ECLI:NL:RBNHO:2021:318

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
C/15/303496 / HA ZA 20-347
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging bindend advies en schadevergoeding in koop/aanneemovereenkomst met gebrekkig werk

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap WEBOMA PROJECTEN B.V. (hierna: Weboma) in conventie een veroordeling van AQA HYDRASEP B.V. (hierna: AQA) tot betaling van diverse bedragen, waaronder schadevergoeding en kosten van een bindend adviseur. De vordering was gebaseerd op een ontbinding van de koop/aanneemovereenkomst wegens tekortkomingen in de nakoming door AQA. AQA voerde verweer en vorderde in reconventie onder andere de vernietiging van het bindend advies en betaling van openstaande facturen. De rechtbank oordeelde dat AQA tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, en dat de ingebrekestelling van Weboma terecht was. Het bindend advies van Kiwa werd als geldig beschouwd, en de rechtbank wees de vorderingen van AQA af. Weboma werd in het gelijk gesteld en AQA werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 30.408,83 aan Weboma wegens ongedaanmaking van prestaties, alsook tot betaling van de kosten van de bindend adviseur en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van AQA in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/303496 / HA ZA 20-347
Vonnis van 13 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEBOMA PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Wateringen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. J.H. Meerburg te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AQA HYDRASEP B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. S.R. van der Boom te Alkmaar.
Partijen worden hierna Weboma en AQA genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juli 2020,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte overlegging producties, tevens houdende akte vermindering eis,
  • de akte overlegging productie van AQA,
  • de mondelinge behandeling van 6 november 2020, waar voor Weboma zijn verschenen [XX] , hoofd projectontwikkeling en [YY] , extern adviseur, bijgestaan door mr. Meerburg voornoemd, en waar voor AQA is verschenen [ZZ] , directeur, bijgestaan door mr. Van der Boom voornoemd,
  • de door [WW] aan [XX] verstrekte volmacht,
  • de pleitnota van de advocaat van Weboma,
  • de pleitnota van de advocaat van AQA.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Weboma is actief is op het gebied van woningbouw en projectontwikkeling. AQA is een onderneming die innovatieve, duurzame en besparende producten voor (regen)waterbehandeling en riolering ontwerpt en levert.
2.2.
Tussen Weboma en de gemeente Schiedam is een overeenkomst gesloten voor de bouw van 21 woningen in nieuwbouwproject ‘Het gewilde Westen’ te Schiedam (verder: het project). Onderdeel van de werkzaamheden was het realiseren van een ondergrondse waterberging voor de straten die gelegen zijn in het project. Op grond van de overeenkomst met de gemeente Schiedam had Weboma de verplichting om AQA de waterberging te laten realiseren.
2.3.
AQA heeft op 19 november 2018 een offerte aan Weboma gezonden in verband met de levering van de ondergrondse waterberging waarmee een bedrag van € 154.592,96 (inclusief BTW) gemoeid was. Weboma heeft de offerte aanvaard, hetgeen AQA op 14 januari 2019 heeft bevestigd. Op 2 januari 2019 heeft AQA de eerste termijn van € 46.377,89 (30 % van de aanneemsom) bij Weboma in rekening gebracht. Weboma heeft deze factuur voldaan.
2.4.
Op 29 januari 2019 zijn de materialen ten behoeve van de waterberging geleverd op de bouwlocatie, waarna AQA de waterberging in de periode van 6 februari 2019 tot en met 26 maart 2019 in het afgegraven cunet heeft geassembleerd. De waterberging bestaat hoofdzakelijk uit kunststof elementen, de zogenoemde Hidrobox kratten, met waterdicht folieomhulsel en daaromheen een beschermvlies. Aansluiting op het regenwaterstelsel geschiedt onder andere door middel van goten en instroomputten. Het werk bestaat uit drie segmenten die in twee fasen zijn aangebracht. De tweede fase was op 26 maart 2019 gereed.
2.5.
AQA heeft de tweede termijn van € 108.215,07 inclusief BTW (de resterende 70% van de aanneemsom) op 6 februari 2019 bij Weboma in rekening gebracht. Daarnaast heeft AQA in april-mei 2019 aan meerwerk (in verband met de assemblage van de waterberging) een bedrag van € 42.234,80 in rekening gebracht, nadat zij de waterberging had opgeleverd. Weboma heeft deze facturen niet voldaan.
2.6.
Na plaatsing en assemblage van het krattensysteem diende dit rondom te worden aangevuld met zand, dat op een bepaalde wijze moest worden verdeeld en verdicht. Na afronding van de eerste fase op 12 februari 2019 heeft een onderaannemer van Weboma, te weten HABO GWW B.V. (verder: HABO) de waterberging aangevuld met zand. Na afronding van de tweede fase is HABO op 27 maart 2019 opnieuw gestart met de aanvulling van de waterberging met zand. Vervolgens is op 27 of 28 maart 2019 een vrachtwagen het terrein opgereden, die over enkele meters naast de neergelegde rijplaten heeft gereden en door de kratten is gezakt. Hierna heeft Weboma op enkele plaatsen (ook op de plaatsen in de eerste fase) zand weggegraven en schade aan de Hidrobox kratten geconstateerd, bestaande uit vervorming, gaten en breuk in de roosterplaten van de kratten.
2.7.
Weboma heeft aan AQA medegedeeld dat de Hidrobox kratten gebrekkig zijn, waarop heeft AQA een onderzoek heeft ingesteld. In een voorlopig rapport van 3 april 2019 schrijft AQA dat de schade van het wagenspoor door het berijden met een zware vrachtwagen direct op het zand duidelijk verklaarbaar is, omdat er geen rijplaten zijn toegepast en de laagdikte van het zand onvoldoende was. AQA schrijft verder dat zij vermoedt dat ook op andere plaatsen met zware wagens is gereden zonder rijplaten en dat ook met rijplaten dit niet had moeten gebeuren zonder voldoende verdichting van het zand voorafgaand aan het berijden. Volgens de producent mag de breuk onder normale toepassing niet ontstaan en duidt dit op een verkeerde belasting, aldus het rapport van AQA.
