wel zonder onder druk te worden gezet om een keuze te moeten maken. Er is volgens de Raad sprake van een emotioneel onveilige situatie voor [de minderjarige] . Er moet rust, duidelijkheid en voorspelbaarheid komen.
De tante is thans zijn primaire hechtingsfiguur. Voor zijn identiteitsontwikkeling is het ook belangrijk voor [de minderjarige] om zijn vader te kennen en contact met hem te hebben. De man dient daarbij geïnformeerd te worden en te blijven over het welzijn van [de minderjarige] , zodat hij goed bij hem kan aansluiten als ze elkaar zien of spreken. De Raad acht voortzetting van de huidige situatie, waarbij de tante en de grootvader de voogdij over [de minderjarige] hebben en [de minderjarige] bij de tante woont, in het belang van [de minderjarige] . De Raad sluit hierin aan bij het verslag van de bijzondere curator, waarin is gesteld dat dit de nadrukkelijke wens is geweest van de moeder. Er dient een omgangsregeling te worden vastgesteld, ook als de tante met [de minderjarige] naar Curaçao verhuist.
[de minderjarige] heeft er recht op te weten wie zijn vader is en hij weet dat de man zijn vader is. De vraag of het ook in het belang van [de minderjarige] is om door erkenning een juridische band vast te stellen, wordt door de Raad negatief beantwoord. De man is ambivalent in de dingen die hij zou willen en wenst. De man wil in ieder geval dat zijn biologisch ouderschap juridisch wordt vastgelegd. Vervolgens wil hij enerzijds dat [de minderjarige] bij de tante blijft wonen en door haar wordt opgevoed en verzorgd, waarbij de man zich neerlegt bij een verhuizing naar Curaçao. En anderzijds wil de man zelf het gezag over [de minderjarige] en wil hij dat [de minderjarige] bij hem en zijn partner komt wonen. De man trekt zijn verzoeken daaromtrent niet in en heeft gedreigd de familie van de moeder te vermoorden. Dit zorgt voor onduidelijkheid en onveiligheid bij [de minderjarige] en leidt tot stress bij de tante. Dat is niet in het belang van [de minderjarige] en kan zijn ontwikkeling schaden.
Er moet worden voorkomen dat er opnieuw een juridische strijd ontstaat, waarvan [de minderjarige] de inzet is. Rust, veiligheid en stabiliteit zijn thans voor [de minderjarige] van noodzakelijk belang.
De Raad acht erkenning van [de minderjarige] door de man dan ook niet in het belang van [de minderjarige] .
6.3.
De Raad adviseert de rechtbank:
- het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [de minderjarige] , af te wijzen;
- de huidige gezagssituatie, waarbij de tante en de grootvader met de voogdij zijn belast, in stand te laten en het verzoek van de man om de voogdij te beëindigen en de man te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] af te wijzen;
- een omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en [de minderjarige] , waarbij [de minderjarige] een dagdeel in de veertien dagen op zaterdagmiddag van 12.00 uur tot 17.00 uur bij de vader is in de stad [stad] . Deze omgangsregeling moet wel worden uitgebouwd op een manier die aansluit bij [de minderjarige] , zeker als de tante in Nederland blijft wonen, zodat over een jaar [de minderjarige] een weekend in de veertien dagen bij de man verblijft van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17.00 uur, alsmede een deel van de vakantie- en feestdagen. Indien de tante met [de minderjarige] naar Curaçao verhuist, dient er een regeling te komen waarbij de man [de minderjarige] kan zien als hij op Curaçao zijn familie bezoekt. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van social media om elkaar te spreken. De Raad acht het van belang dat de tante de man blijft informeren over de ontwikkelingen van [de minderjarige] .

7.Beoordeling

7.1.
