ECLI:NL:RBNHO:2021:2819

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
7999224 \ CV EXPL 19-12752
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways Plc vanwege vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar New York via Londen op 17 mei 2019. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en deed een beroep op buitengewone omstandigheden, waaronder slechte weersomstandigheden en capaciteitsrestricties op de luchthavens. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet had voldaan aan het redelijke maatregelen-criterium, omdat de passagiers een te korte overstaptijd hadden en de overige passagiers met dezelfde aansluiting de overstap wel hadden gehaald. Hierdoor werd het beroep op buitengewone omstandigheden niet gehonoreerd. De vordering van de passagiers werd toegewezen, en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 1.800,00 plus wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7999224 \ CV EXPL 19-12752
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc
gevestigd te Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 25 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam, via Londen (Verenigd Koninkrijk) naar New York (Verenigde Staten) op 17 mei 2019.
2.2.
Volgens de planning zou de vlucht van Amsterdam naar Londen om 11:40 uur lokale tijd vertrekken uit Amsterdam en om 12:00 uur lokale tijd arriveren te Londen. De vlucht van Londen naar eindbestemming New York zou vervolgens om 13:10 uur lokale tijd vertrekken en om 16:00 uur lokale tijd arriveren.
2.3.
De vlucht van Amsterdam naar Londen, hierna: de vlucht, is met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben hun overstap gemist en zijn met een vertraging van drie uur op hun eindbestemming gearriveerd.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat de vlucht met vertraging is uitgevoerd ten gevolge van, samengevat: slechte weersomstandigheden, het opleggen van slottijden vanuit de luchtverkeersleiding, een nieuw systeem van de luchtverkeersleiding, langer dan gebruikelijke taxitijden, en capaciteitsrestricties te Londen. Daarnaast voert de vervoerder aan dat de passagiers de overstap hadden kunnen halen, nu zij de enigen van de passagiers zijn die de overstap niet gehaald hebben.
4.2.
Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers vertraagd is uitgevoerd en zij later dan drie uur op de eindbestemming zijn gearriveerd. Daardoor geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder, tenzij zij zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, sub c onder i, ii of iii van de Verordening. Daarnaast hoeft zij niet aan de compensatieplicht te voldoen indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
In het onderhavige geval hadden de passagiers te Londen volgens de oorspronkelijke planning 70 minuten de tijd om van de vlucht over te stappen op de vlucht naar eindbestemming New York. De minimum overstaptijd te Londen bedraagt 60 minuten. De vlucht opende haar deuren om 12:32 uur lokale tijd; de overstap stond gepland om 13:10 uur lokale tijd te vertrekken. De vervoerder heeft aangevoerd dat alle andere passagiers met dezelfde aansluiting als eisers de overstap hebben gehaald. De aansluitende vlucht van Londen naar de eindbestemming zou namelijk met 27 minuten vertraging zijn vertrokken.
5.4.
De vervoerder heeft in de oorspronkelijke planning een buffertijd van slechts tien minuten gehanteerd. Dat is niet voldoende om eventuele vertragingen op te vangen. Met het inplannen van een te korte reservetijd heeft de vervoerder niet voldaan aan alle redelijke maatregelen die zij had kunnen treffen ter voorkoming of beperking van de vertraging. Dat wordt onderstreept door het gegeven dat de overige passagiers met dezelfde aansluiting de overstap wél hebben gehaald. Hoewel de vervoerder nog aanvoert dat de aansluitende vlucht met vertraging is vertrokken, blijft het precieze gevolg daarvan voor de overstaptijd onbekend. Uit de producties wordt immers niet duidelijk wanneer de aansluitende vlucht de deuren van de gate sloot. Met een redelijke buffertijd is de kans groot dat ook de passagiers in de onderhavige procedure hun overstap hadden kunnen halen. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de vervoerder niet heeft voldaan aan het treffen van redelijke maatregelen om de vertraging van de passagiers te beperken.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden toegewezen. Aan het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden zal derhalve niet worden toegekomen.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.800,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 mei 2019 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00
salaris gemachtigde € 374,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter