In deze zaak hebben de passagiers een vervoersovereenkomst gesloten met British Airways PLC voor een vlucht van New York via Londen naar Amsterdam op 24 juni 2018. De vlucht heeft vertraging opgelopen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam hebben gemist en met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder geëist op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder heeft geweigerd te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en maatregelen van de Amerikaanse Federal Aviation Authority (FAA). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken, aangezien de overstap te Londen te krap was ingepland. De rechter oordeelt dat de passagiers recht hebben op compensatie en wijst de vordering tot betaling van € 2.760,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast worden de proceskosten aan de vervoerder opgelegd. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2021.