ECLI:NL:RBNHO:2021:2866

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
8465097 \ CV FORM 20-3461
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en toepassing van de 50%-regel

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de vervoerder Transportes Aereos Portugueses S.A., compensatie geëist na de annulering van hun vlucht van Lissabon naar Amsterdam op 17 april 2018. De passagiers hebben een verzoek ingediend tot betaling van € 2.800,00, vermeerderd met wettelijke rente, en aanvullende buitengerechtelijke kosten. De vervoerder heeft geweigerd de volledige compensatie te betalen en betwist dat de passagiers recht hebben op de gevorderde bedragen, met een beroep op de 50%-regel uit de Verordening (EG) nr. 261/2004.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering van passagier sub 5, waardoor dit gedeelte van de vordering voor toewijzing gereed ligt. De rechter heeft de argumenten van de vervoerder over de 50%-regel beoordeeld en geconcludeerd dat de Nederlandstalige norm gevolgd dient te worden, aangezien een sterk vervroegde vertrektijd evenveel overlast kan veroorzaken als een sterk verlate vertrektijd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers recht hebben op de volledige compensatie, omdat de vervangende vlucht hen eerder heeft gebracht dan oorspronkelijk gepland.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 3.290,05 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de vervoerder opgelegd. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten van € 490,05 toegewezen, maar de gevorderde rente over deze kosten afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8465097 \ CV FORM 20-3461
Uitspraakdatum: 17 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

allen wonende te [woonplaats]

5. [passagier sub 5]

wonende te [woonplaats]

6. [passagier sub 6]

7. [passagier sub 7]

beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. M.J.R. Hannink & mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Transportes Aereos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm & mr. P.C.X. de Leede

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 17 april 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 23 juli 2020;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Lissabon (Portugal) naar Amsterdam op 17 april 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd de gehele gevorderde compensatie te betalen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en verminderd met het door de vervoerder reeds voldane bedrag van
€ 1.200,00;
- primair € 544,50 subsidiair € 490,05 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2018;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van passagier sub 5, waardoor dit gedeelte van de vordering voor toewijzing gereed ligt. Omwille het leesgemak zullen de overige passagiers hierna nog steeds gezamenlijk ‘de passagiers’ worden genoemd. De vervoerder heeft aangevoerd dat de gevorderde compensatie met 50% verminderd dient te worden, nu de passagiers na annulering van de vlucht zijn omgeboekt naar een andere vlucht die de passagiers eerder dan de geplande tijd op de eindbestemming heeft gebracht. De vervoerder heeft dit bedrag, á € 200,00 per passagier en een totaal van € 1.200,00, voorafgaand aan de procedure voldaan. De passagiers hebben dit bedrag reeds in mindering gebracht op het gevorderde bedrag.
4.3.
De passagiers zijn, na annulering van de vlucht, door de vervoerder omgeboekt naar een andere vlucht. Deze vlucht, vergeleken met de oorspronkelijke vlucht, had een vertrektijd van 4 uur en 3 minuten vroeger en arriveerde 4 uur en 36 minuten eerder. De passagiers hebben gesteld dat dit recht geeft op compensatie op grond van art. 5 lid 1 sub c onder iii. De Verordening bepaalt in art. 7 lid 2 in welke gevallen de helft van de standaardcompensatie wordt uitgekeerd. De Nederlandstalige versie van de Verordening geeft aan dat de helft van de compensatie kan worden uitgekeerd mits de daadwerkelijke aankomsttijd van de vervangende vlucht niet meer dan drie uur van de oorspronkelijke aankomsttijd afwijkt. Aangezien de passagiers in het onderhavige geval 4 uur en 36 minuten eerder zijn gearriveerd, stellen de passagiers dat deze 50%-regel niet opgaat. De vervoerder heeft in dit kader echter aangevoerd dat de Nederlandstalige versie van de Verordening niet als leidend dient te worden gezien. De Verordening spreekt, in verschillende andere talen, over het uitkeren van de helft van de compensatie mits de daadwerkelijke aankomsttijd van de vervangende vlucht niet meer dan drie uur later is dan de oorspronkelijke aankomsttijd. In deze verwoording is de 50%-regel in het onderhavige geval wél van toepassing, voert de vervoerder aan. De vervangende vlucht kwam immers niet meer dan drie uur later dan de oorspronkelijk geplande aankomsttijd aan, maar juist 4 uur en 36 minuten eerder. De vervoerder heeft verwezen naar enkele arresten van het Europese Hof van Justitie waarin wordt aangegeven dat, bij twijfel, gemeenschapsrecht dient te worden uitgelegd in het licht van de wettekst van andere talen, om deze bepaling in de participerende landen zo uniform mogelijk te kunnen toepassen. De eerdere vonnissen van deze rechtbank aangaande een ruime vervroegde aankomst, waarvan de passagiers er enkele hebben overgelegd, hebben niet voldoende rekening gehouden met het gegeven dat de Nederlandstalige tekst afwijkt van de tekst van de Verordening in andere talen, aldus de vervoerder. De kantonrechter overweegt dat de Verordening in haar huidige vorm geen expliciete normen bevat over sterk vervroegde vertrek-en aankomsttijden bij een vervangende vlucht na annulering. De Verordening is, expliciet volgend uit haar richtlijnen en considerans, opgesteld om de rechten van passagiers ten aanzien van luchtvaartmaatschappijen uit te breiden. De beoogde bescherming van passagiers tracht, onder andere, de overlast en het ongemak voor passagiers als gevolg van een annulering te verminderen. Passagiers dienen redelijk alternatief vervoer aangeboden te krijgen, zodat zij andere regelingen kunnen treffen indien benodigd. Een sterk vervroegde vertrektijd en/of aankomsttijd kan op exact dezelfde wijze overlast en ongemak voor de passagier veroorzaken als wanneer de vertrektijd en/of aankomsttijd sterk verlaat wordt. Zodoende zal het onderhavige geval aansluiten bij eerdere rechtspraak over sterk vervroegde vertrek- en aankomsttijden van een vervangende vlucht na annulering en zal daarmee de Nederlandstalige norm zoals deze nu in de Verordening bestaat worden gevolgd.
4.4.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering van de passagiers worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek gemotiveerd betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het primair verzochte bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal dan ook het subsidiair verzochte bedrag toewijzen, te weten € 490,05 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.
4.7.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt en met dien verstande dat de vervoerder duidelijk heeft gemaakt dat de passagiers geen (na)kosten behoeven te maken voor vertaling van het D-formulier.
4.8.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.290,05 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.800,00 van dat bedrag vanaf 17 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat het door de vervoerder reeds voldane bedrag van € 1.200,00 hierop in mindering dient te worden gebracht;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 486,00 aan griffierecht, € 218,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 114,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open