2.8.
Weboma heeft Wavin Technology & Innovation B.V. (verder: Wavin) ingeschakeld voor onderzoek van de Hidrobox kratten. Op grond van de bevindingen van Wavin heeft Weboma AQA bij e-mail van 17 april 2019 in gebreke gesteld en verzocht om binnen week, uiterlijk op 24 april 2019, kosteloos vervangende kratten te leveren. Volgens Weboma heeft het deskundigenonderzoek uitgewezen dat de door AQA geleverde kratten circa 110 kN/m2 kunnen verduren en dus niet de contractueel overeengekomen 400 kN/m2.
2.9.
De gemachtigde van AQA heeft bij brief van 25 april 2019 aan Weboma geschreven dat AQA niet aan het verzoek om vervanging van de Hidrobox kratten zal voldoen, omdat zij haar verplichtingen naar behoren heeft uitgevoerd. Volgens AQA voldoen de kratten aan de gestelde eisen en is het systeem niet ondeugdelijk geleverd noch ondeugdelijk geplaatst. AQA heeft aansprakelijkheid voor de schade van de hand gewezen en zich bereid verklaard om (onverplicht) mee te denken over een oplossing. AQA heeft voorts verzocht om betaling van haar factuur van € 108.215,07 en om betaling van de helft van de meerwerkkosten ten bedrage van € 17.452,40.
2.10.
Vervolgens heeft Weboma overleg gehad met de gemeente Schiedam. De gemeente Schiedam heeft Weboma verzocht om een bindend adviseur te laten bepalen of het door AQA geleverde werk gebrekkig is. AQA heeft verzocht om Kiwa als bindend adviseur in te schakelen.
2.11.
Hierop hebben partijen in juni 2019 een overeenkomst tot bindend advies gesloten, waarin het volgende - voor zover hier van belang - is opgenomen:

1. Bindend adviseur
1.1.
Als bindend adviseur zal optreden onderzoeksbureau Kiwa Nederland BV. of althans een onderdeel daarvan (“Kiwa”).
1.2.
Partijen zullen aan Kiwa versturen de in bijlage A opgenomen opdrachtbevestiging, met de daarin opgenomen vraag:
Voldoet het door AQA geleverde werk aan:
1) de eisen van goed en deugdelijk werk; en
ii) aan de eisen van de overeenkomst, waaronder begrepen de eisen ten
aanzien van de belastbaarheid,
waardoor aannemelijk is dat de schade - gezien de geconstateerde aard daarvan - niet ontstaan is door de ondeugdelijkheid van het door AQA geleverde werk maar door een andere oorzaak?
2. Oordeel Kiwa bindend
2.1.
Partijen zullen het oordeel van Kiwa (beantwoording van de aan haar gestelde vraag)
als bindend beschouwen als bedoeld in art. 7:900 BW.
3. Vervolg
3.1.
Indien Kiwa oordeelt dat het door AQA geleverde werk voldoet aan de daaraan te stellen eisen, waardoor de schade (dus) het gevolg is van een niet aan AQA toe te rekenen omstandigheid, zal AQA de schade aan haar product op verzoek van Weboma binnen redelijke termijn herstellen en de redelijke kosten van herstel bij Weboma in rekenng kunnen brengen, waarbij Weboma deze kosten bij vooruitbetaling zal voldoen conform het bepaalde in de overeenkomst. De ingebrekestelling van Weboma van 17 april 2019 heeft in dat geval geen rechtsgevolg en Weboma zal per omgaande alle openstaande facturen - ook die van het betwiste meerwerk - voldoen, met dien verstande dat Weboma geen rente en incassokosten verschuldigd is.
3.2.
Indien Kiwa oordeelt dat het geleverde werk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, blijft de ingebrekestelling van Weboma van kracht en verkeert AQA in verzuim, met alle gevolgen die de wet daaraan verbindt.
3.3.
Mocht Kiwa anders oordelen dan onder 3.1 of 3.2, dan zal de strekking van het advies van Kiwa, resp. haar rapportage leidend zijn voor het vervolg en zullen partijen naar goede trouw vervolgstappen bepalen.
(…)
5. Kosten
5.1.
Partijen dragen de kosten van Kiwa in eerste instantie gezamenlijk. lngeval Kiwa oordeelt als bedoelt in art. 3.1 dan zal AQA haar deel van Weboma kunnen terugvorderen en indien Kiwa oordeelt als bedoelt in art. 3.2 dan zal Weboma haar deel van AQA kunnen terugvorderen. Ingeval Kiwa oordeelt als bedoeld in art. 3.3 dragen partijen de kosten van Kiwa gezamenlijk.”.
2.12.
In het eindrapport (het bindend advies) van ir. [AA] van Kiwa KOAC B.V. gedateerd 22 november 2019 is het volgende vermeld:

5.2 Beantwoording vragen
Het door AQA geleverde werk voldoet
- wel aan de overeenkomst (1);
- niet aan goed en deugdelijk werk (2, 3, 4).
Toelichting:
1. Er is niet aangetoond dat de elementen niet voldoen aan de overeenkomst en de productinformatie van AQA.
2. Vanuit het oogpunt van goed ingenieursschap is onvoldoende aangetoond dat de elementen mechanisch gezien kunnen voldoen voor dit soort toepassingen:
a. korte duur:
i. een onvoldoende theoretische beschouwing;
ii. de documentatie van de aangevoerde praktische ervaringen van AQA geeft nauwelijks technische informatie en is weinig relevant voor deze zaak.
b. lange duur en gebruikstoestand (geen informatie).
3. het ontwerp van de constructie is onvoldoende:
a. op grond van de overlegde informatie;
b. zoals gebleken bij de uitvoering (de optredende schadevorm komt niet voor in het ontwerp);
c. als redelijk vermoeden voor het gebruik (de stijfheid van de elementen is gering).
4. Het ontwerp van de uitvoering van het grondwerk is onvoldoende (er zijn geen eisen en instructies).
5. Anderzijds heeft Weboma enkel de bestekseis van haar opdrachtgever, de Gemeente Schiedam, doorgezet; dit bestek is in dit rapport niet beschouwd; wel is het tijdens het overleg na de schouw ter sprake gebracht, zonder dat partijen daarop zijn ingegaan.
5.3
Samenvatting
De essentie van de bevindingen (met voorbijgaan aan alle bedrijfsnamen) is:
1. De producent/leverancier heeft geen berekeningen of metingen verstrekt die relevant zijn voor het voornaamste schadebeeld (breuk in de bovenvlakken van de elementen).
2. De producent/leverancier legt sterk de nadruk op de uitvoeringswijze; als zij zo belangrijk is, had zij beter vastgelegd, overeengekomen en gecontroleerd moeten worden (zowel in omschrijving als in kritische te meten waarden).
3. De inkoper/uitvoerder/toezichthouder had als vakman moeten vermoeden dat deze constructie en uitvoeringswijze kritisch zijn; zij had de producent/leverancier daarop krachtiger moeten aanspreken en zelf maatregelen moeten treffen.”.
2.13.
Bij e-mail van 20 december 2019 heeft de gemachtigde van AQA aan de advocaat van Weboma medegedeeld dat op grond van het rapport van Kiwa AQA heeft voldaan aan de eisen van de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat zij aanspraak kan maken op betaling van de openstaande facturen. Verder heeft AQA geschreven:

Zoals hierboven gemeld, ontkent AQA Hydrasep verantwoordelijk te zijn voor de verplichtingen,
die haar worden verweten omdat hiervoor het door Weboma ingeschakelde bureau Fagus
(waaraan Propluvia voorontwerp heeft aangeleverd) moet worden aangesproken. Ik behoud me
het recht voor het bindend advies op dit punt gedeeltelijk te laten vernietigen. Na vernietiging van
dit gedeelte van het bindend advies, is er geen ruimte meer voor herstel voor rekening van cliënte.
(...)
Cliënte is bereid om pragmatisch deze zaak op te lossen. Daarvoor zal cliënte, na betaling en
het maken van nadere afspraken, voorstellen voor het benodigde herstel kunnen doen. Cliënte
verklaart bereid zijn de voorstellen in redelijkheid te laten toetsen op de door [AA] genoemde
criteria, onafhankelijk van de vraag of zij zich in de conclusies en aannames van [AA] kan
vinden
2.14.
Bij e-mail van 9 januari 2020 heeft de advocaat van Weboma aan de gemachtigde van AQA geschreven:

De bindend adviseur oordeelt dat het door AQA geleverde werk niet voldoet aan goed en deugdelijk werk. Dit betekent dat de ingebrekestelling van Weboma terecht is geweest en dat AQA nog steeds in verzuim verkeert. Het is immers de (kern)verplichting van AQA om goed en deugdelijk werk af te leveren. (…) U gaat in tegen het oordeel van de deskundige. Dat is echter niet meer aan de orde; er ligt thans een definitief bindend advies. (…) AQA heeft de mogelijkheid om haar verzuim te zuiveren, door schadevergoeding en kosten aan te bieden (…). AQA biedt dit echter niet aan. In plaats daarvan vordert zij betaling, alsof de bindend (de rechtbank begrijpt : bindend adviseur) zou hebben vastgesteld dat de prestatie van AQA voldoet, terwijl het tegendeel nu juist het geval is. Weboma ziet hierdoor geen andere mogelijkheid dan om de overeenkomst met AQA Hydrasep B.V. te ontbinden en dat doet zij bij deze. Weboma zal een derde instrueren om het werk opnieuw te verrichten.”.
2.15.
Bij brief van 20 maart 2020 heeft de advocaat van AQA aan de advocaat van Weboma geschreven dat de bindend adviseur heeft geoordeeld dat de geleverde kratten beantwoorden aan de overeenkomst. De ingebrekestelling van Weboma van 17 april 2019 heeft dan ook op grond van artikel 3.1. van de overeenkomst tot bindend advies geen rechtsgevolg, zodat Weboma het resterende deel van de aanneemsom van € 150.449,87 (€ 196.827,76 minus € 46.377,89) aan AQA moet betalen. Voorts schrijft AQA:
“U heeft vervolgens namens uw cliënte bij e-mail van 9 januari 2020 te kennen gegeven dat het door mijn cliënte geleverde werk niet voldoet aan goed en deugdelijk werk. Daarmee probeert uw cliënte de fout van HABO in de schoenen van mijn cliënte te schuiven. Uw cliënte is dan ook van mening dat haar ingebrekestelling van 17 april 2019 terecht is geweest. Maar nogmaals en voor de goede orde: cliënte is ingebreke gesteld voor de levering van gebrekkige kratten en niet voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden.
Wat hier ook van zij, u heeft namens uw cliënte te kennen gegeven dat mijn cliënte de mogelijkheid had om het verzuim te zuiveren, door schadevergoeding en kosten aan te bieden ex artikel 6:86 8W. Wat betreft de schade kan cliënte overigens kort zijn. Cliënte betwist uitdrukkelijk dat uw cliënte schade heeft geleden, dit omdat uw cliënte tot op dag van vandaag de door haar gestelde schade niet heeft onderbouwd. U heeft vervolgens geheel ten onrechte de overeenkomst namens uw cliënte ontbonden.
Cliënte stelt zich echter op het standpunt dat uw cliënte de overeenkomst helemaal niet kan ontbinden. (…) Immers, nu de kratten beantwoorden aan de overeenkomst, dient uw cliënte de facturen van mijn cliënte te voldoen. Gelet op het feit dat uw cliënte tot op heden weigerachtig blijft om de facturen van mijn cliënte te voldoen (en de kratten bij (op)levering geen gebreken vertoonden), is het juist uw cliënte die in verzuim verkeert. Op grond van artikel 6:266 BW is uw cliënte dan ook helemaal niet gerechtigd geweest om de overeenkomst te ontbinden. Het is voor cliënte dan ook onverteerbaar dat uw cliënte, nu vaststaat dat juist uw cliënte in verzuim verkeert, weigerachtig blijft om de facturen van mijn cliënte te voldoen. Zoals hiervoor al uiteengezet maakt cliënte jegens uw cliënte aanspraak op betaling van een bedrag van € 150.449,87 inclusief BTW. (…)

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Weboma vordert in conventie (na wijziging van eis bij akte en ter zitting) samengevat - dat de rechtbank AQA zal veroordeling tot betaling aan Weboma van:
I. een bedrag van € 30.408,83 wegens ongedaanmaking van de door Weboma verrichte prestaties, met rente,
II. een bedrag van € 185.286,41 wegens schadevergoeding, met rente,
III. een bedrag van € 7.269,- wegens de kosten van de bindend adviseur, met rente,
IV. een bedrag van € 2.891,82 wegens buitengerechtelijke incassokosten,
V. de proceskosten.
3.2.
Daaraan legt Weboma - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag. De vorderingen van Weboma vloeien voort uit de ontbinding van de overeenkomst wegens het tekortschieten van AQA in de nakoming van de overeenkomst en het ingetreden verzuim. AQA heeft een werk opgeleverd dat niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk en dat derhalve gebrekkig is. AQA heeft vervolgens bij herhaling geweigerd om dit gebrek te herstellen, ook nadat de door haar uitgekozen bindend adviseur had vastgesteld dat het door AQA geleverde werk niet voldeed aan de eisen van goed en deugdelijk werk. AQA is het categorisch oneens met het standpunt dat zij verantwoordelijk is voor de aangetroffen gebreken. Nu Weboma de overeenkomst met AQA heeft ontbonden ontstaat tussen partijen een verbintenis tot het ongedaan maken van de over en weer geleverde prestaties. De aard van de prestatie van AQA sluit echter uit dat zij ongedaan kan worden gemaakt. Het werk van AQA is vrijwel geheel overgedaan door een derde, waarbij de eerder geplaatste Hidrobox kratten zijn verwijderd. Enkel de twee door AQA geleverde instroomputten zijn hergebruikt. Weboma heeft diverse betalingen aan AQA verricht, die de genoemde waarde van de instroomputten te boven gaan. AQA is gezien deze betalingen nog een bedrag van € 30.408,83 aan Weboma verschuldigd. Daarnaast vordert Weboma vergoeding van haar schade. Weboma heeft een schade geleden ten bedrage van (thans) € 185.286,03, zoals blijkt uit de door haar als productie 13, 14 en 15 overgelegde onderbouwende bescheiden. Op grond van de overeenkomst tot bindend advies maakt Weboma voorts aanspraak op betaling van haar deel van de kosten van de deskundige. Verder heeft Weboma aanzienlijke kosten gemaakt om tot een oplossing buiten rechte te komen, waardoor zij recht heeft op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
3.3.
AQA voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
AQA vordert in reconventie (na wijziging van eis, zie hierna onder punt 4.2.) samengevat - dat de rechtbank
I. de tussen Weboma en AQA gesloten overeenkomst tot bindend advies van 27 juni 2019 zal vernietigen, althans het bindend advies van 22 november 2019 zal vernietigen,
II. voor recht zal verklaren dat Weboma ten onrechte c.q. niet rechtsgeldig de tussen AQA en Weboma gesloten overeenkomst heeft ontbonden;
III. Weboma zal veroordelen tot betaling aan AQA van een bedrag van € 150.449,87 (inclusief BTW) aan AQA, met rente,
IV. Weboma zal veroordelen tot betaling aan AQA van een bedrag van € 2.279,50 wegens buitengerechtelijke incassokosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, met rente,
V. Weboma zal veroordelen tot betaling aan AQA van een bedrag van € 8.795,49, met rente,
VI. Weboma zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, met rente.
3.5.
Daaraan legt AQA het volgende - zakelijk weergegeven - ten grondslag. AQA is niet in verzuim komen te verkeren jegens Weboma, doordat aan AQA geen redelijke termijn is gegeven om na te komen. Weboma vorderde van AQA dat binnen een week kosteloos nieuwe Hidrobox kratten werden geleverd, wat bijzonder kort is. Daar komt nog bij dat AQA bereid was om nieuwe Hidrobox kratten te leveren, indien zou komen vast te staan dat de door haar geleverde kratten daadwerkelijk gebrekkig waren en niet de overeengekomen belasting van 400 kN/m2 zouden konden verduren. AQA heeft dan ook niet geweigerd om de gebreken te herstellen. Nu AQA niet in verzuim is geraakt en AQA geen gebrekkige c.q. ondeugdelijke Hidrobox kratten heeft geleverd en geassembleerd, staat vast dat Weboma ten onrechte is overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst.
Evenmin is AQA in verzuim op grond van de overeenkomst tot bindend advies. De overeenkomst tot bindend advies, althans het bindend advies zelf, moet op de voet van 7:904 lid 1 BW worden vernietigd, omdat Kiwa onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de wijze waarop HABO te werk is gegaan en geen, althans onvoldoende hoor en wederhoor heeft toegepast. AQA heeft meerdere malen haar standpunten aan Kiwa kenbaar gemaakt en bewijs aangedragen. Dat wordt in het definitieve rapport niet vermeld noch beoordeeld. Daar komt bij dat het oordeel van Kiwa voor meerderlei uitleg vatbaar is. De deskundige heeft namelijk enerzijds bevonden dat AQA correct is nagekomen, terwijl hij anderzijds heeft geoordeeld dat het geleverde werk niet voldoet aan deugdelijk werk.
Als de rechtbank (de overeenkomst tot) het bindend advies in stand laat, dan beroept AQA zich op artikel 3.1. van deze overeenkomst. Kiwa heeft geoordeeld dat het door AQA geleverde werk voldoet aan de eisen van de koop/aanneemovereenkomst, waaronder begrepen de eisen ten aanzien van de belastbaarheid, waardoor aannemelijk is dat de schade niet ontstaan is door ondeugdelijkheid van het door AQA geleverde werk, maar door een niet aan AQA toe te rekenen omstandigheid. Het geleverde werk omvat immers alleen de levering en de assemblage van de waterberging, hetgeen AQA volledig en deugdelijk heeft uitgevoerd. Op grond van artikel 3.1. heeft de ingebrekestelling van Weboma van 17 april 2019 geen rechtsgevolg gehad. Weboma heeft ten onrechte de betaling van de openstaande facturen aan AQA opgeschort, als gevolg waarvan Weboma jegens AQA in verzuim verkeert.
3.6.
Weboma voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang zal de rechtbank de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk beoordelen.
4.2.
De rechtbank zal allereerst beoordelen - nu dat in deze zaak de vordering met de meest vergaande strekking is - de in reconventie gevorderde vernietiging van de overeenkomst tot het bindend advies, althans de vernietiging van het bindend advies, en de in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat Weboma de overeenkomst ten onrechte heeft ontbonden.
(de overeenkomst tot) het bindend advies
4.3.
AQA heeft in deze zaak in reconventie vernietiging van de tussen partijen gesloten overeenkomst tot bindend advies gevorderd. Anders dan van de zijde van AQA is bepleit, betekent vernietiging van deze overeenkomst niet dat dan ook het bindend advies zelf terzijde kan worden geschoven. Onjuist is dus de stelling van AQA dat in de vordering tot vernietiging van de overeenkomst tot bindend advies de vordering tot vernietiging van het bindend advies zelf ligt besloten. Na debat op dit punt heeft AQA ter zitting medegedeeld dat zij een akte tot wijziging van haar eis wil nemen, inhoudende dat zij expliciet de vernietiging van het bindend advies vordert. Van de zijde van Weboma is daarop medegedeeld dat zij de vordering van AQA steeds heeft opgevat als een vordering tot vernietiging van het bindend advies zelf, dat zij daar inhoudelijk op heeft gereageerd en dat zij er geen bezwaar tegen heeft als de akte tot wijziging van eis wordt genomen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de gevraagde wijziging van eis toelaatbaar.
4.4.
AQA heeft de vordering tot vernietiging van de overeenkomst tot bindend advies niet ingetrokken zodat ook deze vordering moet worden beoordeeld. De rechtbank wijst deze vordering af, nu iedere onderbouwing voor vernietiging van deze tussen partijen gesloten overeenkomst ontbreekt. De door AQA gestelde feiten en omstandigheden betreffen immers uitsluitend de wijze van totstandkoming en de inhoud van het bindend advies zelf en niet de tussen partijen gesloten overeenkomst tot bindend advies.
4.5.
Bij de beoordeling van de vordering tot vernietiging van het bindend advies stelt de rechtbank voorop dat een bindend advies blijkens het bepaalde in artikel 7:904 lid 1 BW kan worden vernietigd indien gebondenheid daaraan in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit criterium vraagt terughoudendheid van de rechter aan wie een bindend advies ter vernietiging wordt voorgelegd. Gebondenheid is regel en strijd met de redelijkheid en billijkheid vormt een uitzondering. Het gaat er immers niet om dat de rechter zijn oordeel over de zaak in de plaats stelt van het oordeel van de bindend adviseur; het gaat erom of gebondenheid aan het oordeel van de bindend adviseur naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat brengt mee dat voor vernietiging van een bindend advies slechts ruimte is indien de inhoud of de wijze van totstandkoming van het bindend advies ernstige gebreken vertoont. Voor vernietiging is geen ruimte indien de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden.
4.6.
AQA beroept zich erop dat Kiwa een advies heeft uitgebracht dat niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Volgens AQA is het advies apert onjuist, heeft Kiwa onvoldoende feitenonderzoek verricht, zijn de bevindingen van Kiwa innerlijk tegenstrijdig en heeft Kiwa geen, althans nagenoeg geen hoor en wederhoor toegepast. Volgens AQA is het oordeel van Kiwa voor tweeërlei uitleg vatbaar omdat zij enerzijds heeft geoordeeld dat het werk voldoet aan de overeenkomst en anderzijds heeft geoordeeld dat het geleverde werk niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De geleverde Hidrobox kratten kunnen een belasting van 400 kN/m2 verdragen en zijn geschikt zijn voor toepassing onder infrastructuur en ook de assemblage van de waterberging voldoet aan de koop/aanneemovereenkomst, zodat AQA het werk volledig en deugdelijk heeft uitgevoerd. Goed en deugdelijk werk mag alleen zien op de kratten zelf en het gebruiksdoel. Kiwa is doorgeschoten bij de beantwoording van de vraag of het werk goed en deugdelijk is, omdat zij een en ander heeft doorgetrokken naar de fase erna, te weten het opvullen van het zand door Weboma althans haar onderaannemer HABO. Die fase wordt nu in de schoenen van AQA geschoven. Kiwa heeft voorts onvoldoende feitenonderzoek verricht naar de oorzaak van de schade. De schade zou zich niet hebben voorgedaan als Weboma dan wel HABO volgens de hen bekende werkinstructie van Rigofill zouden hebben gewerkt. Kiwa vermeldt in haar rapport niet of en zo ja in hoeverre de werkwijze van Weboma dan wel HABO overeenkomt met de werkinstructie voor aanvulling van zand rondom en op de waterberging. Foto- en filmbeelden, alsmede constateringen in het rapport zelf zijn tegenstrijdig met de beweringen van HABO. Hetgeen onder punt 2.3.2. (over het aanvullen en verdichten van het zand) van het rapport is opgenomen, ligt ook niet in lijn met de stukken die AQA aan Kiwa heeft overhandigd. Verder heeft Kiwa in haar eindrapport niet verwezen naar de door AQA toegezonden stukken en heeft zij deze stukken niet betrokken in het onderzoek. Kiwa is volledig aan de standpunten en bevindingen van AQA voorbij gegaan. Kiwa is zowel materieel als formeel tekort geschoten in de uitvoering van het onderzoek, aldus AQA.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt.