De over en weer gedane verzoeken zijn ter zitting met alle aanwezigen besproken. Nadat de zitting enige tijd geschorst is geweest, heeft de vader zijn verzoeken met betrekking tot het gezag en de hoofdverblijfplaats ingetrokken. Aan de orde zijn thans nog de verzoeken van de man inzake de vervangende toestemming erkenning en een omgangsregeling, alsmede de verzoeken van de voogden inzake de hoofdverblijfplaats en een omgangsregeling. De rechtbank zal allereerst het verzoek inzake de erkenning bespreken.
vervangende toestemming erkenning
7.2.
Niet in geschil is dat de man de verwekker is van [de minderjarige] .
7.3.
De man heeft zijn verzoek gegrond op artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van het in artikel 1: 204 lid 3 BW bepaalde kan de toestemming van de moeder, wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, mits de man de verwekker is van het kind, tenzij de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.
De moeder kan door haar overlijden geen toestemming geven voor de erkenning door de man van [de minderjarige] . Blijkens de memorie van toelichting bij dat artikellid dient onder het ontbreken van toestemming tot erkenning ook te worden begrepen het geval dat de moeder geen toestemming meer kan geven omdat zij is overleden. Zo’n geval doet zich hier voor, zodat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek.
7.4.
Voor de beantwoording van de vraag of de erkenning de belangen van [de minderjarige] zal schaden, komt het aan op een afweging van de belangen van de betrokkenen. Uitgangspunt is dat zowel de man als [de minderjarige] er belang bij heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Dit wordt anders indien de erkenning zal leiden tot schade aan de belangen van [de minderjarige] . Van schade aan de belangen van een kind is sprake indien er ten gevolge van de erkenning reële risico’s zijn dat hij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. De rechtbank is van oordeel dat er in dit specifieke geval sprake is van die risico’s.
De rechtbank overweegt daartoe dat [de minderjarige] de afgelopen jaren veel heeft meegemaakt. Hij was onderdeel van een gezin waarin huiselijk geweld plaatsvond. Zijn moeder werd ernstig ziek en de relatie tussen de moeder en de man werd beëindigd, waarna [de minderjarige] de man langere tijd niet heeft gezien. Bij [de minderjarige] was inmiddels sprake van kindeigen problematiek, waardoor hij moest deelnemen aan het speciaal onderwijs. Vervolgens is zijn moeder als gevolg van haar ziekte overleden en wordt [de minderjarige] thans verzorgd en opgevoed door zijn tante, waarbij de grootvader medebeslissend is. Niet alleen is [de minderjarige] door deze reeks van verlieservaringen een kwetsbare jongen geworden, hij bevindt zich thans ook in een kwetsbare positie omdat de mensen waar hij het meest om geeft in een felle strijd met elkaar zijn verwikkeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het noodzakelijk is dat [de minderjarige] in rustigere vaarwater komt en kan blijven, zodat hij zich volledig kan concentreren op zijn eigen ontwikkeling. De tante is thans zijn primaire opvoeder en stabiele hechtingsfiguur. Zij is degene die ervoor kan zorgen dat [de minderjarige] kan opgroeien tot een evenwichtige volwassene. Deze taak is haar door de moeder van [de minderjarige] toebedeeld en zij tracht deze taak zo goed mogelijk uit te voeren. Het is echter voor de tante ook een grote opgave. Zij heeft zelf geen kinderen en moet nu een negenjarig jongetje opvoeden dat, zoals reeds is geschetst, een flink verleden achter zich heeft en dat in nog in de rouw is over het verlies van zijn moeder. De tante is zelf ook nog jong en doende om aan haar eigen toekomst te werken, waaronder het afronden van haar opleiding. Het is dan ook van groot belang dat het goed gaat met de tante en dat zij zich geheel kan toeleggen op haar gezamenlijke toekomst met [de minderjarige] . Daarin is geen plaats voor voortdurende strijd met de man. Bovendien maakt ook de grootvader deel uit van deze strijd, zodat er voor de tante veel belangen zijn om rekening mee te houden, waarbij voor alle betrokkenen ook nog het verlies van de moeder meespeelt.
