Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser1],
[eiser2],
[eiser3],
[gedaagde2],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis van 28 oktober 2020
- de akte houdende wijziging van eis en producties van de zijde van [eiser1] c.s.
- de akte houdende overleggen productie van de zijde van [gedaagde2]
- de mondelinge behandeling van 3 maart 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
3.De feiten
kredietwaardigheid Ortius’ heeft [B.], in hoedanigheid van Investment Manager van Holland Venture Management (thans HCM), het volgende aan [A.], bestuurder van Ortius, meegedeeld:
4.Het geschil
5.De beoordeling
“(…)Het groeikapitaal is van voldoende omvang dat Ortius hiermee aan haar operationele verplichtingen voor de lange termijn, waaronder de nog te sluiten huurovereenkomst, kan voldoen.”Deze tekst zegt weliswaar iets over de financiële gegoedheid van Ortius op dat moment, maar een garantstelling door HCM voor de nakoming van de huurovereenkomst jegens [eiser1] c.s. kan er niet in worden gelezen. Een dergelijke lezing strookt ook niet met de onweersproken stelling van HCM (ondersteund door de verklaring van [A.]) dat Holland Venture meerdere malen expliciet aan [eiser1] c.s. heeft aangegeven nu juist geen zekerheid te willen verstrekken. De ontbindende voorwaarde met betrekking tot het aantonen van de financiële gegoedheid door bijvoorbeeld een garantstelling van de holding of aandeelhouders, die wel in het huurvoorstel van 2 maart 2018 stond, is ook niet opgenomen in de ondertekende huurovereenkomst. Er is concluderend met het betreffende e-mailbericht geen rechtens afdwingbare verbintenis tot garantstelling tussen HCM en [eiser1] c.s. tot stand gekomen, zodat van een toerekenbare tekortkoming daarvan geen sprake kan zijn.
2.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)
2.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)