ECLI:NL:RBNHO:2021:2720

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4486
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een RAAF-verzoek om plaatsing in de functie van senior GGP door de korpschef van politie

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 18 februari 2021, wordt het beroep van eiser, een politieambtenaar, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om geplaatst te worden in de functie van senior GGP door de korpschef van politie behandeld. Eiser had op 17 januari 2018 een aanvraag ingediend op basis van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). De korpschef had de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de niveaubepalende elementen van de functie senior GGP. Eiser had in de referteperiode de rol van senior coach waargenomen, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden in overwegende mate overeenkwamen met de vereisten van de functie senior GGP. De rechtbank bespreekt de verschillende niveaubepalende elementen, zoals het opstellen van plannen van aanpak, zaakscoördinatie, en het bouwen en onderhouden van netwerken. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij aan deze elementen voldeed, met uitzondering van het mentorschap van collega’s. De rechtbank concludeert dat de korpschef de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4486

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C. Lamuadni),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J.C. Garrels).

Procesverloop

In het besluit van 20 februari 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF) te worden geplaatst in de functie Senior GGP afgewezen.
In het besluit van 21 augustus 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiser met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie van generalist GGP, gewaardeerd op schaal 7. Eind 2015 is eiser gevraagd de rol van senior coach op zich te nemen, in het kader van zijn loopbaanontwikkeling. Hij ontvangt voor zijn inzet en waarneming een beloning. Eisers functioneren in zijn rol als senior coach is op
13 april 2018 beoordeeld als voldoende.
2. Op 17 januari 2018 heeft eiser op grond van de RAAF een aanvraag ingediend om geplaatst te worden in de functie Senior GGP, gewaardeerd op schaal 8.
3. Op 6 november 2018 heeft verweerder eiser bericht voornemens te zijn de aanvraag af te wijzen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de werkzaamheden niet van kennelijk tijdelijke aard waren. De toetsingscommissie RAAF oordeelde dat deze afwijzingsgrond niet juist was, maar dat de afwijzing van de aanvraag op inhoudelijke gronden, namelijk niet voldaan aan de niveaubepalende elementen, wel stand zou kunnen houden.
4. Verweerder heeft vervolgens besloten zoals weergegeven onder het procesverloop.
5. Eiser is, na een succesvolle sollicitatie, met ingang van 20 april 2019 geplaatst in de functie van senior GGP. Eiser houdt belang bij een beoordeling van zijn beroep nu hij daarmee een eerdere plaatsing in die functie zou kunnen bereiken.
6. Het bestreden besluit berust – kort samengevat – op het standpunt dat de feitelijk opgedragen werkzaamheden van eiser niet in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van senior GGP. Met het gratificatiebesluit, het waarnemingsbesluit en de beoordelingen staat niet vast dat is voldaan aan de niveaubepalende elementen, bezien moet worden of eisers werkzaamheden in de referteperiode aan de niveaubepalende elementen voldoen. Dat is volgens verweerder niet het geval, waarbij verwezen wordt naar het advies van de bezwaarcommissie.
7. Eiser voert aan dat hij wel aannemelijk heeft gemaakt aan de niveaubepalende elementen te hebben voldaan.
8. Ingevolge artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) kan de ambtenaar een aanvraag indienen bij het bevoegd gezag wanneer zijn feitelijke werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van zijn huidige, aan hem opgedragen Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP)-functie, om de feitelijke werkzaamheden overeen te laten komen met een andere LFNP-functie. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld.
9. Deze ministeriële regeling is de RAAF (Stcrt. 2016, nr. 38696, zoals gewijzigd op 2 december 2016, Stcrt. 2016, nr. 67383) die op 26 juli 2016 in werking is getreden. Over deze regeling is overeenstemming bereikt met de politievakorganisaties.
10. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF wordt onder wezenlijk afwijken verstaan: in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie als omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie’ van de betreffende functie, dan wel overeenkomen met de definitie van het werkterrein, het aandachtsgebied of de specifieke functionaliteit behorende bij de huidige functie opgenomen in de bijlage 4, horende bij artikel 3, vierde lid, van de Regeling vaststelling LFNP.
11. In artikel 2, eerste lid, van de RAAF is bepaald dat de ambtenaar in de aanvraag aannemelijk maakt dat hij gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag, feitelijke werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van zijn huidige functie dan wel overeenkomen met een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit.
12. Op grond van artikel 2, het tweede lid, van de RAAF vangt de periode van één jaar als bedoeld in het eerste lid niet eerder aan dan de dag waarop de ambtenaar de huidige aan hem opgedragen functie feitelijk uitoefent.
13. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de RAAF wijst het bevoegd gezag de aanvraag toe, indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2:
a. zijn opgedragen;
b. gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag tot wijziging van de functie dan wel wijziging of toekenning van het werkterrein, aandachtsgebied of specifieke functionaliteit zijn verricht;
c. wezenlijk afwijken van de huidige functie dan wel van een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit van de ambtenaar, en
d. niet van kennelijk tijdelijke aard zijn.
14. In artikel 7 van de RAAF is bepaald dat het bevoegd gezag in individuele gevallen waarin de RAAF niet of niet naar billijkheid voorziet een bijzondere voorziening kan treffen (hardheidsclausule).
15. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op voorwaarde c van artikel 3, eerste lid, van de RAAF (wezenlijk afwijken).
16. De vraag of de ambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat zijn feitelijke werkzaamheden wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functiebeschrijving, is een vraag naar de feiten. Bij de beantwoording van die vraag is een slechts terughoudende toetsing niet op haar plaats nu die beantwoording zich dus moet richten op de vaststelling van die feiten (CRvB 10 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3156).
17. Op grond van artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF, wordt, voor zover hier van belang, onder wezenlijk afwijken verstaan: in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie als omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie’ van de betreffende functie.
Volgens de toelichting bij die bepaling (Stcrt. 2016, 38696) wordt bij de beoordeling of dit het geval is door het bevoegd gezag primair gekeken naar die elementen van de andere functie die bij uitstek het waarderingsniveau van de functie bepalen en die discriminerend zijn ten opzichte van de huidige functie. Deze differentiërende elementen staan gedefinieerd in ‘kern van de functie’, zoals vermeld in de tweede alinea van de respectievelijke LFNP-functies. De betrokken ambtenaar zal aannemelijk moeten maken dat hij binnen het bereik van de andere functie is gekomen door het feitelijk uitoefenen van de niveaubepalende elementen van die andere functie. Het gaat daarbij met name om die niveaubepalende elementen van de andere functie, waarin het verschil tussen de huidige en de beoogde functie tot uitdrukking komt. Door de onderlinge verwevenheid van de niveau-indicatoren en de te behalen resultaten die daarmee samenhangen, is voor een succesvolle aanvraag in de zin van deze regeling noodzakelijk dat het bevoegd gezag op basis van alle feiten en omstandigheden van de aanvraag kan vaststellen dat de betrokken ambtenaar door zijn feitelijke werkzaamheden daadwerkelijk en herkenbaar aan de niveaubepalende elementen van die andere functie heeft voldaan. Volgens de toelichting betekent dit dat de ambtenaar in beginsel moet kunnen aantonen dat aan alle niveaubepalende elementen van de andere functie is voldaan.
18. De rechtbank merkt hierbij op dat de eisen die in het kader van de RAAF aan de politieambtenaar worden gesteld hoog zijn. Slechts indien (in beginsel) aan alle niveaubepalende elementen is voldaan, komt hij of zij in aanmerking voor plaatsing in de gewenste functie. Dit betekent niet dat de medewerkers die eerder in die functie zijn geplaatst ook altijd alle niveaubepalende elementen verrichten.
19. In de LFNP-functiebeschrijving van de functie senior GGP staat onder ”kern van de functie” het volgende:
”De Senior GGP draagt bij aan de handhaving van de openbare orde en aan veiligheid en leefbaarheid door het – in het kader van voorbereiding, mede aan de hand van beschikbare formats – opstellen van plannen van aanpak voor de uitvoering van (werkterreingerelateerde) operationele politietaken en voor de aanpak van (werkterreingerelateerde) veiligheidsproblematiek. Hij verricht zaakscoördinatie en voert daarnaast zelfstandig (werkterreingerelateerde) operationele politietaken uit. De Senior GGP bouwt en onderhoudt (nieuwe) (werkterreingerelateerde) netwerken ten behoeve van gezamenlijke aanpak van veiligheidsproblematiek en maakt uitvoeringsafspraken. De Senior GGP doet voorstellen vanuit de uitvoeringspraktijk ter verbetering van de aanpak van (werkterreingerelateerde) aanpak van veiligheidsproblematiek en in de uitvoering van operationele politietaken en implementeert vastgestelde verbeteringen. De Senior GGP bevordert als mentor de professionaliteit van collega’s.”
20. Gelet op deze functiebeschrijving dient door eiser aannemelijk gemaakt te worden dat de aan hem feitelijk opgedragen werkzaamheden in overwegende mate overeenkomen met de volgende niveaubepalende elementen:
- het opstellen van plannen van aanpak voor de uitvoering van (werkterreingerelateerde) operationele politietaken en voor de aanpak van (werkterreingerelateerde) veiligheidsproblematiek;
- het verrichten van zaakscoördinatie;
- het bouwen en onderhouden van (nieuwe) (werkterreingerelateerde) netwerken ten behoeve van gezamenlijke aanpak van veiligheidsproblematiek en het maken van uitvoeringsafspraken;
- het doen van voorstellen vanuit de uitvoeringspraktijk ter verbetering van de aanpak van (werkterreingerelateerde) aanpak van veiligheidsproblematiek en in de uitvoering van operationele politietaken en het implementeren van vastgestelde verbeteringen;
- het als mentor bevorderen van de professionaliteit van collega’s.
21. Partijen zijn het erover eens dat eiser voldoet aan de voorwaarde bij het laatste gedachtestreepje.
22. De rechtbank bespreekt hierna de standpunten van partijen ten aanzien van de overige kernelementen.
Plannen van aanpak
23. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet gebleken is van het opstellen van plannen van aanpak. Weliswaar benaderen de door eiser genoemde voorbeelden een plan van aanpak, maar mist een gestructureerde aanpak op schrift naar aanleiding van een analyse van de problematiek, waarop besluitvorming door de leidinggevende kan plaatsvinden op verantwoordelijkheidsverdeling, op werkwijze en de daarbij behorende kwantitatieve en kwalitatieve inzet van mensen en middelen.
24. Eiser wijst in het kader van het uitoefenen van dit element van de functie onder andere op de Trivium-controles. Eiser heeft hierin de verantwoordelijkheid om de locatie vast te stellen waar de controles plaatsvinden en de mensen die nodig zijn voor een dergelijke controle. Voorts wordt door eiser vastgesteld welke middelen benodigd zijn voor de controle. De voorbereiding van een dergelijke Trivium-controle vindt plaats middels het opmaken van een plan van aanpak. Eiser heeft verwezen naar de PowerPointpresentatie die hij heeft ingebracht. Van de overige voorbeelden kan geen fysieke documentatie worden getoond.
25. De rechtbank overweegt hieromtrent dat verweerder kan worden gevolgd in het standpunt dat de voorbeelden die eiser heeft aangedragen een plan van aanpak benaderen, maar dat nog niet zijn.
Zaakscoördinatie
26. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken van zaakscoördinatie. Met zaakscoördinatie wordt volgens verweerder bedoeld het organiseren en aansturen van de uitvoering van een plan van aanpak, zodat de uitvoering van veiligheidsmaatregelen efficiënt en effectief verloopt. Dit houdt mede in:
- het – in afstemming met de leidinggevende – vertalen van de in het vastgestelde plan van aanpak benoemde collectieve activiteiten en resultaten naar individuele werkafspraken (concretisering in individuele activiteiten en resultaten) en van;
- het bewaken van de voortgang van de (individuele) werkafspraken, het in dat kader voeren van voortgangsgesprekken met betrekking tot de kwalitatief en kwantitatief geleverde prestaties in relatie tot de gemaakte uitvoerings-/randvoorwaardelijke afspraken met de haar toegewezen mensen, en;
- het informeren van de leidinggevende ten behoeve van het maken van resultaat- en ontwikkelafspraken, functionering en beoordeling.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij medewerkers aanstuurt, voortgangsgesprekken houdt met de hem toegewezen mensen en aan de leidinggevende rapporteert ten behoeve van het maken van resultaat- en ontwikkelafspraken.
27. Eiser voert aan dat het element zaakscoördinatie uit een aantal onderdelen bestaat. Voor wat betreft het onderdeel ‘bewaken voortgang van de individuele werkafspraken’ heeft verweerder onderkend dat eiser hieraan invulling geeft. Verweerder heeft echter ten onrechte geconcludeerd dat aan de overige onderdelen niet voldaan is. Eiser heeft beschreven als informant op te treden. De operationeel expert wordt door eiser in zijn rol van senior geïnformeerd over het functioneren van de individuele medewerkers. Deze informatie wordt als input gebruikt voor functionerings- en beoordelingsgesprekken. Eiser heeft concrete voorbeelden aangedragen van gesprekken met de operationeel expert, waaruit blijkt dat hij de leidinggevende wel degelijk informeert over het functioneren van de medewerkers. Eiser heeft voorts gewezen op het maken en opdragen van individuele werkafspraken. Een voorbeeld is de gekozen strategie waarmee omgegaan wordt met het capaciteitsprobleem. De collectieve activiteit is de bemanning van drie noodhulpeenheden. Eiser heeft hierin specifieke individuele werkafspraken gemaakt om de collectieve activiteiten te kunnen behalen. Eiser meent wel degelijk in overwegende mate invulling te geven aan deze taak.
28. De rechtbank overweegt hieromtrent dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan dit element voldoet. Van het voeren van voortgangsgesprekken is niet gebleken en evenmin van het informeren van leidinggevenden in het kader van resultaat- en ontwikkelafspraken.
Bouwen en onderhouden van netwerken
29. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet gebleken is van het bouwen en onderhouden van netwerken.
30. Eiser heeft ter zitting opgemerkt dat in de referteperiode geen sprake is geweest van het opbouwen van netwerken.
31. De rechtbank constateert dat aan dit element niet is voldaan.
Voorstellen ter verbetering van de uitvoeringspraktijk en implementatie ervan
32. Verweerder stelt zich op het standpunt dat met het vanuit de uitvoeringspraktijk formuleren van voorstellen tot verbetering in de aanpak van (werkterreingerelateerde) veiligheidsproblematiek en in de uitvoering van operationele politietaken alsmede het implementeren daarvan niet gedoeld wordt op de door eiser gestelde verbeteringen.
33. Eiser wijst in dit kader op het verbetervoorstel aangaande de Automatische Externe Defibrillator (AED) voor motorfietsen. Er waren voor motorfietsen geen speciale AED’s in gebruik. Dit is problematisch omdat er geen ruimte is om een kogelwerend vest mee te nemen voor de dienst. Eiser heeft een verbetervoorstel gedaan en een en ander ook geïmplementeerd. Eiser meent dat dit een verbetering betreft die een veiligere en efficiëntere uitvoering van de politietaak tot gevolg heeft.
34. De rechtbank overweegt hieromtrent dat verweerder ook ter zitting niet heeft kunnen uitleggen waarom het door eiser naar voren gebrachte voorbeeld niet als voorstel ter verbetering van de uitvoeringspraktijk kan worden aangemerkt. Noodhulpverlening is immers een van de kerntaken van de politie. De omstandigheid dat in voorkomende gevallen een ambulance kan worden opgeroepen, maakt dit niet anders. Bij een hartstilstand moet immers zo snel mogelijk worden gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dan ook wel aannemelijk gemaakt dat hij aan dit kernelement heeft voldaan.
Conclusie
35. Uit het vorenstaande volgt dat eiser niet heeft voldaan aan een groot aantal van de niveaubepalende elementen van de gewenste functie. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Voor toepassing van de hardheidsclausule ziet de rechtbank geen aanknopingspunten, nu de situatie van eiser niet zodanig bijzonder is dat verweerder daarin aanleiding had moeten zien eiser in de gewenste functie te plaatsen.
36. De rechtbank merkt hierbij nog wel op dat zij zich realiseert dat de uitkomst van deze procedure door eiser als onbevredigend kan worden ervaren, gezien de omstandigheid dat hij in de referteperiode de functie van senior coach heeft waargenomen en dat naar tevredenheid van zijn leidinggevenden heeft gedaan, maar desalniettemin niet in de functie senior GGP geplaatst kan worden op grond van de RAAF. Dit is echter het gevolg van de keuzes die in de RAAF zijn gemaakt door verweerder en waarmee is ingestemd door de politievakorganisaties.
37. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzitter, en mr. M.P.E. Oomens en mr. dr. J.C. de Wit, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2021.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.