7.5.
De rechtbank wijst het verzoek van de man tot vervangende toestemming voor de erkenning af, omdat zij van oordeel is dat door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] in het gedrang komt. Indien de man de juridische ouder wordt van [de minderjarige] , dan komt hij in een juridische positie waarbij hij steeds opnieuw de voogdij van de tante en de grootvader ter discussie kan stellen en zelf het gezag kan vragen, hetgeen tevens onzekerheid over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] met zich brengt. De man heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat het getouwtrek zal stoppen als de man [de minderjarige] zal erkennen, ook al heeft de man zich ter zitting – na overleg met zijn advocaat – neergelegd bij een verblijf van [de minderjarige] bij de tante. Duidelijk is dat de man de verhouding met de voogden ervaart als een heftige en langdurige strijd die door hem – met Gods hulp – gewonnen moet worden. De overtuiging van de man dat het goed is als [de minderjarige] uiteindelijk bij hem zal wonen, zit diep. Het risico dat het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning schade toebrengt aan de belangen van [de minderjarige] is daarom naar het oordeel van de rechtbank te groot. Bovendien is de vervangende toestemming niet nodig om vast te stellen dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] , want [de minderjarige] en de voogden zijn daarvan op de hoogte en erkennen die positie van de man.
hoofdverblijfplaats
7.6.
De rechtbank zal vervolgens het verzoek van de voogden om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de tante is, bespreken.
7.7.
De man heeft zich ter zitting neergelegd bij het verblijf van [de minderjarige] bij de tante, mede gelet op het feit dat de tante ter zitting heeft aangegeven dat zij niet van plan is om op korte termijn op Curaçao te gaan wonen, maar voorlopig met [de minderjarige] in Nederland zal blijven.
7.8.
De rechtbank overweegt dat een minderjarige de hoofdverblijfplaats volgt van degene die is belast met het gezag dan wel de voogdij over hem, in dit geval de tante en de grootvader. Nu de tante en de grootvader niet op hetzelfde adres wonen, dient de hoofdverblijfplaats te worden vastgesteld. De rechtbank zal, mede gezien de opstelling van de vader ter zitting, conform het verzoek bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de tante is. De rechtbank acht toewijzing van het verzoek in het belang van [de minderjarige] .
omgang
7.9.
De rechtbank zal thans de over en weer gedane verzoeken inzake de omgang bespreken.
Zoals reeds overwogen in de beschikking van 15 juli 2020 is er tussen de man en [de minderjarige] sprake van family life, zodat beide partijen ontvankelijk zijn in hun verzoeken.
7.10.
Ter zitting is de omgang besproken zoals die thans plaatsvindt alsmede de wensen om en weerstand tegen uitbreiding dan wel wijziging daarvan. Daarbij is voor alle betrokkenen duidelijk geworden dat de verstoorde verstandhouding tussen de voogden en de man de uitvoering – en uitbreiding – van de omgangsregeling bemoeilijkt. De voogden en de man zullen hulpverlening moeten inschakelen om die verstandhouding te verbeteren. De tante zal daartoe op korte termijn contact opnemen met het sociale wijkteam van haar gemeente. Door onder andere de bijzondere curator en de Raad is verzocht om de zaak aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening en thans een tussenbeschikking te geven.
7.11.
De rechtbank is echter van oordeel dat thans een eindbeschikking dient te worden gegeven, omdat alle betrokkenen behoefte hebben aan rust en duidelijkheid. Dit geldt zeker ook voor [de minderjarige] . Daarbij weegt de rechtbank mee dat mogelijke toekomstige procedures, gelet op de woonplaats van [de minderjarige] , bij de rechtbank Noord-Nederland zullen moeten worden gevoerd, in welke omgeving tevens de hulpverlening zal moeten plaatsvinden. Ook weegt mee dat een openstaande procedure het starten van hulpverleningstrajecten zou kunnen belemmeren.
