ECLI:NL:RBNHO:2021:2536

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
8565079 \ CV FORM 20-4910
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek van passagiers na vertraging door onhandelbare passagier

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen Air Baltic Corporation, een luchtvaartmaatschappij, vanwege een vertraging van hun vlucht van Kazan naar Amsterdam via Riga op 15 juni 2018. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij meer dan drie uur vertraging hebben opgelopen bij aankomst op hun eindbestemming. De vervoerder heeft echter geweigerd compensatie te betalen en beroept zich op buitengewone omstandigheden, namelijk de aanwezigheid van een onhandelbare passagier die de vlucht heeft vertraagd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging is veroorzaakt door een passagier die zich ongepast gedroeg, wat leidde tot een vertraging van de vlucht. De rechter heeft de argumenten van de vervoerder beoordeeld en geconcludeerd dat de vertraging inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waar de vervoerder geen invloed op had.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht. Gezien deze omstandigheden heeft de rechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van vertraging en de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8565079 \ CV FORM 20-4910
Uitspraakdatum: 17 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Baltic Corporation
gevestigd te Riga (Letland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: Ingmãrs Puriņš

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 5 juni 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 28 juli 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Kazan (Rusland) naar Amsterdam via Riga op 15 juni 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Kazan naar Riga is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist en zijn omgeboekt naar een ander vlucht waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 jun 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 subsidiair € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 juli 2018;
- de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 800,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij, onder meer, het volgende aangevoerd.
3.5.
Voorafgaand aan de vlucht van de passagiers heeft het toestel de vlucht van Riga naar Kazan uitgevoerd. Het toestel is met een vertraging van dertien minuten in Kazan aangekomen. De vlucht van de passagiers zou om 00:20 UTC vertrekken. Door het nemen van een korte “turnaround” stond het toestel om 00:25 UTC klaar om te vertrekken. De passagiers hadden één uur en 40 minuten om de overstap te halen, waardoor deze vijf minuten vertraging geen impact heeft gehad op de uitvoering van de vlucht in kwestie. Het toestel is desalniettemin met een vertraging van één uur en 17 minuten vanaf Kazan vertrokken, dit had te maken met de restricties op de luchthaven van Kazan en de restricties van de ‘border control’ van Rusland. Tijdens de pushback hield de ‘ground agent’ van de luchthaven van Kazan het toestel tegen, omdat er een passagier vergeten zou zijn aan boord te gaan. Later bleek dat dit een ‘unruly passenger’ (onhandelbare passagier) zou zijn van een andere vlucht. Deze passagier mocht Rusland niet in, waardoor de Russische douane en de vertegenwoordiger van de luchthaven van Kazan de gezagvoerder van de vlucht in kwestie hebben verplicht om de passagier mee aan boord te nemen. De gezagvoerder weigerde echter om deze passagier te vervoeren, omdat dit gevolgen kon hebben voor de vliegveiligheid. Dit zijn buitengewone omstandigheden waarop de vervoerder geen invloed kan uitoefenen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn gearriveerd, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 14 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij.
4.4.
Ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport van de vlucht in kwestie overgelegd. Daaruit volgt, zoals door de vervoerder is aangevoerd, dat het toestel om 00:25 UTC klaar stond om de vlucht in kwestie uit te voeren. Voorts is door de vervoerder een “cabin crew report” en een “voyage report” van de onderhavige vlucht overgelegd. Uit deze rapporten kan worden opgemaakt dat het toestel een push-back clearance heeft gekregen om de vlucht uit te voeren, maar van de autoriteiten en de vertegenwoordiger van de luchthaven van Kazan niet mocht vertrekken totdat zij instemden om de ‘unruly passenger’ mee te nemen. De gezagvoerder heeft in de “voyage report” onder meer het volgende verklaard: “
The INAD pax was clearly drunk or under the influence of something, slurring his speech, shouting, abusive and very very angry. He was physically being restrained by the paramilitary operatives and I was in disbelief that they would even try and ask for him to come onto a flight when he should clearly be held until he calmed down”.De gezagvoerder heeft voorts verklaard dat het niet veilig was om deze passagier in deze omstandigheden mee te nemen en dat de vliegveiligheid in het geding zou komen als deze passagier aan boord zou gaan. De vervoerder heeft tot slot verklaard dat het de vertegenwoordiger na één uur en 18 minuten discussiëren duidelijk werd dat deze passagier niet zou worden vervoerd, waarna het toestel mocht vertrekken. De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.5.
Op grond van artikel 6 van het Verdrag van Tokio mag de gezagvoerder van het luchtvaartuig, indien hij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat een persoon aan boord van het luchtvaartuig een strafbaar feit of een handeling die de veiligheid van het vliegtuig of van de personen of goederen aan boord daarvan in gevaar brengen of kunnen brengen, heeft begaan of op het punt staat te begaan, ten aanzien van die persoon alle redelijke maatregelen nemen, vrijheidsbeperking daaronder begrepen, die nodig zijn om a) de veiligheid van het luchtvaartuig of aan de zich aan boord bevindende personen te waarborgen, b) de goede orde en discipline aan boord te handhaven. In dit verband dient erop te worden gewezen dat de betrokken luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert in beginsel geen controle heeft over het gedrag van zo een passagier, aangezien dit uitgaat van een passagier, wiens gedrag en reacties op de verzoeken van de bemanning in beginsel niet voorspelbaar zijn, en de gezagvoerder en de bemanning slechts over beperkende middelen beschikken om een dergelijke passagier onder controle te houden (zie het arrest van het Hof van 11 juni 2020 ECLI:EU:2020:460). De passagier in kwestie bleek agressief te zijn en de gezagvoerder heeft gelet op de voortekenen van dat gedrag deze passagier geweigerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze omstandigheid dan ook aan te merken als een omstandigheid die niet inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij. Het toestel is hierdoor om 04:18 UTC, in plaats van de oorspronkelijke aankomsttijd van 03:00 UTC, te Riga aangekomen. Voldoende is gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht Kazan-Riga. De vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden heeft het voor de passagiers immers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar Amsterdam te halen.
4.6.
De volgende vraag die dient te worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen of te beperken. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. De vervoerder heeft aangetoond dat hij zich heeft ingespannen om zo snel mogelijk zonder de ‘unruly passenger’ te kunnen vertrekken. Daar komt bij dat de passagiers zijn omgeboekt op een vlucht die nog dezelfde dag om 09:57 UTC vanaf Riga is vertrokken. Dit is een redelijk alternatief en in de gegeven omstandigheden kon er dan ook niet meer van de vervoerder worden gevergd.
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 124,00 aan salaris gemachtigde van de vervoerder.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open