ECLI:NL:RBNHO:2021:3315

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
C/15/300854 / HA ZA 20-179
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ondeugdelijk uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden en onrechtmatige daad

In deze civiele zaak vordert eiser, eigenaar van een maisonnettewoning, schadevergoeding van gedaagden wegens ondeugdelijk uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden. Eiser heeft in mei 2019 besloten zijn woning te verbouwen en is in contact gekomen met gedaagde 2, die destijds voor gedaagde 1 werkte. De werkzaamheden zijn gestart op 13 juni 2019, maar al snel ontstonden er klachten over de kwaliteit van het werk. Eiser heeft meerdere betalingen gedaan aan gedaagde 1, maar de werkzaamheden zijn niet naar behoren uitgevoerd, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de woning. Eiser heeft een deskundige ingeschakeld die bevestigde dat er sprake was van ondeugdelijk werk. Eiser vordert een schadevergoeding van in totaal € 44.077,15, inclusief kosten voor herstelwerkzaamheden, huurderving en kosten van de deskundige. Gedaagde 2 betwist de aansprakelijkheid en stelt dat er geen overeenkomst met eiser tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat gedaagde 2 onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden. De rechtbank wijst de vordering van eiser grotendeels toe, met uitzondering van enkele schadeposten die niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank veroordeelt gedaagde 2 tot betaling van € 27.227,23, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK 9

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/300854 / HA ZA 20-179
Vonnis van 3 maart 2021
in de zaak van
zaaknummer / rolnummer: C/15/300854 / HA ZA 20-179
Vonnis van 3 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. E. Speich te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] voorheen h.o.d.n. ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 3] ’,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Prins te Den Helder.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2] en tezamen [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 28;
  • de conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie van voorwaardelijke oproeping in vrijwaring met productie 1 van [gedaagde 2] ;
  • het tussenvonnis van 8 juli 2020;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2 van [gedaagde 1] ;
  • de brief van 17 december 2020 met bijlagen van [gedaagde 2] ;
  • de brief van 8 januari 2021 met productie 29 van [eiser] ;
  • de mondelinge behandeling van 14 januari 2021 en de daar overgelegde spreekaantekening van mr. Speich voornoemd.
1.2.
Ten slotte is in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde 2] vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de maisonnettewoning gelegen aan de [adres] . Op de eerste verdieping is het woongedeelte en op de tweede verdieping is het slaapgedeelte.
2.2.
[eiser] heeft in mei 2019 besloten om zijn woning te gaan verbouwen en is via zijn boekhoudster, mevrouw [naam 2] , in contact gekomen met [gedaagde 2] . [gedaagde 2] werkte destijds voor [naam 1] , tevens handelend onder de naam [naam 3] (hierna: [naam 3] ).
2.3.
Blijkens het uittreksel van het handelsregister bij de Kamer van Koophandel is [naam 3] een eenmanszaak van [gedaagde 1] . De activiteiten van [naam 3] zijn onder meer:
“Afvalwaterinzameling en -behandeling. Installatie van verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur.”[gedaagde 2] was destijds de partner van [gedaagde 1] .
[gedaagde 2] heeft het bij [eiser] te verrichten werk opgenomen. Dit is uitgewerkt in een (door [gedaagde 1] opgestelde) offerte van [naam 3] .
2.4.
Bij Whatsapp-bericht van 7 juni 2019 heeft [gedaagde 2] aan [eiser] geschreven:
“Goedemorgen [voornaam 1] , kunnen wij 13-06 bij jouw starten .de werkzaamheden duren een week tot anderhalve week”
Diezelfde dag heeft [eiser] akkoord gegeven en op 13 juni 2019 is [gedaagde 2] gestart met de werkzaamheden.
2.5.
[eiser] heeft een drietal bedragen voldaan aan [naam 3] . Op 31 mei 2019 een bedrag van € 4.000,00, op 14 juli 2019 een bedrag van € 1.333,33 en op 29 augustus 2019 een bedrag van € 555,00.
2.6.
Op 19 juli 2019 heeft [eiser] per Whatsapp bericht geklaagd bij [naam 2] over de uitgevoerde werkzaamheden in zijn woning.
2.7.
Bij Whatsapp bericht van 19 juli 2019 heeft [naam 2] aan [eiser] geschreven:
“Hoi [voornaam 1] , excuses.
[naam 3] gaat dit gewoon oplossen.
We hebben een expert erbij gehaald wat betrekking heeft op de vloer. Zodra wij daar info hebben ingewonnen gaan we daar mee aan de slag. Week a twee weken.
Hiervoor zal ik je na het weekend bellen. Dan gaan we een plan de kampanje maken en op papier zetten wat jij precies wilt. Zo dat daar geen misverstanden over zijn.”
2.8.
Bij e-mail van 26 augustus 2019 heeft [eiser] aan [naam 2] geschreven:
“Goedenavond,
Zaterdag nacht heb jij mij privé benaderd in het uitgaanscentrum Den helder samen met [voornaam 2] van het bedrijf [naam 3] . Wij hebben afgesproken maandag 26 augustus een bel afspraak te houden.
Tot op heden heb ik hier niks van vernomen het verzoek is dan ook om alsjeblieft te bellen over de tot mij toebehorende documenten en gegevens.”
2.9.
Bij e-mail van 27 augustus 2019 heeft [naam 2] aan [eiser] geschreven:
“Goedemorgen [voornaam 1] ,
Van deze afspraak is mij niets bekend.
Ik neem vanmiddag om nabij 12 uur contact met je op.”
2.10.
Bij brief van 20 november 2019 heeft de advocaat van [eiser] [naam 3] aansprakelijk gesteld en verzocht de werkzaamheden deugdelijk af te ronden en de schade te herstellen.
2.11.
Op 21 januari 2020 heeft [eiser] een deskundige, KakesWaal expertise (hierna: KakesWaal), verzocht de gebreken in de woning te beoordelen. In het deskundigenrapport van 18 februari 2020 is onder meer en voor zover hier van belang gemeld:
“(…)
Door partij 2 zijn sleuven in de zand cementdekvloer ingefreesd om hierin de vloerverwarming aan te leggen. Vervolgens zijn de sleuven met egaline opgevuld en is de gehele vloer met egaline aangesmeerd. Door de doorvoeringen van de elektraleidingen is in de verdiepingsvloer en langs de randen van de vloer egaline naar beneden gestroomd en heeft voor veel vervuiling gezorgd. Het toepassen van egaline is bedoeld om oneffenheden in de dekvloer op te heffen en niet om de gehele vloer mee af te werken. De egaline is hier onjuist gebruikt.
Aan de buitenzijde naast de voordeur zijn egaline strepen op de voorgevel aanwezig (foto’s 1 en 2). Dit is ook het geval bij het naastgelegen pand (foto’s 3 en 4). In de hal lopen egaline strepen langs de wand (foto’s 5 en 6). Op diverse plaatsen is de egaline laag gescheurd en onthecht (foto’s 7). Op enkele plaatsen liggen de leidingen van de vloerverwarming te hoog en steken boven het vloeroppervlak uit (foto 8). Het tegelwerk in de keuken is vervuild met egaline strepen (foto 9).
De nieuw aangelegde elektra is ondeugdelijk gemonteerd (foto’s 9 t/m 19). Leidingen zijn niet ingefreesd. Door de grote bochten bij het plafond kunnen de leidingen niet goed weggewerkt worden. Er zijn verschillende kleurcodes (oude en nieuwe kleurcodes) door elkaar gebruikt (foto 12). De mantelbuizen zijn onvoldoende gebeugeld, schakelmateriaal ondeugdelijk aangebracht (foto 17) en de draad van de thermosstaat hangt los (foto 18).
Bij het infresen van de sleuven voor de vloerverwarming is veel stof vrij gekomen, waardoor beide etages zwaar vervuild zijn (foto’s 20 t/m 23). De koelkast en afzuigkap zijn beschadigd (foto’s 20 en 23).
De gipsplaten van het plafond zijn ondeugdelijk aangebracht (foto 24).
De cv-ketel functioneert niet meer (foto 25).
De gasleiding is lek (foto 26).
Het toilet is niet afgemaakt (foto 27).
Het voetlood langs de dakrand is op diverse plaatsen weg (foto’s 28 en 29) waardoor er water onder de dakbedekking is gekomen (foto 30).
Er is duidelijk sprake van ondeugdelijk werk met betrekking tot de kwaliteit van de geleverde werkzaamheden die wij hebben aangetroffen.
(…)
Hersteladvies
De twee voorgevels ontdoen van egaline met een hiervoor geschikt middel.
De wanden in de hal reinigen en voorzien van een latex muurverf.
De dekvloer in hal en woonkamer/open keuken inclusief vloerverwarmingsslangen geheel verwijderen.
Aanbrengen nieuwe verdeler en slangen aansluitend nieuwe zand cementdekvloer aanbrengen.
De cv-ketel en gasinstallatie deugdelijk en functionerend maken.
De volledige elektrische installatie op de eerste verdieping verwijderen en een nieuwe aanleggen. Hierbij dienen ook de plafonds vervangen te worden.
Voor aanpassing van elektra, gas en water zal het tegelwerk in de keuken vervangen moeten worden.
De toilet betegelen en afbouwen.
De gehele woning integraal reinigen.
De woning is door de ontstane situatie zeven maanden niet bewoonbaar.
Kostenraming
Reinigen voorgevels en hal inclusief schilderwerk € 1.750,00
Vervangen vloerverwarming inclusief dekvloer € 4.250,00
Cv-ketel en gasinstallatie herstellen € 1.000,00
Tegelwerk elektra en waterleiding in keuken € 3.500,00
Vervangen van plafonds € 2.875,00
Aanpassen elektrische installatie € 2.950,00
Integraal reinigen van woning € 1.250,00
Afbouwen toilet € 2.650,00
Container en stortkosten € 2.350,00
Huurderving € 7.000,00
TOTAAL kostenraming inclusief btw € 29.575,00
(…)”
2.12.
Op verzoek van [eiser] heeft Wilms Den Helder B.V. (hierna: Wilms) op 28 januari 2020 een offerte opgesteld voor het herstellen van de woonkamer ten bedrage van € 24.037,23.
2.13.
Op 26 februari 2020 is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verleend aan [eiser] om conservatoir derdenbeslag te laten leggen onder de ING Bank N.V., ABN AMRO Bank N.V. en de Rabobank. Tevens is verlof verleend om conservatoir beslag te laten leggen op de auto van het merk Volkswagen met kenteken [kenteken] en overige voertuigen, welke in eigendom is/zijn van [gedaagde 2] dan wel [naam 3] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. [gedaagden] , hoofdelijk dan wel afzonderlijk, zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 44.077,15 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2019, althans per datum uitbrengen dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagde 1] zal veroordelen tot betaling van het bedrag ad € 5.888,33 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2019, althans per datum uitbrengen dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagden] ., hoofdelijk dan wel afzonderlijk, zal veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ad € 1.274,65 en de beslagkosten, tot op heden begroot € 1.920,54, vermeerderd met de wettelijke (handels) rente vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. [gedaagden] , hoofdelijk dan wel afzonderlijk, zal veroordelen in de kosten van deze procedure waaronder de kosten voor betekening vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten vermeerderd met de wettelijke (handels) rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Ook [gedaagde 2] dient te worden aangemerkt als contractspartij en is eveneens aansprakelijk op grond van de tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. De werkzaamheden in de woning zijn ondeugdelijk uitgevoerd. Daarnaast zijn de werkzaamheden niet afgerond, is de woning thans niet bewoonbaar en is er aanzienlijke schade veroorzaakt aan de eigendommen van [eiser] . Indien [gedaagde 2] niet als contractspartij wordt aangemerkt, stelt [eiser] subsidiair dat [gedaagde 2] aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad. [gedaagde 2] heeft een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] , namelijk de woning. Voorts is de onrechtmatigheid gelegen in het handelen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. [gedaagde 2] was niet deskundig maar heeft desondanks de werkzaamheden uitgevoerd. Tenslotte grondt [eiser] zijn vordering op de uit overeenkomst voortvloeiende maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De door [eiser] geleden schade bestaat uit de volgende posten:
€ 24.037,23 wegens herstel van ondeugdelijk werk (volgens offerte Wilms);
€ 3.000,00 wegens overige schade (reinigen van de woning);
€ 7.000,00 wegens huurderving/dubbele woonlasten;
€ 1.440,00 wegens kosten deskundige.
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer. Hij voert aan dat er geen overeenkomst tussen Van de Voort en [gedaagde 2] tot stand is gekomen. [gedaagde 2] heeft in het kader van zijn dienstverband bij de onderneming van [gedaagde 1] werkzaamheden in de woning van [eiser] verricht. De werkzaamheden zijn niet afgerond omdat [gedaagde 2] , na de bouwvak, uit dienst is getreden. [gedaagde 2] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Hij heeft de werkzaamheden naar eer en geweten uitgevoerd. [gedaagde 1] heeft als opdrachtnemer de opdracht deugdelijk dienen uit te voeren. Een uit dienst getreden werknemer kan niet verantwoordelijk zijn voor de schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Procespartij [gedaagde 1]

4.1.
is gedurende onderhavige procedure toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op 30 september 2020. Artikel 359 lid 1 sub c Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat, indien een schuldenaar op grond van artikel 350 lid 5 Fw in staat van faillissement komt te verkeren, nieuwe schulden, gedurende de toepassing van de schuldsanering ontstaan, niet zijnde boedelschulden, gelden als in het faillissement verifieerbare schulden. Dit leidt ertoe dat de onderhavige procedure, gelet op het bepaalde in artikel 29 Fw, ten aanzien van [gedaagde 1] van rechtswege is geschorst. De procedure kan slechts dan worden voortgezet, indien de curator de verificatie van de vordering betwist.
4.2.
De rechtbank bespreekt in het hiernavolgende uitsluitend de vorderingen tegen [gedaagde 2] .
Aannemingsovereenkomst
4.3.
Primair is in geschil of [eiser] een aannemingsovereenkomst met [gedaagde 2] heeft gesloten of dat [gedaagde 2] anderszins contractspartij was bij de door [eiser] gestelde aannemingsovereenkomst met (de onderneming van) [gedaagde 1] . [gedaagde 2] betwist dat en stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst is gesloten met (de onderneming van) [gedaagde 1] .
4.4.
Het is aan [eiser] , die zich op de rechtsgevolgen van zijn stellingen beroept, om deze stelling, bezien in het licht van de betwisting van [gedaagde 2] , voldoende te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] dit niet heeft gedaan.
De onderneming [naam 3] was een eenmanszaak van [gedaagde 1] en dat stond ook zo in het handelsregister vermeld. Dat is de contractspartij van [eiser] .
Uit de stellingen van [eiser] dat hij overeenstemming met [gedaagde 2] had bereikt over de uitvoering van de werkzaamheden zoals de duur van de verbouwing, dat [gedaagde 2] de feitelijke uitvoerder van de werkzaamheden was en dat [gedaagde 2] de communicatie verrichtte, kan niet worden afgeleid dat [gedaagde 2] contractspartij was.
Onrechtmatige daad
4.5.
Subsidiair stelt [eiser] dat sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde 2] . [eiser] verwijt [gedaagde 2] dat het hem ontbrak aan deskundigheid maar dat hij desondanks de werkzaamheden heeft aangenomen. [gedaagde 2] heeft de woning van [eiser] ernstig beschadigd, aldus [eiser] .
[gedaagde 2] heeft als verweer gevoerd dat hij naar eer en geweten de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Volgens [gedaagde 2] is het bijvoorbeeld bekend dat bij het aanbrengen van egaline in een pand waar de vloer niet van beton is, de egaline via de muren naar beneden stroomt. Dergelijke sporen zijn geen kwestie van slordig werken, maar onontkoombaar, aldus [gedaagde 2] .
4.6.
Bij de beoordeling hiervan stelt de rechtbank voorop dat het handelen door [gedaagde 2] jegens [eiser] dient te worden beantwoord aan de hand van de vraag of [gedaagde 2] in strijd met de in het maatschappelijk verkeer vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld, waarbij als maatstaf heeft te gelden het handelen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakman, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemend.
4.7.
Tot die omstandigheden behoren in elk geval de volgende. [gedaagde 1] stond in het handelsregister als eigenaar van [naam 3] vermeld maar ter zitting is gebleken dat zij slechts ondersteunende administratieve werkzaamheden voor de eenmanszaak heeft verricht, zoals het opstellen van facturen en offertes. De feitelijke uitvoering van de opdrachten werd verricht door [gedaagde 2] , al dan niet samen met door [naam 3] in te huren onderaannemers. Andere werknemers had [naam 3] niet. [gedaagde 2] was ook degene die het te verrichten werk opnam en de communicatie over de feitelijke uitvoering van het werk met de opdrachtgever, in dit geval [eiser] , onderhield. In zoverre was [naam 3] een onderneming waarin de door [gedaagde 2] te verrichten werkzaamheden waren ondergebracht. Deze gang van zaken wordt onderschreven door de stelling van [eiser] dat hij in de veronderstelling was dat [gedaagde 2] de eigenaar was van [naam 3] .
Dat [gedaagde 1] slechts ondersteunende werkzaamheden deed en de voorbereiding en uitvoering van het werk feitelijk door [gedaagde 2] werd gedaan, maakt dat er ook op [gedaagde 2] een zorgplicht rust het werk uit te voeren als redelijk bekwaam vakman.
4.8.
[gedaagde 1] heeft het werk van [naam 3] / [gedaagde 2] laten beoordelen door KakesWaal. Niet betwist heeft [gedaagde 2] dat KakesWaal ter zake deskundig is. Uit het deskundigenrapport van KakesWaal komt naar voren dat sprake is van ondeugdelijk werk.
[gedaagde 2] heeft de bevindingen van KakesWaal niet concreet betwist. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van die bevindingen. Dat hij bij gebrek aan wetenschap betwist dat bepaalde werkzaamheden waren overeengekomen snijdt geen hout. Het was immers [gedaagde 2] zelf die vooraf de te verrichten werkzaamheden in de woning van [eiser] heeft opgenomen en deze na aanvang van het werk heeft uitgevoerd.
Gelet op de hoeveelheid en ernst van de gebreken, leidt dat tot de conclusie dat het werk dat [gedaagde 2] heeft uitgevoerd, dan wel onder zijn toezicht is uitgevoerd, broddelwerk is. Daar komt nog bij dat [gedaagde 2] halverwege het werk is gestopt met werken en op geen enkele wijze enige verantwoordelijkheid voor zijn werk heeft genomen in de richting van [eiser] . Hij heeft slechts eigen verantwoordelijkheid afgewezen en verwezen naar [naam 3] / [gedaagde 1] , met wie zijn relatie inmiddels was geëindigd. Dit wetende dat [gedaagde 2] zelf de kern van de onderneming van [naam 3] was.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 2] aldus niet voldaan heeft aan zijn zorgplicht jegens [eiser] . Zijn handelen en nalaten kwalificeert als een onrechtmatige daad richting [eiser] .
Schade
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] ten gevolge van het onrechtmatig handelen heeft geleden.
4.11.
[eiser] vordert een bedrag van € 24.037,23 inzake herstel ondeugdelijk werk. Dit bedrag wordt onderbouwd door middel van de offerte van Wilms en is in lijn met de door KakesWaal begrote herstelkosten. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten zijn te beschouwen als een rechtstreeks gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] . Aan de betwisting van deze schadepost door [gedaagde 2] gaat de rechtbank voorbij. Deze is, gelet op hetgeen [eiser] hiervoor heeft aangevoerd en gelet op de centrale rol van [gedaagde 2] bij de werkzaamheden, onvoldoende concreet dan wel onvoldoende onderbouwd.
4.12.
[eiser] vordert verder een bedrag van € 3.000,00 inzake het reinigen van de woning. Naar de rechtbank begrijpt is dit bedrag opgebouwd uit een tweetal bedragen. Het integraal reinigen van de woning ten bedrage van € 1.250,00 omdat deze onder het bouwstof zit en het reinigen van de voorgevel en hal en schilderwerk ten bedrage van € 1.750,00 omdat daarop, onder meer, egaline zit.
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € 1.250,00 niet voor vergoeding in aanmerking komt. Het is een feit van algemene bekendheid dat er tijdens een verbouwing in een woning bouwstof vrijkomt. Dat deze kosten het gevolg zijn van onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] is niet gebleken.
Ten aanzien van het bedrag van € 1.750,00 overweegt de rechtbank als volgt. [gedaagde 2] heeft niet betwist dat de egalinesporen in de hal en op de voorgevel door zijn toedoen zijn ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de omvang van de vervuiling met egaline zodanig, dat deze zijn te beschouwen als een gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] . De daardoor ontstane schade dient door [gedaagde 2] te worden vergoed.
4.13.
Daarnaast vordert [eiser] een bedrag van € 8.599,92 inzake het vervangen van de inboedel. Dit deel van de vordering wordt afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat de inboedel van [eiser] ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] dermate beschadigd is dat het (in zijn geheel) moet worden vervangen.
4.14.
Tevens vordert [eiser] een bedrag van € 7.000,00 aan huurderving. De rechtbank wijst deze vordering af. Het is niet gebleken dat [eiser] voor het verblijf bij vrienden en kennissen heeft moeten betalen en aldus extra kosten heeft gehad, of dat hij door het onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] huurinkomsten is misgelopen. Kosten van de deskundige ten bedrage van € 1.440,00 zijn niet betwist en daarom toewijsbaar.
Conclusie hoofdsom
4.15.
Het bovenstaande brengt met zich dat een bedrag van € 27.227,23 voor toewijzing gereed ligt. De wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar zoals gevorderd.
Buitengerechtelijke kosten
4.16.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. [eiser] stelt weliswaar dat hij voorafgaand aan deze procedure correspondentie met [gedaagden] heeft gevoerd, maar hij heeft geen specificaties overgelegd waaruit volgt dat hij kosten heeft gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarmee heeft [eiser] onvoldoende gesteld om de gevorderde kosten toegewezen te kunnen krijgen. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert, moeten worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten
Beslagkosten
4.17.
De door [eiser] gevorderde beslagkosten zijn gelet op het bepaalde in artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar. Er is een bedrag van
€ 1.616,54 gevorderd aan beslagkosten. De rechtbank neemt in aanmerking de kosten die blijken uit de in het geding gebrachte beslagstukken en heeft geconstateerd dat er een bedrag van € 1.695,81 aan exploitkosten is gemaakt. Geen verweer heeft [gedaagde 2] ertegen gevoerd dat van hem ook wordt gevorderd vergoeding van de beslagkosten die betrekking hebben op [gedaagde 1] . Toewijsbaar is aldus een bedrag van € 1.695,81 wegens exploitkosten,
€ 304,00 wegens griffierecht en € 721,00 (1 punt volgens het liquidatietarief op basis van het toe te wijzen bedrag) wegens kosten van de advocaat.
Kosten van het geding
4.18.
[gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] . De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiser] op:
  • salaris advocaat € 1.442,00 (2 punten x tarief € 721,00)
  • dagvaarding € 100,89
  • griffierecht
Totaal € 2.175,89

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser] te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 27.227,23 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 20 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.720,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van [eiser] , tot op heden begroot op € 2.175,89, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en verhoogd met de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders van [gedaagde 2] gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: DdD