ECLI:NL:RBNHO:2021:267

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
15.177679.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweldsbedreiging in twee afzonderlijke winkeldiefstallen

Op 7 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee (winkel)diefstallen, waarbij hij telkens met geweld dreigde door een mes te tonen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na openbare terechtzittingen op 17 en 24 december 2020. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de zitting gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol. De officier van justitie, mr. A.F. Hof, vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. Nuijten, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten, waarbij de verdachte op 4 juli 2020 in Zaandam en op 7 juli 2020 in Koog aan de Zaan flessen cognac heeft gestolen, vergezeld van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is een mes, dat in beslag was genomen, onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten, die voor de slachtoffers en het winkelpersoneel zeer verontrustend waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/177679-20 (P)
Uitspraakdatum: 7 januari 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 december 2020 en 24 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum/plaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. Hof en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad flessen cognac (merk: Remy Martin), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffers 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp dreigend te wijzen in de richting van, althans te tonen aan voornoemde [slachtoffers 1] en daarbij te zeggen 'ik ga ook niet betalen, ik neem het zo wel mee' en/of 'kom niet achter mij aan', althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Feit 2
hij op of omstreeks 7 juli 2020 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad flessen cognac, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffers 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen voornoemde [slachtoffers 2] te zeggen 'ik heb een mes, ik heb een mes!', althans woorden van gelijke dreigende aard en;/of strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van voornoemde [slachtoffers 2] te houden, in elk geval te tonen en daarbij te zeggen 'ik heb een mes en ben niet bang om hem te gebruiken, dus achteruit', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet op de plaatsen delict is aangehouden en dat zowel in Zaandam als in Koog aan de Zaan geen DNA is aangetroffen van zijn cliënt op de plaatsen delict. Verdachte herkent zich bovendien niet op de beelden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 op het standpunt gesteld dat – indien de rechtbank bewezen acht dat verdachte dit feit heeft gepleegd – het dossier geen bewijs bevat voor de in de gedachtestreepjes genoemde gedragingen, zodat verdachte van dit deel van het onder 2 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken en slechts een eenvoudige diefstal resteert.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.
3.3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 4 juli 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad flessen cognac (merk: Remy Martin), toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffers 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een mes, dreigend te wijzen in de richting van voornoemde Krijt en Schulte en daarbij te zeggen “ik ga ook niet betalen, ik neem het zo wel mee” en “kom niet achter mij aan”;
Feit 2
hij op 7 juli 2020 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad flessen cognac, toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffers 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen voornoemde [slachtoffers 2] te zeggen “ik heb een mes, ik heb een mes!” en
- een mes aan voornoemde [slachtoffers 2] te tonen en daarbij te zeggen “ik heb een mes en ben niet bang om hem te gebruiken, dus achteruit”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en feit 2, telkens:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte reeds voldoende straf heeft uitgezeten in de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank tot een hogere gevangenisstraf komt dan verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke straf meer toegevoegde waarde heeft dan een louter onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich – kort nadat hij een andere straf had uitgezeten - binnen een tijdsbestek van drie dagen schuldig gemaakt aan twee (winkel)diefstallen bij [slachtoffer], waarbij hij telkens heeft gedreigd met geweld. In beide gevallen is verdachte de winkel in gelopen en heeft hij aan het personeel om tien flessen (6 kleine en 4 grote flessen) sterke drank van een bepaald merk cognac gevraagd. Nadat het personeel de flessen drank had gehaald en in tassen had gedaan, deed verdachte alsof hij de drank zou afrekenen. Bij de winkeldiefstal op 4 juli 2020 pakte verdachte een mes en bedreigde daarmee de kassamedewerksters, terwijl hij daarbij zei dat hij niet zou betalen, dat hij de drank zo zou meenemen en dat ze niet achter hem aan moesten komen. Bij de winkeldiefstal op 7 juli 2020 zei verdachte tegen de kassamedewerkster dat hij een mes had, waarna hij wegrende. Tijdens de achtervolging door een medewerker toonde verdachte een mes aan die medewerker en zei hij dat hij niet bang was om het mes te gebruiken, waarna de medewerker de achtervolging staakte en verdachte wegrende met de flessen drank.
Winkeldiefstallen zijn op zich al vervelende feiten, die voor de gedupeerden, naast financiële schade, vaak veel overlast en ergernis meebrengen. In dit geval ging daarbij het telkens om een grote hoeveelheid drank met een hoge winkelwaarde die de verdachte heeft ontvreemd. Wanneer winkeldiefstal bovendien gepaard gaat met geweld, in welke vorm dan ook, wordt nog eens een grens overschreden. Dergelijke feiten zijn voor het betrokken (vaak jeugdige) winkelpersoneel en het winkelend publiek dat er getuige van is, verontrustend en beangstigend.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 november 2020, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder wegens vermogensdelicten is veroordeeld. Op 29 november 2019 is verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden wegens twee identieke feiten als de onderhavige. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld en de veroordeling is nog niet onherroepelijk.
Zijn eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Als strafverzwarende factoren heeft de rechtbank voorts het volgende in aanmerking genomen. Verdachte was kort voor het plegen van de bewezen verklaarde feiten, te weten nog geen maand, vrijgekomen uit detentie. Verdachte heeft daarbij een niet-meewerkende houding en staat niet open voor begeleiding en/of behandeling, terwijl hij geen woning en geen inkomen heeft. Dit alles baart de rechtbank grote zorgen. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding, mede gelet op de proceshouding van verdachte waaruit blijkt dat hij geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor de door hem gepleegde feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De op te leggen gevangenisstraf zal hoger zijn dan gevorderd door de officier van justitie, nu de rechtbank de ernst van de bewezen verklaarde feiten anders waardeert.

7.Beslissing ten aanzien van het beslag

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten één mes (1164169), dient te worden onttrokken aan het verkeer. Dit voorwerp behoort verdachte toe en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormeld in beslag genomen voorwerp in strijd met de wet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36d, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK Mes (1164169).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. A.M.A. Beckers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 januari 2021.
Mr. A.M.A. Beckers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.