AQA gaat er aan voorbij dat ten aanzien van het op te leveren werk enerzijds de specifieke bepalingen die zijn opgenomen in de overeenkomst gelden, maar dat anderzijds ook altijd de eis van goed en deugdelijk werk geldt. De norm goed en deugdelijk werk wordt in de rechtspraak ook toegepast wanneer deze niet uitdrukkelijk door partijen is overeengekomen, en wel als een invulling van het bepaalde in artikel 6:248 BW. Partijen hebben deze norm bovendien zelf opgenomen in de overeenkomst tot bindend advies. Kiwa moest daarom niet alleen toetsen of de met Hidrobox kratten geassembleerde waterberging aan de contractuele eisen voldeed, maar ook of de waterberging los van de contractuele eisen goed en deugdelijk was. Partijen hebben hierover, naar de rechtbank aanneemt : bewust, twee aparte vragen geformuleerd, en daar is Kiwa dan ook afzonderlijk op ingegaan. Op de vraag of AQA goed en deugdelijk werk heeft geleverd heeft de deskundige duidelijk en gemotiveerd geantwoord. De omstandigheid dat Kiwa deze vraag, anders dan de eerste vraag, in voor AQA ongunstige zin heeft beantwoord betekent niet dat het oordeel van Kiwa innerlijk tegenstrijdig is.
4.8.
Uit het (uitvoerige) rapport van ir. F [AA] (verder: [AA] ) blijkt voorts dat hij procedureel juist heeft gewerkt. [AA] heeft een conceptrapport opgesteld en beide partijen zijn in de gelegenheid geweest daarop hun reactie te geven. AQA stelt dat [AA] het door haar geleverde commentaar en de aan hem toegezonden stukken niet in het definitieve rapport heeft verwerkt, en dat daaruit blijkt dat de bindend adviseur geen hoor en wederhoor heeft toegepast. Echter, het gaat erom dat de bindend adviseur beide partijen in de gelegenheid moet stellen om zich over het conceptrapport uit te laten. AQA is daartoe uitgenodigd en heeft daarop haar reactie aan [AA] toegezonden. Kennelijk heeft [AA] het commentaar van AQA niet (voldoende) relevant bevonden en dit daarom niet in zijn definitieve rapportage verwerkt. Aan AQA kan worden toegegeven dat [AA] er goed aan had gedaan om dit expliciet in het eindrapport op te nemen, maar het enkele feit dat hij dat achterwege heeft gelaten levert geen schending van het beginsel van hoor en wederhoor op.
4.9.
Waar het op neerkomt is dat AQA het niet eens is met het oordeel van Kiwa dat de Hidrobox kratten niet geschikt zijn voor de hier bedoelde toepassing onder infrastructuur (wegen, parkeerplaatsen), dat het ontwerp van de constructie onvoldoende is en dat het ontwerp van de uitvoering van het grondwerk onvoldoende is, in die zin dat er geen eisen en instructies voor het grondwerk zijn gegeven. AQA heeft tegen deze beoordeling verschillende argumenten ingebracht, maar dat doet aan de inhoud van het bindend advies niet af. Nog daargelaten dat Kiwa een gerenommeerd instituut is dat nota bene op voordracht van AQA als bindend adviseur is ingeschakeld, geldt hier dat partijen door hun afspraak om hun geschil aan een bindend adviseur voor te leggen juist hebben beoogd om zich op voorhand neer te leggen bij het oordeel van de deskundige, ook wanneer dat (zoals meestal het geval zal zijn) een van hen onwelgevallig is.
4.10.
De vordering tot vernietiging van het bindend advies zal daarom ook worden afgewezen.
4.11.
Dat betekent dat de rechtbank bij de beoordeling van de overige vorderingen uitgaat van de inhoud van het bindend advies van Kiwa.
ontbinding van de overeenkomst
4.12.
AQA vordert in reconventie een verklaring voor recht dat Weboma ten onrechte dan wel niet rechtsgeldig de tussen Weboma en AQA gesloten koop/aanneemovereenkomst heeft ontbonden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.13.
Weboma heeft de tussen partijen gesloten koop/aanneemovereenkomst bij e-mail van 9 januari 2020 ontbonden. Dat heeft zij kennelijk gedaan op grond van de overeenkomst tot bindend advies, waarin in artikel 3.2. is bepaald dat wanneer Kiwa oordeelt dat het door AQA geleverde werk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, de ingebrekestelling van Weboma van kracht blijft en AQA in verzuim verkeert, met alle gevolgen die de wet daaraan verbindt. Gelet op het feit dat Kiwa heeft geoordeeld dat het werk van AQA niet voldoet aan de norm van goed en deugdelijk werk en AQA blijkens de tussen partijen gevoerde correspondentie het verzuim niet wenste te zuiveren door de schade en kosten van Weboma te vergoeden, mocht Weboma op grond van de overeenkomst tot bindend advies de koop/aanneemovereenkomst ontbinden. Voorts overweegt de rechtbank dat met de inhoud van het bindend advies van Kiwa tussen partijen is gegeven dat AQA tekort is geschoten in de nakoming van de koop/aanneemovereenkomst en dat daarmee de ingebrekestelling van AQA van 17 april 2019 terecht is gebleken, zodat het verzuim is ingetreden. Daarom mocht Weboma ook los van de route die partijen in de overeenkomst tot bindend advies zijn overeengekomen, de koop/aanneemovereenkomst ontbinden op het moment dat bleek dat AQA het verzuim niet wenste te zuiveren door gehoor te geven aan de ingebrekestelling.
4.14.
De gevorderde verklaring van recht ligt daarom voor afwijzing gereed.
ongedaanmaking versus betaling van de aanneemsom
4.15.
Weboma vordert in conventie de terugbetaling van € 30.408,83, te weten de door haar betaalde factuur van AQA van € 38.328,83 verminderd met de waarde van de door Weboma behouden instroomputten ten bedrage van € 7.920,- (alle bedragen ex BTW). Deze vordering baseert Weboma op de ongedaanmakingsverbintenissen die voor partijen na de ontbinding van de koop/aanneemovereenkomst zijn ontstaan. AQA vordert daartegenover in reconventie op grond van het volgens haar aan de zijde van Weboma ingetreden verzuim juist de betaling van aanneemsom van € 154.592,96 verminderd met de betaalde factuur van € 46.377,89 en vermeerderd met meerwerk ten bedrage van € 42.234,80, hetgeen neerkomt op een hoofdsom van € 150.449,87 (alle bedragen inclusief BTW). Deze vorderingen lenen zich voor gezamenlijke behandeling omdat zij in feite elkaars spiegelbeeld zijn.
4.16.
Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft Weboma op goede gronden de koop/aanneemovereenkomst ontbonden. Dat sluit betaling van de overeengekomen aanneemsom en vergoeding van meerwerk aan AQA uit. Na de ontbinding is immers voor partijen een verplichting tot ongedaanmaking van de door hen verrichte prestaties ontstaan.
4.17.
Dat houdt onder meer in dat AQA het door Weboma betaalde bedrag van
€ 38.328,83 aan haar terug moet betalen. Op haar beurt moet Weboma de door AQA verrichte prestaties ongedaan maken. AQA heeft daarom in beginsel recht op teruggave van de Hidrobox kratten en de overige voor de waterberging gebruikte materialen. AQA heeft in deze procedure aanspraak gemaakt op teruglevering van de Hidrobox kratten die intact en onbeschadigd zijn dan wel een vergoeding van de waarde van de Hidrobox kratten (zie hiervoor punt 69. tot en met 71. van de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie).
4.18.
Weboma heeft gesteld dat het gelet op de aard van de prestatie van AQA niet mogelijk is om deze ongedaan te maken. Het werk geheel is opnieuw verricht door een derde partij en daarbij zijn de Hidrobox kratten machinaal weggegraven en afgevoerd. Deze wijze van afvoeren heeft ruim € 26.000,- gekost, zo is ter zitting van de zijde van Weboma medegedeeld onder verwijzing naar het overzicht van de schadeposten die Weboma als productie 13 heeft overgelegd. Weboma heeft ter zitting desgevraagd medegedeeld dat de kratten in theorie ook handmatig verwijderd hadden kunnen worden maar dat dat niet opportuun was. Volgens Weboma zouden de kosten daarvan een veelvoud hebben bedragen.
4.19.
Het machinaal weggraven en afvoeren van het materiaal houdt feitelijk vernietiging van (bijna) al het door AQA geleverde materiaal in. Echter, gelet op de voortdurende ontkenning van de gebrekkigheid van het door haar geleverde werk en de weigering van AQA om met Weboma tot een oplossing te komen (ook nadat het definitieve rapport van Kiwa was uitgebracht), en mede gelet op de extra kosten en tijd die zouden zijn gemoeid met het handmatig uitgraven van de Hidrobox kratten, mocht Weboma voor de snelste en goedkoopste oplossing kiezen om de waterberging alsnog te realiseren. Dat was ook in het belang van de eigenaren van de woningen, die al maandenlang een bouwput in/achter hun tuinen hadden en hun auto’s niet op de boven de waterberging geplande parkeerplaats konden parkeren. Destijds heeft AQA tegenover Weboma ook geen aanspraak gemaakt op teruggave van de Hidrobox kratten, zodat Weboma daar geen rekening mee hoefde te houden. AQA heeft voor het eerst in de onderhavige procedure om teruggave gevraagd, op een moment dat de hele waterberging reeds was afgegraven en afgevoerd, zulks terwijl Weboma in de e-mail van 9 januari 2020 reeds heeft aangekondigd dat zij het werk opnieuw door een derde zou laten verrichten. Onder deze omstandigheden gaat het redelijkerwijs niet aan om thans teruggave van de Hidrobox kratten te verlangen.
4.20.
AQA heeft zich in verband met haar recht op teruggave nog beroepen op het bepaalde in artikel 6 van haar algemene voorwaarden, maar Weboma heeft de toepasselijkheid daarvan op de tussen partijen gesloten overeenkomst betwist. De rechtbank overweegt in dit verband dat AQA enkel de opdrachtbevestiging heeft overgelegd en dat daarin niet wordt verwezen naar haar algemene voorwaarden. Voor zover in de offertes van AQA wordt verwezen naar haar algemene voorwaarden, dan geldt dat deze offertes door haar niet in deze procedure zijn overgelegd. Verder heeft Weboma aangevoerd dat de algemene voorwaarden niet aan haar ter hand zijn gesteld en dat zij die daarom wenst te vernietigen. Tot slot is op de als productie 7 door AQA overgelegde voorwaarden geen datum of kenmerk vermeld. Het is de rechtbank aldus niet gebleken dat de algemene voorwaarden van AQA op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn, zodat aan het beroep daarop voorbij wordt gegaan.
4.21.
Nu de prestatie van AQA niet ongedaan gemaakt kan worden omdat de door AQA geleverde waterberging van Hidrobox kratten is vernietigd treedt hiervoor een vergoeding in de plaats. Aangezien uit het bindend advies van Kiwa volgt dat de prestatie van AQA niet aan de koop/aanneemovereenkomst heeft beantwoord, wordt de vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger heeft gehad (artikel 6:272 lid 2 BW). Gelet op het feit dat Weboma genoodzaakt was om het door AQA geleverde werk door een derde te laten overdoen en daarbij de hele waterberging machinaal is afgegraven, heeft de prestatie van AQA geen waarde voor Weboma gehad, met uitzondering van de twee instroomputten die bij de aanleg van de nieuwe waterberging zijn hergebruikt. Weboma heeft onweersproken gesteld dat de waarde van de instroomputten volgens de offerte van AQA € 7.920,- bedraagt. Dat is de vergoeding die aan AQA toekomt, en dit bedrag heeft Weboma reeds op haar vordering in mindering gebracht.
4.22.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank de vordering van Weboma tot terugbetaling van het bedrag van € 30.408,83 toewijzen en de vordering van AQA tot betaling van het bedrag van € 150.449,87 afwijzen.
schadevergoeding
4.23.
Weboma vordert in conventie om AQA te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van (thans) € 185.286,03.
4.24.
De rechtbank overweegt dat zeker bij een schadevergoeding van deze omvang van Weboma verwacht mag worden dat zij in de processtukken ten aanzien van de diverse schadeposten duidelijke stellingen betrekt die per post van een duidelijke toelichting zijn voorzien. Daarbij moet inzichtelijk worden gemaakt hoe het schadebedrag is samengesteld onder verwijzing naar specifieke producties. Dat heeft Weboma echter in het geheel niet gedaan.
4.25.
Weboma heeft in de dagvaarding precies één zin (onder punt 5.2.) gewijd aan de schade en één factuur van HABO ten bedrage van € 151.497,47 overgelegd (ergens middenin productie 13) waarop staat vermeld “Project: Het Gewilde Westen” en “Termijn 1 - herstelwerk krattenveld”.
4.26.
Weboma heeft ter zitting medegedeeld dat achter de factuur van HABO een overzicht zit van termijn 1 over de periode van 24 februari 2020 tot en met 17 maart 2020 en dat dit een gemengde factuur is, die deels ziet op de waterberging. Er staan in dat overzicht ook posten die andere werkzaamheden betreffen die onder de opdracht van Weboma aan HABO vallen. Er is maar één factuur omdat HABO werkt met facturen van termijnen die vervallen zijn, aldus Weboma.
4.27.
Daarnaast heeft Weboma op 23 oktober 2020 bij de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte overlegging producties, tevens houdende akte vermindering van eis productie 14 en productie 15 overgelegd, te weten een (aanvullend) overzicht van diverse schadeposten respectievelijk een usb-stick. Weboma schrijft in de conclusie/akte dat op de usb-stick onderbouwende bescheiden staan die ter zitting zullen worden toegelicht. Ter zitting heeft Weboma medegedeeld dat op de usb-stick een grote hoeveelheid (cijfer)materiaal staat die zij niet op papier heeft overgelegd omdat het dossier dan vijf keer zo dik zou worden. Weboma heeft er ter zitting voorts op gewezen dat helemaal achteraan productie 13 twee schema’s zijn overgelegd waarin bijlagen zijn genoemd die de rechtbank kan terugvinden in de submappen die op de usb-stick staan.
4.28.
Weboma heeft de overzichten/bescheiden niet voorafgaand aan de zitting schriftelijk toegelicht en ook niet tijdens de mondelinge behandeling zelf. Weboma heeft onder punt 3.3. tot en met 3.12. van haar pleitnota slechts in zeer algemene termen naar verschillende schadeposten verwezen onder verwijzing naar voetnoten die op hun beurt weer verwijzen naar meldingen en termijnen die kennelijk in de bescheiden op de usb-stick kunnen worden teruggevonden.
4.29.
De rechtbank is van oordeel dat het niet aangaat om op die manier een grote hoeveelheid producties te presenteren, en dat ook nog in een zeer laat stadium van de procedure. Een dergelijke handelwijze leidt ertoe dat niet alleen voor de rechtbank maar ook voor de wederpartij volstrekt niet inzichtelijk wordt hoe de schadevordering is samengesteld en belemmert bovendien de wederpartij ernstig in haar mogelijkheden om zich tegen de schadevordering te verweren. AQA heeft zich er, volkomen begrijpelijk, op beroepen dat een toelichting op de stukken ontbreekt en dat Weboma onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd wat de door haar geleden schade is (punt 72 tot en met 74 van de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie en punt 13 en 14 van de pleitnota).
4.30.
De slotsom is dat de rechtbank de gevorderde veroordeling van AQA tot betaling van schadevergoeding aan Weboma zal afwijzen omdat Weboma haar schade in deze procedure volstrekt onvoldoende heeft onderbouwd.
kosten deskundige
4.31.
Beide partijen vorderen veroordeling van de andere partij tot betaling van de kosten van de deskundige. Weboma baseert haar vordering op het bepaalde in artikel 5.1. van de overeenkomst tot bindend advies. Partijen zijn daarin onder meer overeengekomen dat als Kiwa oordeelt als bedoeld in artikel 3.2. van de overeenkomst, Weboma het door haar betaalde deel van de kosten van Kiwa van AQA kan terugvorderen. De rechtbank is van oordeel dat deze situatie zich hier voordoet, zodat deze vordering van Weboma voor toewijzing gereed ligt. Dat brengt mee dat de vordering van AQA zal worden afgewezen.
buitengerechtelijk incassokosten
4.32.
Beide partijen vorderen veroordeling van de andere partij in de buitengerechtelijke incassokosten. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank Weboma (overwegend) in het gelijk stelt, terwijl AQA geheel in het ongelijk wordt gesteld. Dat brengt met zich dat alleen aan Weboma een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten toekomt, voor zover aan de daarvoor geldende vereisten is voldaan.
4.33.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is op zijn plaats, als door de eisende partij of haar gemachtigde voorafgaand aan een procedure buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die meer hebben omvat dan het voorbereiden van de gedingstukken en de instructie van de zaak. Wil er sprake zijn van afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten, dan zal het moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Voldaan dient voorts te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen.
4.34.
Uit de overgelegde stukken blijkt voldoende dat aan de zijde van Weboma buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Weboma vordert de buitengerechtelijke kosten conform de tarieven van de Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank zal de buitengerechtelijke kosten berekenen over het in totaal aan Weboma toe te wijzen bedrag van € 37.677.83 en de gevorderde vergoeding daarom toewijzen als na te melden.
proceskosten
4.35.
AQA zal als de in conventie en in reconventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie, als na te melden. Bij de berekening van het salaris van de advocaat gaat de rechtbank uit van het toe te wijzen bedrag, nu dit bedrag (zeer) aanzienlijk lager is dan het in conventie gevorderde bedrag.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt AQA tot betaling aan Weboma van een bedrag van € 30.408,83 wegens ongedaanmaking van de door Weboma verrichte prestaties, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding,
5.2.
veroordeelt AQA tot betaling aan Weboma van een bedrag van € 7.269,- wegens de door Weboma betaalde kosten van de bindend adviseur, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding,
5.3.
veroordeelt AQA tot betaling aan Weboma van een bedrag van € 1.151,78 wegens buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt AQA in de proceskosten, tot heden aan de zijde van Weboma begroot op € 4.223,60 voor verschotten en op € 1.390,- aan salaris advocaat,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt AQA in de proceskosten, tot heden aan de zijde van Weboma begroot op € 271,50,- aan salaris advocaat,
5.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en op 13 januari 2021 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.