Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Feiten
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
Verder vordert [gedaagde] dat de kantonrechter primair, subsidiair en meer subsidiair [eiser] veroordeelt tot betaling van € 500.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten alsmede om opheffing van het beslag binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag.
5.Het verweer tegen de tegenvordering
6.De beoordeling
Gelet op dit samenstel van feiten acht de kantonrechter het aannemelijk dat [eiser] van [yy] mondeling toestemming heeft gekregen voor de onderverhuur aan [gedaagde] . De brief van 21 juni 2018 van [yy] , waarop [gedaagde] wijst, maakt het voorgaande niet anders. Gebleken is dat [yy] het pand wilde verkopen en dus een groot belang had bij een ontruiming van het pand. Naar het oordeel van de kantonrechter stond daarom in juni 2018 geenszins vast dat [gedaagde] zonder titel of recht in het pand verbleef of dat [yy] in het ontruimingskort geding zonder meer een gewonnen zaak had.
niet langerakkoord gaat met opschorting. [gedaagde] leidt hieruit af dat [eiser] daar tot die tijd wel mee akkoord was en de betalingen dus in overleg zijn opgeschort. Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat dit niet uit deze brief kan worden opgemaakt. Allereerst niet omdat in de brief wordt aangegeven dat [gedaagde] heeft medegedeeld niet te betalen gezien de tegenvallende omzet in de zomerperiode. Een mededeling is iets anders dan een afspraak. Wanneer men de tekst bovendien in het verdere verband van deze brief leest, kan deze niet anders worden begrepen dan dat [eiser] niet akkoord was met het uitblijven van de betalingen van de huurkooptermijnen en hij met deze brief duidelijk maakt dat hij dat niet langer duldt. [gedaagde] heeft onvoldoende aangevoerd om tot een andere uitleg te komen en kan zich op basis van deze brief dan ook niet op het standpunt stellen dat hij vanwege een afspraak bevoegd was tot opschorting.
7.De beslissing
dagvaarding € 101,06
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 1.496,00 ;