ECLI:NL:RBNHO:2021:3577

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
8964115 \ CV EXPL 21-173
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een samenwerkingsovereenkomst inzake rijlessen en de verschuldigde resellerfee

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Algemene Werkgevers-Vereniging VNO-NCW (AWVN) en een vennootschap onder firma, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst waarbij AWVN rijlessen van [gedaagde] aanbiedt via de app 'Tiptrack'. In ruil hiervoor is [gedaagde] een 'resellerfee' verschuldigd aan AWVN. AWVN vordert betaling van een onbetaalde factuur van € 6.927,19, die betrekking heeft op deze resellerfee, vermeerderd met rente en incassokosten.

Tijdens de zitting heeft de kantonrechter de overeenkomst en de bijbehorende factuur besproken. [gedaagde] betwistte de vordering en stelde dat de factuur niet duidelijk was, omdat er geen bijlage bij zat die de kosten specificeerde. De kantonrechter oordeelde echter dat AWVN voldoende bewijs had geleverd van de verschuldigde fee en dat [gedaagde] op de hoogte had moeten zijn van deze verplichting op basis van de samenwerkingsovereenkomst. De kantonrechter wees de vordering van AWVN toe en oordeelde dat de proceskosten voor rekening van [gedaagde] komen, omdat deze in het ongelijk werd gesteld.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten vastgesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat AWVN het bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is gegaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8964115 \ CV EXPL 21-173
Uitspraakdatum: 28 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vereniging
Algemene Werkgevers-Vereniging VNO-NCW
gevestigd te ‘s-Gravenhage
eiseres
verder te noemen: AWVN
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders
tegen

1.de vennootschap onder firma

[gedaagde sub 1], mede handelend onder de naam
[handelsnaam 1] , [handelsnaam 2]
gevestigd te [plaats]

2. [gedaagde sub 2]

3. [gedaagde sub 3]

beiden wonende te [woonplaats]
de gedaagde partijen
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een samenwerkingsovereenkomst tussen AWVN en [gedaagde] , op grond waarvan AWVN rijlessen van [gedaagde] in de app Tiptrack plaatst. Als tegenprestatie, brengt AWVN een “resellerfee” in rekening bij [gedaagde] . [gedaagde] vindt dat zij de in rekening gebrachte fee niet hoeft te betalen omdat het haar niet duidelijk is geworden waar deze uit bestaat. Daarnaast vindt zij dat onnodig proceskosten zijn gemaakt, omdat AWVN eerder duidelijk had moeten maken wat zij in rekening bracht. Op de zitting heeft de kantonrechter onderzocht hoe de overeenkomst in elkaar steekt en is het [gedaagde] duidelijk geworden dat zij een resellerfee verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat voor [gedaagde] al eerder duidelijk had moeten zijn waar de fee betrekking op had en dat zij deze moest betalen. De vordering zal daarom worden toegewezen. De tegenvordering van [gedaagde] kan niet worden toegewezen, omdat dit een tegenvordering op een andere partij betreft.

1.Het procesverloop

1.1.
AWVN heeft bij dagvaarding van 14 december 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 2 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft AWVN bij brief van 15 maart 2021 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
AWVN heeft de app “Tiptrack” ontwikkeld. Tiptrack is een platform dat werkgevers ter beschikking stellen aan hun werknemers in het kader van duurzame inzetbaarheid. Voor de invulling van de catalogus in Tiptrack is AWVN op zoek gegaan naar relevante aanbieders.
2.2.
[gedaagde] is aanbieder van rijbewijsopleidingen.
2.3.
Op 8 januari 2018 hebben AWVN en [gedaagde] een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] rijlessen aanbiedt via Tiptrack aan gebruikers van deze app. De werkgever van de gebruikers is in dit geval KLM.
2.4.
Artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de samenwerkingsovereenkomst luiden als volgt:
“3.4. AWVN bedingt voor via de Webshop afgenomen Opleidingen een korting van:
  • Theorie vrachtautobewijs met vakbekwaamheid (1 proef rijles, theorie, RV1, V2C, V3C): 10%
  • Vrachtautorijbewijs praktijklessen: 5%
  • Theorie vrachtautorijbewijs incl. 10 praktijklessen (theorie, RV1, V2C, V3C, 10 rijlessen (1 proef rijles + 9 rijlessen)): 8%
van de daarvoor geldende prijs. Dit is de vaste prijs die LEVERANCIER hanteert voor Opleidingen. Indien een KLM-werknemer te weinig budget heeft voor het afronden van de rij-Opleidingen dan richt hij zich tot de Werkgever voor het krijgen van een aanvullend budget. Aanvullende opdrachten worden niet via Tiptrack gedaan.
3.5.
AWVN kan (een deel van) de korting zoals bedoeld in art. 3.4 aan de Werkgever, of in voorkomend geval aan de Gebruikers toewijzen zodat Werkgever of Gebruikers een korting ontvangen op de prijs van de Opleidingen.
3.6.
Het deel van de bedongen korting als bedoeld in art. 3.4. dat AWVN op basis van art. 3.5 niet toewijst, geldt als een vergoeding die AWVN ontvangt vanwege opname van Opleidingen in de Webshop en de administratieve handelingen rondom bestellingen.
3.7.
AWVN factureert maandelijks aan LEVERANCIER de vergoeding die LEVERANCIER op basis van art. 3.6 is verschuldigd. Alle bedragen op de facturen zijn in Euro en exclusief btw en andere heffingen van overheidswege, tenzij anders aangegeven op de factuur. LEVERANCIER zal de factuur binnen dertig (30) dagen na factuurdatum voldoen, tenzij anders op de factuur is vermeld.”
2.5.
AWVN heeft op 31 december 2018 een factuur naar [gedaagde] gestuurd ter hoogte van
€ 6,927,19 met de omschrijving “Resellerfee Tiptrack 2017/2018”. Deze factuur heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1.
AWVN vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 6.927,19 aan hoofdsom vermeerderd met wettelijke rente van 8% vanaf 7 december 2020 tot de dag der voldoening. Daarnaast vordert AWVN betaling van € 721,36 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente van 8% vanaf 7 december 2020 tot de dag der voldoening en € 1.049,97 aan vervallen rente.
3.2.
AWVN legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] de factuur van 31 december 2018 die ziet op de overeengekomen fee, onbetaald heeft gelaten.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat uit de factuur niet duidelijk blijkt waar de fee betrekking op heeft. In de omschrijving van de factuur staat “volgens bijgaande specificatie”, maar een bijlage ontbreekt. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat onterecht (proces)kosten zijn gemaakt, omdat AWVN al eerder had moeten uitleggen waar de vordering betrekking op heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Ter zitting heeft AWVN toegelicht dat [gedaagde] in de catalogus van Tiptrack rijlessen aanbiedt. Als een bestelling wordt geplaatst in de webshop van Tiptrack, komt een overeenkomst tot stand tussen KLM en [gedaagde] . [gedaagde] factureert voor de betreffende
rij-opleiding een bedrag van € 1.750 aan KLM. AWVN brengt vervolgens een resellerfee van 8% van het aan KLM gefactureerde bedrag bij [gedaagde] in rekening voor het plaatsen van de diensten van [gedaagde] in de webshop van Tiptrack.
5.2.
Het primaire verweer van [gedaagde] is dat haar niet duidelijk is geworden waar de fee betrekking op heeft, omdat een bijlage bij de factuur ontbreekt. [gedaagde] heeft aangevoerd dat AWVN werkt met codes die haar niets zeggen. Zo kan zij niet achterhalen op welke klanten de codes betrekking hebben. Ook heeft [gedaagde] aangevoerd dat het haar niet bekend was dat AWVN een resellerfee in rekening bracht.
5.3.
Volgens AWVN blijkt uit het door haar overgelegde excelbestand met specificatie van de resellerfee (productie 5 bij akte) hoe de resellerfee 2017-2018 is opgebouwd. Er wordt inderdaad gebruik gemaakt van codes, maar dit zijn dezelfde codes die [gedaagde] zelf hanteert. [gedaagde] had dus zelf kunnen achterhalen om welke leerlingen het gaat, aldus AWVN.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat met deze specificatie duidelijk is geworden hoe de fee is opgebouwd. Elke leerling is gekoppeld aan een unieke code en van de prijs van de opleiding (“List-price) is een “fee” voor AWVN van 8% in rekening gebracht. Het totale bedrag is vermeerderd met btw en op de factuur van 31 december 2018 aan [gedaagde] in rekening gebracht. Het verweer van [gedaagde] dat zij niet begrijpt wat in rekening is gebracht faalt daarom. Ook het verweer van [gedaagde] dat zij niet bekend was met de verplichting tot betaling van enige fee, faalt nu die verplichting volgt uit de samenwerkingsovereenkomst die [gedaagde] heeft getekend.
5.5.
Daarnaast voert [gedaagde] aan dat onnodig proceskosten zijn gemaakt, omdat AWVN eerder duidelijker had moeten corresponderen om uit te leggen wat er nou precies gevorderd wordt. Ook dit verweer kan niet slagen. [gedaagde] betwist de bijlage bij de factuur van
31 december 2018 ooit gezien te hebben. Dit kan echter niet kloppen, want de specificatie is bij de mail van 7 september 2020 gevoegd (productie 6 bij akte). Uit deze correspondentie blijkt dat [gedaagde] lang van te voren al is gewezen op de bijlage. Daarnaast volgt uit de
e-mail van 8 oktober 2020 (productie 6 bij akte) dat partijen hier telefonisch ook nog over hebben gesproken. Het verweer van [gedaagde] dat zij de mails niet heeft ontvangen gaat ook niet op, omdat zij zelf heeft gereageerd op die mails.
5.6.
Ter zitting heeft [gedaagde] nog aangevoerd een tegenvordering te hebben van in totaal
€ 5.250,00 (3 x € 1.750,00) die zij wil verrekenen met de vordering van AWVN ter zake de fee. In artikel 6:127, tweede en derde lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een schuldenaar een bevoegdheid tot verrekening heeft, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering. Hiervan is in dit geval geen sprake omdat [gedaagde] het bedrag van € 5.250,00 te vorderen heeft van KLM en dus niet van AWVN. Nu het gaat om verschillende wederpartijen, en, zoals AWVN heeft aangevoerd, ook om verschillende geldstromen, is verrekening niet mogelijk. Het beroep op verrekening zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de hoofdsom van € 6.927,19 zal toewijzen. De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, zoals hierna onder de beoordeling wordt aangegeven.
5.8.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan AWVN van € 8.698,52 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.927,19 vanaf 7 december 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van AWVN tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 94,93;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 311,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter