ECLI:NL:RBNHO:2021:289

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
C/15/300436 / FA RK 20-1221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een minderjarige door duomoeder met internationale aspecten en geslachtsnaamkeuze

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in een adoptieprocedure. Verzoekster, die gehuwd is met de moeder van de minderjarige, heeft verzocht om de adoptie van de minderjarige, geboren op een onbekende datum in een onbekende gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige is verwekt door middel van kunstmatige inseminatie met het sperma van een onbekende donor. De moeder en de minderjarige hebben de Nederlandse nationaliteit, terwijl verzoekster de Spaanse nationaliteit bezit en tevens Amerikaans burger is. Dit internationale karakter van de zaak heeft geleid tot de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, wat bevestigend is beantwoord omdat alle betrokkenen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld welk rechtsstelsel van toepassing is op de adoptie. Op basis van het Burgerlijk Wetboek is het Nederlandse recht van toepassing, en de moeder heeft ingestemd met het verzoek tot adoptie. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is en dat aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie is voldaan. De adoptie wordt terugwerkende kracht verleend tot het moment van de geboorte van de minderjarige, aangezien deze is geboren binnen de relatie van verzoekster en de moeder.

Daarnaast is er een beoordeling geweest van de geslachtsnaam van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Nederlandse recht van toepassing is op de geslachtsnaamkeuze, en dat verzoekster en de moeder hebben gekozen voor de geslachtsnaam van de moeder. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat deze keuze niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat de tweede geslachtsnaam van verzoekster ook relevant is. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en de griffier opgedragen om de beschikking aan het gezagsregister door te geven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/300436 / FA RK 20-1221
beschikking van 13 januari 2021 betreffende adoptie
gegeven op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. D.E.J. Maes, kantoorhoudende te Haarlem,
strekkende tot:
a. het uitspreken van de adoptie van de minderjarige
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (verder: [minderjarige] ) door verzoekster;
b. het bepalen dat [minderjarige] de achternaam [achternaam] ( [achternaam] ) zal dragen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt: [de moeder] , wonende te [plaats] (verder: de moeder).

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekster, ingekomen op 6 maart 2020;
- de brief van verzoekster, met als bijlage onder meer de geboorteakte van [minderjarige] , ingekomen op 1 september 2020.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
[minderjarige] is geboren als dochter van de moeder.
2.2
[minderjarige] is verwekt door middel van kunstmatige inseminatie met het semen van een onbekende donor.
2.3
Verzoekster is op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] gehuwd met de moeder.

3.Beoordeling

3.1
Door de omstandigheid dat de moeder en [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit hebben en verzoekster de Spaanse nationaliteit bezit en tevens Amerikaans burger is, draagt het verzoek een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
3.2
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in bevestigende zin worden beantwoord, nu verzoekster, de moeder en [minderjarige] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
adoptie
3.3
Vervolgens komt de vraag aan de orde welk rechtsstelsel op het verzoek van toepassing is. Op grond van het bepaalde in artikel 105, eerste lid, van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op een in Nederland uit te spreken adoptie, behoudens het bepaalde in lid 2, het Nederlandse recht van toepassing. Artikel 10:105, tweede lid, BW bepaalt dat op de toestemming dan wel raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen toepasselijk is het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Hoewel er in de onderhavige zaak geen sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 10:105, tweede lid, BW, zou, indien daarvan wel sprake zijn geweest, het Nederlandse recht van toepassing zijn geweest, zijnde het recht van de staat waarvan [minderjarige] de nationaliteit bezit.
3.4
De moeder stemt in met het verzoek tot adoptie.
3.5
De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken de overtuiging dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is. Ook aan de overige in artikel 1:227 BW genoemde gronden voor adoptie is voldaan evenals aan de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie dan ook toewijzen.
3.6
Op grond van het bepaalde in artikel 1:230, tweede lid, eerste volzin, BW werkt de adoptie terug tot het tijdstip van de geboorte van [minderjarige] , nu [minderjarige] is geboren binnen de relatie van verzoekster en de moeder en de adoptie vóór de geboorte van [minderjarige] is verzocht.
geslachtsnaam
3.7
Beoordeling van het toepasselijke recht dient te geschieden aan de hand van artikel 10:20 BW. Daarin is bepaald dat de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, ongeacht de vraag of hij nog een andere nationaliteit heeft, wordt bepaald door het Nederlandse recht. Dit geldt ook indien vreemd recht van toepassing is op de familierechtelijke betrekkingen waarvan het ontstaan of het tenietgaan gevolg kan hebben voor de geslachtsnaam.
3.8
Op grond van voormeld artikel 10:20 BW is op de keuze voor een geslachtsnaam van [minderjarige] het Nederlandse recht van toepassing.
3.9
[minderjarige] is het eerste kind tot wie verzoekster en de moeder in familierechtelijke betrekking komen te staan.
3.1
Verzoekster en de moeder hebben er voor gekozen dat [minderjarige] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal dragen. Hoewel verzoekster en de moeder beiden de achternaam [achternaam] dragen, heeft het hun voorkeur om [minderjarige] slechts de achternaam [achternaam] te geven. In Spanje hebben de kinderen de achternaam van de vader en van de moeder. Wanneer zij een kind krijgen, vervalt de achternaam van de moeder. Verzoekster en de moeder wensen ook nu dat de achternaam van de moeder van [achternaam] , namelijk [achternaam] , vervalt en dat [minderjarige] dus enkel de achternaam [achternaam] krijgt. Slechts wanneer dit juridisch niet mogelijk is kiezen zij voor de naam [achternaam] .
3.11
Artikel 1:5, derde lid, BW bepaalt dat indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot beide adoptanten van verschillend geslacht, die met elkaar zijn gehuwd, het kind de geslachtsnaam van de vader heeft, tenzij de adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de moeder zal hebben. Indien de adoptanten niet met elkaar gehuwd zijn of indien beide adoptanten van hetzelfde geslacht zijn en met elkaar gehuwd zijn, houdt het kind de geslachtsnaam die het heeft, tenzij de adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaren dat het een van hun beider geslachtsnamen zal hebben. Indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder komt te staan, houdt het zijn geslachtsnaam tenzij de ouder en diens echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. De rechterlijke uitspraak inzake de adoptie vermeldt de verklaring van de adoptanten hieromtrent.
3.12
Met inachtneming van het vorenstaande komt de keuze van verzoekster en de moeder voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam] niet voor toewijzing in aanmerking. In deze situatie hebben verzoekster en de moeder gekozen voor de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ”. Nu de tweede geslachtsnaam van verzoekster “ [geslachtsnaam] ” luidt, begrijpt de rechtbank dat verzoekster en de moeder hebben gekozen voor de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ”.
gezag
3.13
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het vrouwelijk geslacht:
- [minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
door verzoekster voornoemd met ingang van 1 augustus 2020;
4.2
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
4.3
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Dijk, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.