ECLI:NL:RBNHO:2021:2818

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
8095663 \ CV FORM 19-15220
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij langdurige vertraging door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vervoersovereenkomst gesloten met British Airways PLC voor een vlucht van New York via Londen naar Amsterdam op 24 juni 2018. De vlucht heeft vertraging opgelopen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam hebben gemist en met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder geëist op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder heeft geweigerd te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en maatregelen van de Amerikaanse Federal Aviation Authority (FAA). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken, aangezien de overstap te Londen te krap was ingepland. De rechter oordeelt dat de passagiers recht hebben op compensatie en wijst de vordering tot betaling van € 2.760,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast worden de proceskosten aan de vervoerder opgelegd. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8095663 \ CV FORM 19-15220
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]4. [passagier sub 4]
allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: A. Rondberg (Flight Claim/ARAG)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC.
gevestigd te Verenigd Koninkrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 1 oktober 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 24 december 2019;
  • de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 31 januari 2020;
  • de conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 22 april 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van New York (Verenigde Staten), via Londen (Verenigd Koninkrijk), naar Amsterdam op 24 juni 2018.
2.2.
De vlucht van New York naar Londen, hierna: de vlucht, heeft vertraging opgelopen. De passagiers hebben de overstap gemist en zijn met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. De vervoerder voert aan dat de vlucht van New York naar Londen met vertraging is uitgevoerd ten gevolge van maatregelen getroffen door de Amerikaanse Federal Aviation Authority (FAA) alsmede instructies van de luchtverkeersleiding van de luchthaven van New York (JFK Airport). Deze maatregelen werden genomen vanwege voorspelde slechte weersomstandigheden in de omgeving van de luchthaven. De FAA kondigde een ‘ground stop’ af, alsmede, volgens de vervoerder, een sluiting van de luchthaven. De vlucht moest hierdoor 81 minuten lang taxiën voordat de luchtverkeersleiding toestemming gaf om op te stijgen, aldus de vervoerder. Zij voert aan dat de weersomstandigheden en daaropvolgende maatregelen en restricties vanuit de luchtverkeersleiding een buitengewone omstandigheid opleveren. Ook betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.
3.5.
Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming. Op grond van de Verordening is de vervoerder gehouden de passagiers hiervoor te compenseren, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weeromstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat de weersvoorspelling rondom de luchthaven ertoe heeft geleid dat de FAA een ground stop heeft afgekondigd vanwege de voorspelde onweersbuien. De exacte duur van deze ground stop blijft, echter, onduidelijk. Hoewel de vervoerder in haar onderzoeksrapport heeft toegelicht wanneer deze ground stop van kracht was, blijkt uit de overgelegde berichten vanuit de FAA enkel een ground stop tot 23:00 uur UTC. Dat zou inhouden dat de ground stop reeds voorbij was ten tijde van de vlucht. Daarbij is een ground stop, in tegenstelling tot hetgeen de vervoerder bij dupliek aanvoert, niet gelijk te trekken aan een volledige sluiting van de luchthaven.
4.5.
De vervoerder heeft, onder meer in haar OPNL Legs Report en haar interne onderzoeksrapport, onderbouwd aangevoerd dat de vlucht buitensporig lang heeft moeten taxiën. Voor het opstijgen is een take-off clearance van de lokale luchtverkeersleiding vereist. Het duurde, in plaats van de gebruikelijke 35 minuten, in dit geval 81 minuten voordat de vlucht toestemming kreeg om op te stijgen. Gezien de overgelegde berichten vanuit de FAA, is het aannemelijk dat deze lange vertraging een gevolg was van de zeer slechte weersomstandigheden in de omgeving van de luchthaven. De vlucht kan niet zomaar opstijgen; zij is daarin gebonden aan de instructies vanuit de luchtverkeersleiding. De betreffende omstandigheden hebben een vertraging van ca. 46 minuten opgeleverd. Gelet op het voorgaande is deze vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg geweest van buitengewone omstandigheden.
4.6.
Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht. De passagiers hebben immers door deze vertraging de aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De vertraging van de passagiers is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. De vlucht arriveerde te Londen met 22 minuten vertraging ten opzichte van de oorspronkelijke planning. De overstap te Londen behoeft een minimum overstaptijd van 60 minuten. Bovenop deze minimum overstaptijd heeft de vervoerder een buffer van slechts tien minuten ingepland. Dat is onvoldoende om eventuele kleine vertragingen op te vangen. Met een redelijke buffertijd hadden de passagiers de aansluitende vlucht in dit geval mogelijk nog kunnen halen. Door de overstap te strak in te plannen, heeft de vervoerder niet alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen.
4.8.
De conclusie is dat de vordering van de passagier tot betaling van de compensatievergoeding zal worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.
4.12.
Op verzoek van de passagiers zal een Engelstalig certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.760,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 van dat bedrag vanaf 24 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 436,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open