ECLI:NL:RBNHO:2021:2356

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
311142
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in een agentenovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en TRIFOLIUM TRES B.V. T.H.O.D.N. RE/MAX CONNECT BOVENKARSPEL. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Mourits, vorderde schorsing van het concurrentiebeding dat was opgenomen in de agentenovereenkomst die zij op 27 december 2016 met RE/MAX had gesloten. De eiseres stelde dat het concurrentiebeding onaanvaardbaar was, gezien haar omstandigheden, waaronder de hoge kosten die zij aan RE/MAX moest afdragen en de negatieve sfeer op kantoor. De gedaagde partij, RE/MAX, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Bijl, voerde verweer en betwistte de stellingen van de eiseres. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het concurrentiebeding onaanvaardbaar was, maar besloot uiteindelijk het concurrentiebeding te schorsen voor de duur van een jaar, rekening houdend met de nieuwe Wet franchise die op 1 januari 2021 in werking was getreden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de duur van het concurrentiebeding niet langer dan een jaar na beëindiging van de overeenkomst mocht zijn, en dat de omstandigheden van de eiseres, zoals haar leeftijd en het feit dat zij afhankelijk was van haar werkzaamheden als makelaar, aanleiding gaven voor deze schorsing. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/311142 / KG ZA 20-710
Vonnis in kort geding van 11 februari 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.J. Mourits te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIFOLIUM TRES B.V. T.H.O.D.N. RE/MAX CONNECT BOVENKARSPEL,
gevestigd te Bovenkarspel,
gedaagde,
advocaat mr. L. Bijl te Hoorn Nh.
Partijen zullen hierna [eiseres] en RE/MAX genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de brief van 25 januari 2021 met productielijst en producties 1 tot en met 19 van RE/MAX,
  • de brieven van 26 en 27 januari 2021 met producties 9 en 10 van [eiseres] ,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van RE/MAX,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
RE/MAX Nederland is een wereldwijde franchiseorganisatie op het gebied van bemiddeling bij aan- en verkoop van onroerende zaken. RE/MAX is franchisenemer van RE/MAX Nederland en exploiteert een makelaarskantoor in Bovenkarspel en sinds twee jaar een makelaarskantoor in Heerhugowaard. Bestuurder van RE/MAX is de heer [xx] .
2.2.
Partijen hebben op 27 december 2016 een agentenovereenkomst gesloten die op 1 maart 2017 is ingegaan. Daarin wordt RE/MAX broker/owner genoemd en [eiseres] agent. In de agentenovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“(…)4. dat broker/owner samenwerking nastreeft met een aantal zelfstandige ondernemers, die als zelfstandige agenten samen met broker/owner beogen de rentabiliteit en de marktpositie van de deelnemende partijen te verbeteren en gezamenlijk tot een optimale toepassing van het RE/MAX concept willen komen;
5. dat agent geen handelsagent is in de zin van artikel 7:428 e.v. BW, maar zelfstandig ondernemer en dat de agentenovereenkomst geen agentuurovereenkomst is in de zin van artikel 7:428 e.v. BW, noch een arbeidsovereenkomst, maar een overeenkomst sui generis tussen zelfstandige ondernemers;
(…)”
2.3.
Artikel 7.8 van de agentenovereenkomst luidt als volgt:
“Agent verbind zich jegens broker/owner en RE/MAX Nederland gedurende 24 maanden na beëindiging van deze overeenkomst zich te onthouden van directe of indirecte bemoeienis met de makelaardij in het werkgebied van broker/owner, zulks ongeacht de wijze, waarop deze overeenkomst is geëindigd. Bij overtreding van dit artikel verbeurt de makelaar aan broker/owner een onmiddellijk opeisbare boete ter grootte van € 50.000,--, vermeerderd met 10% van de gedurende de overeenkomst door agent ontvangen vergoedingen. Deze boete laat de bevoegdheid van broker/owner wegens overtreding van dit artikel volledige schadevergoeding van de agent te verlangen onverlet.”
2.4.
Partijen hebben tevens een samenwerkingsovereenkomst mentor – kandidaat gesloten teneinde [eiseres] op te leiden tot makelaar en begeleiden bij makelaarswerkzaamheden.
2.5.
Bij e-mail van 21 november 2020 heeft [eiseres] aan RE/MAX kenbaar gemaakt dat zij overweegt de agentenovereenkomst te beëindigen en heeft zij verzocht om opheffing van het concurrentiebeding.
2.6.
RE/MAX heeft op 23 november 2020 aan [eiseres] laten weten dat het haar is toegestaan buiten het werkgebied van RE/MAX makelaarswerkzaamheden te verrichten.
2.7.
[eiseres] heeft de agentenovereenkomst op 18 december 2020 opgezegd met ingang van 1 maart 2021.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter:
primair:1. met onmiddellijke ingang het non-concurrentiebeding schorst;
subsidiair:
2. het non-concurrentiebeding gedeeltelijk schorst, in die zin dat de duur van het beding wordt beperkt tot 6 maanden na het einde van de agentenovereenkomst, of zo veel maanden als de voorzieningenrechter geraden acht;
3. het non-concurrentiebeding gedeeltelijk schorst, in die zin dat de reikwijdte van het beding wordt beperkt tot de werkgebieden Alkmaar en Heerhugowaard, of tot de werkgebieden als de voorzieningenrechter geraden acht;
meer subsidiair:
4. een voorziening treft zoveel mogelijk in de lijn met het primair gevorderde en met het in het lichaam van de dagvaarding gestelde;
in alle gevallen:
5. RE/MAX veroordeelt in de proceskosten, de buitengerechtelijke incassokosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de achtste dag na dagtekening van het vonnis.
3.2.
RE/MAX voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
[eiseres] vordert schorsing van het concurrentiebeding. In kort geding is deze vordering toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat het concurrentiebeding niet van toepassing is. Uitgangspunt is dat de bepalingen in de agentenovereenkomst, waaronder het concurrentiebeding, moeten worden nagekomen. Daarop kan niet snel een uitzondering worden gemaakt. Omdat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst geldt als toetsingskader dat slechts dan een als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, indien dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW). De voorzieningenrechter moet dus beoordelen of het aannemelijk is dat aan de maatstaf van voornoemd artikel is voldaan.
4.3.
Op grond van het concurrentiebeding heeft [eiseres] zich verbonden gedurende 24 maanden na beëindiging van de overeenkomst zich te onthouden van makelaarswerkzaamheden in het werkgebied van RE/MAX. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat toepassing van het concurrentiebeding tot een onaanvaardbaar resultaat leidt, omdat zij genoodzaakt was de agentenovereenkomst op te zeggen. Daarbij noemt [eiseres] de volgende omstandigheden:
- de sfeer op kantoor: er is een harde concurrerende sfeer wat regelmatig leidt tot discussies en onenigheid, van kennisdeling is geen dan wel weinig sprake en transparantie over de toedeling van leads ontbreekt;
te lage inkomsten: weliswaar was sprake van een stijgende lijn in de jaarlijkse omzet, maar als gevolg van de hoge kosten die zij aan RE/MAX moet afdragen (kantoorkosten van € 1.000,00 per maand en variabele kosten, waaronder een afdracht van 30 % en momenteel van 20 % over de omzet) en eigen kosten voor noodzakelijke promotie, zijn de inkomsten bij werkweken van zeven dagen te laag dan wel onvoldoende om in haar levensonderhoud te voorzien.
4.4.
RE/MAX heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze aangevoerde omstandigheden en heeft daarbij ter onderbouwing van haar betwisting stukken in het geding gebracht. Dat sprake is van een negatieve competitieve sfeer, onvoldoende begeleiding, onredelijke kosten heeft [eiseres] , gelet op de ingediende stukken en de toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling, in kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook heeft [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten in verhouding tot de omzet onredelijk hoog zijn. Ook dit punt is gemotiveerd betwist door RE/MAX, waarbij RE/MAX tijdens de mondelinge behandeling erop heeft gewezen dat [eiseres] er zelf voor kiest aanvullende promotiekosten te maken – promotie wordt ook door RE/MAX verzocht op de website en middels flyers, advertenties en foto’s in de etalage en het kantoor – en kosten van door haar ingeschakelde derden niet door te berekenen aan haar opdrachtgevers. [eiseres] heeft in kort geding niet aannemelijk gemaakt dat het eindigen van de agentenovereenkomst is te wijten aan (een tekortkoming in de nakoming van de agentenovereenkomst door) RE/MAX en dat RE/MAX daarom in redelijkheid geen beroep toekomt op het concurrentiebeding.
4.5.
[eiseres] heeft verder aangevoerd dat RE/MAX voorafgaand aan het sluiten van de agentenovereenkomst te rooskleurige verwachtingen heeft geschept. RE/MAX heeft dit weersproken en verwezen naar de door [eiseres] overgelegde jaarcijfers waaruit blijkt dat jaarlijkse een aanzienlijke groei van de omzet is gerealiseerd. Mede gelet op het overwogene over de hoogte van de kosten, is in deze procedure niet komen vast te staan dat RE/MAX aan [eiseres] onrealistische verwachtingen heeft voorgehouden als gevolg waarvan het onaanvaardbaar zou zijn [eiseres] te houden aan het concurrentiebeding.
4.6.
Ook gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de gestelde omstandigheden door [eiseres] dat partijen bij ondertekening van de agentenovereenkomst niet gelijkwaardig waren en dat [eiseres] niet expliciet is gewezen op het concurrentiebeding dan wel juridisch advies heeft verkregen. Het beding naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter voldoende duidelijk omschreven. Van [eiseres] mag worden verwacht dat zij bekend was met inhoud van de agentenovereenkomst, waaronder het concurrentiebeding. Dit mede gelet op haar werkervaring onder meer als HR-adviseur, haar bewuste keuze als zelfstandig ondernemer makelaarswerkzaamheden te gaan verrichten en de onweersproken termijn van elf dagen gelegen tussen de ontvangst van de concept agentenovereenkomst en ondertekening van de agentenovereenkomst,
4.7.
Volgens [eiseres] heeft RE/MAX geen belang bij voortzetting van het concurrentiebeding, althans staat dit belang niet in verhouding tot haar belang bij schorsing van het beding. Voor zover [eiseres] daarmee aanvoert dat het daarom onaanvaardbaar is om aan het concurrentiebeding te worden gehouden, volgt de voorzieningenrechter haar hierin niet. RE/MAX heeft tijdens de mondelinge behandeling onderbouwd dat zij [eiseres] heeft opgeleid en begeleid, haar naamsbekendheid heeft gegeven dan wel vergroot en haar de mogelijkheid heeft geboden een netwerk op te bouwen in haar werkgebied. De stelling van [eiseres] dat zij geen (noemenswaardige) concurrent zal zijn voor RE/MAX is dan ook gemotiveerd weersproken en daarnaast heeft RE/MAX onbetwist als belang aangevoerd dat het concurrentiebeding moet voorkomen dat zij als opleidingskantoor wordt gebruikt.
4.8.
Blijft over de vraag of de reikwijdte en de duur van het concurrentiebeding maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is [eiseres] aan het concurrentiebeding te houden.
4.9.
[eiseres] stelt daartoe dat het werkgebied niet duidelijk was en onlangs is aangepast, omdat Heerhugowaard er later is bijgekomen. Volgens de eigen stelling van [eiseres] heeft zij echter geen problemen met de uitbreiding van het werkgebied. Het gaat haar met name om het werkgebied Stede Broec. RE/MAX heeft op haar beurt voldoende aannemelijk gemaakt welke gemeenten onder het werkgebied vallen, dat dit op haar website staat en dat de agenten bekend zijn met dit werkgebied, omdat zij de grenzen van het werkgebied in acht moeten nemen. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het werkgebied voldoende duidelijk is en dat [eiseres] daarmee bekend was of had kunnen zijn. Dat het werkgebied later is uitgebreid maakt het verder niet anders, ook omdat [eiseres] haar werk niet in dat deel van het werkgebied wil uitoefenen. Het betreft een afgebakend werkgebied dat niet ruimer is dan het gebied waar het kantoor van RE/MAX haar werkzaamheden verricht. Door het werkgebied wordt [eiseres] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet zodanig belet in haar mogelijkheden haar beroep als makelaar uit te oefenen dat daarmee wordt voldaan aan de te beoordelen maatstaf. Weliswaar heeft [eiseres] haar netwerk met name opgebouwd in Stede Broec, maar zij heeft in kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is daarbuiten een netwerk op te bouwen.
4.10.
Resteert de vraag of het beding vanwege de duur naar maatsteven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. In dat kader stelt de voorzieningenrechter vast, zoals ook is betoogd door [eiseres] , dat op 1 januari 2021 de Wet franchise van kracht is geworden. Weliswaar hebben partijen geen franchiseovereenkomst gesloten en geldt overgangsrecht van twee jaar, maar voor de invulling van de te toetsen maatstaf kan wel worden aangesloten bij de wetgeving op dat punt. Artikel 7:290 lid 2 sub d BW bepaalt dat een beding dat de franchisenemer beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de franchiseovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, slechts geldig is als het de duur van een jaar na het einde van de franchiseovereenkomst niet overschrijdt. De voorzieningenrechter ziet gelet op die bepaling, de leeftijd van [eiseres] , het feit dat zij haar beroep heeft gemaakt van het verrichten van makelaarswerkzaamheden, dit haar enige inkomstenbron is, alsmede het door haar onderstreepte belang in eigen regio werkzaam te zijn, aanleiding het concurrentiebeding te schorsen voor de duur van een jaar. De subsidiaire vordering onder 2 zal worden toegewezen.
4.11.
[eiseres] vordert verder een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot schorsing van het concurrentiebeding heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De voorzieningenrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Omdat niet is gebleken van meer buitengerechtelijke werkzaamheden dan het versturen van een enkele brief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
4.12.
Aangezien partijen ieder op enig punt in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst met ingang van 1 maart 2022 het concurrentiebeding opgenomen in de agentenovereenkomst;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.A. Endenburg op 11 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: