ECLI:NL:RBNHO:2021:2504

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
8980000
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een slapend dienstverband en schadevergoeding

In deze zaak heeft verzoekster, een schoonmaakster die sinds 2014 in dienst was bij Manzo's Suites B.V., verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst. Verzoekster was sinds juni 2017 ziek en had vanaf september 2018 geen werkzaamheden meer verricht. Manzo's Suites B.V. had onvoldoende re-integratie-inspanningen geleverd, wat leidde tot een loonsanctie van het UWV. Verzoekster ontving vanaf juni 2020 een WGA-uitkering. Ondanks herhaalde verzoeken om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, heeft Manzo geen ontslagaanvraag ingediend of gereageerd op verzoekster's voorstellen voor een vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een slapend dienstverband en dat Manzo op grond van goed werkgeverschap had moeten instemmen met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden per 25 maart 2021. Daarnaast is Manzo veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 2.127,32 aan verzoekster, met wettelijke rente, en tot het verstrekken van een deugdelijke bruto-netto-specificatie. De proceskosten zijn voor rekening van Manzo, die ook veroordeeld is tot betaling van nasalaris aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 8980000 \ AO VERZ 21-6
Uitspraakdatum: 25 maart 2021
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. A. Seme
tegen
de besloten vennootschap
Manzo's Suites B.V.,
gevestigd te Zaandam
verwerende partij
verder te noemen: Manzo

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
1.2.
Op 17 maart 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Beide partijen zijn verschenen, waarbij Manzo zich heeft laten vertegenwoordigen door S. Kibrom, office manager bij Manzo. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren [geboortedag] 1980, is op 9 juli 2014 in dienst getreden bij Manzo. De laatste functie die [verzoekster] vervulde, is die van schoonmaakster, met een salaris van
€ 1.000,13 bruto per maand, exclusief een vakantietoeslag van 8%.
2.2.
Met ingang van 1 juni 2017 heeft [verzoekster] zich ziekgemeld. Hoewel zij aanvankelijk heeft getracht haar werkzaamheden te hervatten, is zij daarin niet geslaagd. Vanaf 7 september 2018 heeft [verzoekster] geen werkzaamheden meer verricht.
2.3.
Omdat de re-integratie inspanningen van Manzo door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als onvoldoende werden beoordeeld, is aan Manzo een loonsanctie opgelegd en is de loondoorbetalingsplicht na 104 weken verlengd met 52 weken, tot en met 12 juni 2020.
2.4.
Met ingang van 13 juni 2020 is aan [verzoekster] een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wia toegekend, berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
2.5.
Nadat de gemachtigde van [verzoekster] Manzo in verschillende e-mails op en na 23 juli 2020 had aangeschreven over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door middel van een ontslagaanvraag bij het Uwv of een vaststellingsovereenkomst, heeft Manzo op 27 augustus 2020 bericht dat er toestemming voor ontslag bij het Uwv zal worden gevraagd en een eindafrekening zal worden opgemaakt. Dit bericht heeft Manzo op 10 november 2020 herhaald. Omdat een ontslagaanvraag uitbleef, heeft de gemachtigde van [verzoekster] Manzo bij e-mail van 14 december 2020 verzocht in te stemmen met een beëindiging met wederzijds goedvinden door middel van een vaststellingsovereenkomst. Manzo heeft hierop niet gereageerd.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

3.1.
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met Manzo te ontbinden op grond van artikel 7:671c lid 1 en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat sprake is van - kort gezegd - omstandigheden die zodanig zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Volgens [verzoekster] is sprake van een zogeheten ‘slapend dienstverband’. Manzo is op grond van de rechtspraak gehouden mee te werken aan beëindiging van dat dienstverband en tot betaling van een vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding.
3.3.
Manzo voert geen verweer tegen het verzoek noch de gronden waarop dat berust.
3.4.
In de rechtspraak is geoordeeld dat in geval van een ‘slapend dienstverband’ een werkgever op grond van goed werkgeverschap in beginsel gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 november 2019, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2019:1734 (Xella)).
3.5.
Niet ter discussie staat dat [verzoekster] langdurig arbeidsongeschikt is en dat er sprake is van een ‘slapend dienstverband’. Dat betekent dat is voldaan aan de voorwaarden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Xella.
3.4.
De kantonrechter zal het verzoek dan ook toewijzen en de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671c BW ontbinden met ingang van de datum van deze beschikking, dus 25 maart 2021.
3.5.
Manzo had in moeten gaan op het beëindigingsverzoek van [verzoekster] . Dat heeft zij niet gedaan. Ondanks haar toezeggingen is er geen ontslagaanvraag ingediend en - bij het uitblijven van een reactie - is er ook geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Daarmee heeft Manzo gehandeld in strijd met de eis van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW. Om die reden is Manzo schadeplichtig jegens [verzoekster] voor een bedrag gelijk aan de niet ontvangen transitievergoeding.
3.6.
[verzoekster] heeft dit bedrag berekend op € 2.127,32 bruto. Manzo heeft hiertegen geen verweer gevoerd en is ook bereid deze vergoeding te betalen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van deze beschikking, omdat de vergoeding vanaf dat moment opeisbaar is.
3.7.
Wegens het ontbreken van verweer daartegen zal ook de vordering tot het verstrekken van een deugdelijke bruto-netto-specificatie van de betaling van het onder 3.6 vermelde bedrag worden toegewezen, met dien verstande dat Manzo daarvoor een termijn van veertien dagen na betaling wordt gegund en de verzochte dwangsom wordt gematigd tot € 100,00 per dag, met een maximum van € 2.500,00.
3.8.
De proceskosten komen voor rekening van Manzo, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking. Daarbij wordt Manzo ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoekster] worden gemaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 25 maart 2021;
4.2.
veroordeelt Manzo tot betaling aan [verzoekster] van € 2.127,32 bruto, binnen twee dagen na betekening van deze beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 maart 2021;
4.3.
veroordeelt Manzo om aan [verzoekster] binnen veertien dagen na betaling van het onder 4.2 vermelde bedrag een deugdelijke bruto-netto-specificatie te verstrekken op straffe van een door Manzo te verbeuren dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij nalatig zal zijn hieraan te voldoen, met een maximum van € 2.500,00;
4.4.
veroordeelt Manzo tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 738,00, te weten:
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 498,00 ,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling en veroordeelt Manzo tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoekster] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking;
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat overigens is verzocht.
Deze beschikking is gewezen door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en op 25 maart 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter