ECLI:NL:RBNHO:2021:3338
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming van een woning na overlijden van de huurder, geen medehuurderschap vastgesteld
In deze zaak vordert de eiser ontruiming van een woning, waarin de gedaagde zonder recht of titel verblijft. De gedaagde, die al 67 jaar in de woning woont, stelt dat hij medehuurder is geworden na het overlijden van de huurster. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde geen medehuurder was, waardoor de huur niet is voortgezet. De eiser heeft de woning in 2000 in verhuurde staat verkregen en stelt dat de ouders van de gedaagde de woning in 1946 huurden, maar dat er geen schriftelijke huurovereenkomst is. De gedaagde heeft zijn verweer gebaseerd op het idee dat hij door de eiser als medehuurder is aanvaard, maar de kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor deze claim. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe en bepaalt dat de gedaagde de woning binnen zes maanden na betekening van het vonnis moet ontruimen, met een dwangsom van €150 per dag voor elke dag dat hij dit nalaat. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde.