In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de verdeling van goederen na de echtscheiding van partijen, die op 29 februari 1988 zijn gehuwd. De echtscheiding werd uitgesproken op 13 november 2019 en ingeschreven op 4 maart 2020. De procedure omvatte een dagvaarding, een herstelexploot, en verschillende conclusies van antwoord en eis. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 maart 2021 via een Skypeverbinding vanwege Covid-19 maatregelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er tijdens het huwelijk geen verrekening heeft plaatsgevonden op basis van de huwelijkse voorwaarden. De partijen hebben overeenstemming bereikt over de peildatum voor de samenstelling van het vermogen, namelijk 7 augustus 2019, en over de waardering van de vermogensbestanddelen. De rechtbank heeft de verdeling van de echtelijke woning, bankrekeningen, beleggingsrekening, auto, boot, motor en inboedel beoordeeld. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw aan de man bedragen moet betalen ter zake van de beleggingsrekening en de bankrekeningen, en dat de man de motor moet verkopen en de helft van de verkoopwaarde aan de vrouw moet voldoen.
De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is op 21 april 2021 uitgesproken door mr. J.H. Gisolf en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak bevatte gedetailleerde beslissingen over de verdeling van de activa en passiva van de partijen, evenals de verplichtingen van beide partijen met betrekking tot de betaling van bedragen aan elkaar.