7.12.
De rechtbank acht de omgang zoals die thans plaatsvindt passend en zal die omgangsregeling vastleggen. Uitbreiding of wijziging is, gelet op de huidige verstandhouding tussen partijen en de nog kwetsbare situatie waarin [de minderjarige] zich bevindt, naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van [de minderjarige] . Wijziging of uitbreiding kan pas plaatsvinden als de huidige omgangsregeling gedurende langere tijd zonder problemen is uitgevoerd en de onderlinge verhoudingen zijn verbeterd. Het is aan partijen om, als de hulpverlening zijn vruchten afwerpt, in onderling overleg nadere afspraken te maken over de omgangsregeling.
Dit betekent dat [de minderjarige] een zaterdagmiddag in de twee weken van 12.00 uur tot 17.00 uur omgang zal hebben met de man in [plaats] en daar de middag zal doorbrengen met de man. Daarbij merkt de rechtbank op dat het de man vrij staat om zijn partner mee te brengen.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat [de minderjarige] wekelijks op woensdagmiddag met de man belt, en in de week dat er geen omgang is, ook een belmoment op zaterdag bepalen.
7.13.
Het verzoek van de voogden om ook een omgangsregeling vast te leggen voor het geval [de minderjarige] met zijn tante of grootvader op Curaçao verblijft, zal de rechtbank eveneens toewijzen.
Deze regeling zal inhouden dat als de tante (of beide voogden) met [de minderjarige] , al dan niet tijdelijk, op Curaçao verblijft, er tussen de man en [de minderjarige] tijdens de vakanties omgang mogelijk is, nader te bepalen in onderling overleg.
De rechtbank wil de tante niet verbieden om met [de minderjarige] (op termijn) naar Curaçao te gaan, omdat de tante al een groot deel van haar leven in dienst stelt van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en zij ook in staat moet worden gesteld haar eigen leven (met [de minderjarige] ) vorm te geven op een wijze die haar goeddunkt. Daarbij komt dat ook [de minderjarige] door zijn afkomst verbonden is met Curaçao.
7.14.
Bij deze omgangsregeling is geen ruimte voor een vakantieregeling zoals door de man verzocht, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.
informatieplicht
7.15.
De Raad heeft in zijn rapport aangegeven dat het van belang is dat de tante de vader blijft informeren over de ontwikkelingen van [de minderjarige] , zodat de vader in de omgang kan aansluiten bij de wensen en behoeften van [de minderjarige] . Geen van beide partijen heeft verzocht om een informatieregeling vast te leggen, zodat de rechtbank hierover geen beslissing kan nemen. De rechtbank wijst de tante en de grootvader wel op hun wettelijke plicht om de man te informeren over belangrijke zaken aangaande [de minderjarige] . Hierbij dient te worden gedacht aan schoolprestaties, medische aangelegenheden en andere zaken die van belang zijn voor de man om over [de minderjarige] te weten. Deze informatie is voor de man ook van belang om op goede wijze invulling te geven aan de omgangsregeling en goed te kunnen aansluiten bij wat [de minderjarige] bezighoudt.

8.Beslissing:

De rechtbank:
8.1.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , bij de tante is;
8.2.
bepaalt dat de volgende omgangsregeling tussen de man en genoemde minderjarige geldt:
- de minderjarige heeft een zaterdagmiddag in de twee weken van 12.00 uur tot 17.00 uur omgang met de man in [plaats] en zij brengen daar de middag door;
- er zal wekelijks belcontact plaatsvinden tussen de man en [de minderjarige] op woensdagmiddag en de in de week dat er geen omgang is eveneens op zaterdag;
- als de tante (dan wel beide voogden) met [de minderjarige] , al dan niet tijdelijk, op Curaçao verblijft, is er tussen de man en [de minderjarige] omgang mogelijk tijdens de vakanties, nader te bepalen in onderling overleg;
8.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.