ECLI:NL:RBNHO:2021:2614

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
7670427 \ CV FORM 19-4299
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers na vertraagde vlucht en de vraag naar aansluitende vluchten

In deze zaak hebben zes passagiers een verzoek ingediend tegen Virgin Atlantic Airways, naar aanleiding van een vertraagde vlucht van Orlando naar Londen Gatwick op 5 mei 2017. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. M.J.R. Hannink, vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op Schiphol en vroegen compensatie van € 600,00 per persoon, naast buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

De vervoerder, Virgin Atlantic Airways, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en stelde dat er sprake was van twee afzonderlijke vluchten, waarbij Londen Gatwick de eindbestemming was. De kantonrechter, mr. S.N. Schipper, oordeelde dat de passagiers niet konden aantonen dat er sprake was van rechtstreeks aansluitende vluchten. De rechter concludeerde dat de eindbestemming van de vlucht Londen Gatwick was en dat de vertraging minder dan drie uur was, waardoor de passagiers geen recht hadden op compensatie.

De kantonrechter wees het verzoek van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 maart 2021, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7670427 \ CV FORM 19-4299
Uitspraakdatum: 17 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

allen wonende te [woonplaats]

6. [passagier sub 6]

wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. M.J.R. Hannink
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Virgin Atlantic Airways
gevestigd en kantoorhoudende te Crawley, Verenigd Koninkrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 5 april 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 12 juli 2019;
  • de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 2 juli 2020;
  • de conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 20 augustus 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Delta Airlines een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Orlando (Verenigde Staten) naar Londen Gatwick (Verenigd Koninkrijk) en KLM de passagiers diende te vervoeren van Londen Heathrow naar Schiphol op 5 mei 2017.
2.2.
De vlucht van Orlando naar Londen Gatwick is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen te Schiphol.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 544,50 en subsidiair € 586,85 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat sprake is van twee afzonderlijke vluchten en dat Londen Gatwick de eindbestemming is van de door vervoerder uitgevoerde vlucht. Volgens de vervoerder zijn de passagiers bij aankomst te Londen Gatwick door de douane gegaan en hebben zij de bagage retour gekregen, waarna de betrokkenheid van de vervoerder is geëindigd. Vervolgens zijn de passagier op eigen gelegenheid naar Londen Heathrow gereisd en zijn aldaar opnieuw ingecheckt voor de vlucht naar Schiphol, aldus de vervoerder. De passagiers stellen echter dat wel sprake is van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen met als eindbestemming Schiphol. De kern van het geschil is dus de vraag of sprake is van één vlucht bestaande uit twee rechtstreeks aansluitende vluchten of twee afzonderlijke vluchten en wat de eindbestemming van de vlucht is geweest.
4.3.
Ingevolge artikel 2, sub h van de Verordening is de eindbestemming de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht. De Verordening geeft geen definitie van “rechtstreeks aansluitende vluchten.”
4.4.
Uit de door de passagiers overgelegde boekingsbevestiging blijkt dat de passagiers bij Delta Airlines een terugreis hebben geboekt van Orlando naar Londen Gatwick en van Londen Heathrow naar Schiphol. Volgens de passagiers blijkt uit de boekingsbevestiging dat deze vluchten rechtstreeks op elkaar aansluiten, omdat de vluchten over dezelfde boekingscode beschikken. De kantonrechter volgt de passagiers niet in dat standpunt. Wanneer er bijvoorbeeld een retourvlucht wordt geboekt beschikken deze vluchten over dezelfde boekingscode, maar is sprake van twee afzonderlijke vluchten, namelijk de heen- en terugreis. Dat in onderhavig geval de vluchten dezelfde boekingscode hebben maakt daarom nog niet dat deze rechtstreeks op elkaar aansluiten. Verder geeft de boekingsbevestiging geen duidelijke aanknopingspunten waaruit kan worden opgemaakt dat sprake is van rechtstreeks aansluitende vluchten.
4.5.
Omdat op basis van de boekingsbevestiging niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van rechtstreeks aansluitende vluchten dient te worden aangesloten bij wat er op de boardingpasses van de passagiers is vermeld. Als eindbestemming heeft immers te gelden de bestemming die aangegeven staat op de door de vervoerder bij de incheckbalie uitgereikte tickets oftewel boardingpasses. De vervoerder heeft aangevoerd dat te Orlando alleen de boardingpasses zijn uitgegeven voor het traject Orlando-Londen Gatwick en niet voor het gehele traject, zoals gesteld door de passagiers. Het is aan de passagiers om aan te tonen dat bij vertrek te Orlando de boardingpasses zijn uitgeven voor de gehele reis met daarop Schiphol als eindbestemming. De passagiers beschikken immers over de boardingpasses. De passagiers hebben echter de in Orlando uitgegeven boardingpasses niet in het geding gebracht, waardoor niet is gebleken dat de passagiers te Orlando hebben ingecheckt voor de volledige reis van Orlando, via Londen naar Schiphol. Daarom kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van twee rechtstreeks aansluitende vluchten met als eindbestemming Schiphol.
4.6.
Gelet op het voorgaande slaagt het primaire verweer van de vervoerder. De eindbestemming van de vlucht die is uitgevoerd door de vervoerder is dan ook Londen Gatwick. Omdat de vlucht van Orlando naar Londen Gatwick met een vertraging van minder dan drie uur is uitgevoerd hebben de passagiers geen recht op compensatie. Het verzoek tot compensatie zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven daarom geen bespreking meer.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open