Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de akte houdende inbreng producties van [eiseres] van 19 augustus 2020 (met producties 1 tot en met 50),
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] (met producties 1 tot en met 15),
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 3] ,
- het tussenvonnis van 25 november 2020,
- de akte van houdende inbreng producties en bewijsaanbod door middel van getuigen van [eiseres] ontvangen op 3 maart 2021 (met producties 51 tot en met 59),
- de brief van [gedaagde 3] ontvangen op 3 maart 2021 (met producties 1 tot en met 3),
- de brief van [gedaagde 3] ontvangen op 8 maart 2021,
- de akte van [gedaagde 2] ontvangen op 9 maart 2021 (met producties 16 tot en met 18),
- de akte van [gedaagde 2] ontvangen op 11 maart 2021 (met productie 19),
- de akte wijziging van eis ontvangen op 15 maart 2021,
- het proces-verbaal van de zitting op 17 maart 2021 en de tijdens deze zitting overgelegde zittingsaantekeningen door mr. Ruijgrok, mr. Stammes en mr. De Groot voornoemd.
2.Feiten
cognitieve stoornissen, matig gevorderd, op basis van Alzheimer dementie”.
beschermd wonen met intensieve dementiezorg” is toegekend.
niet met terugwerkende kracht iets over hersenfuncties kunt beweren”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
gevorderde psychogeriatrische stoornissen en beperkingen, op grond waarvan mevrouw bovenmatig beïnvloedbaar was (door haar echtgenoot en elk van haar kinderen) en zij de reikwijdte van een notariële volmacht niet kon overzien.” Scheltens concludeert in zijn verklaring “
Al met al, kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat betrokkene op 5-7-2018 niet in staat was te overzien en in te zien wat het levenstestament zou inhouden, op basis van de reeds aanwezige forse cognitieve stoornissen en gebrek aan ziekte-inzicht, in combinatie met de afhankelijke positie richting haar partner en zoon.” Het feit dat de [gedaagde 1] naast haar dementie mogelijk beïnvloedbaar was en geen ziekte-inzicht had, rechtvaardigt wat de rechtbank betreft niet de conclusie dat de [gedaagde 1] (volledig) wilsonbekwaam was. Van deze veronderstelling gaan [xxx] en Scheltens in hun verklaringen echter blijkbaar wel uit.
Verder kan inderdaad worden gesteld, dat met terugwerkende kracht meestal geen oordeel kan worden gegeven. Behandelend artsen mogen dat inderdaad in de regel niet. Echter, uit eigen onderzoek of als relevante objectieve informatie beschikbaar is, kán wel degelijk worden geoordeeld. (…) Uiteraard kan alleen worden geoordeeld als objectieve medische informatie beschikbaar is, die naar het oordeel van de onderzoeker voldoende basis biedt voor een zekere mate van overtuiging.” Uit deze brief blijkt dat [xxx] de stelling van Kamperman onderschrijft dat men niet met terugwerkende kracht iets over hersenfuncties kan beweren. Desondanks geeft [xxx] echter in dit geval wel zijn mening met terugwerkende kracht. Omdat [xxx] de [gedaagde 1] in juli 2018 niet zelf heeft onderzocht, begrijpt de rechtbank dat [xxx] zich ter onderbouwing van zijn mening beroept op “
relevante objectieve medische informatie”.
- het levenstestament van 5 juli 2018,
- app-verkeer met ‘ [yyy] ’ van 6 juli 2018 (dit betreft de heer [yyy] van Evean),
- de CIZ indicatie ‘beschermd wonen met intensieve dementiezorg’ van 10 oktober 2018,
- een verslag van (algemeen en psycho)geriatrisch onderzoek door Geriant van 31 juli
- bloedonderzoek, én
- een brief van de notaris over de afwikkeling van de nalatenschap van de [vader] (niet gedateerd).
- het medisch dossier van de vader en de [gedaagde 1] , en
- het dossier van Evean.
relevante objectieve medische informatie” die [xxx] blijkens zijn brief van 24 januari 2020 nodig acht. Mogelijk is [xxx] van mening dat de CIZ-indicatie en het onderzoek van Geriant vallen onder “
relevante objectieve medische informatie”. Maar zowel in het indicatiebesluit als in het onderzoek van Geriant is niet ingegaan op de eventuele wilsonbekwaamheid van de [gedaagde 1] op 5 juli 2018. In het verslag van Geriant gedateerd 31 juli 2018 wordt weliswaar aangegeven dat sprake is van “
cognitieve stoornissen, matig gevorderd, op basis van Alzheimer dementie”, maar wat precies onder matig gevorderde cognitieve stoornissen moet worden verstaan blijkt niet uit het verslag van Geriant noch welke invloed dit had op de wilsbekwaamheid van de [gedaagde 1] . De CIZ-indicatie dateert van 10 oktober 2018. Uit de e-mail van 2 december 2019 van Kamperman blijkt dat een dergelijke indicatie wordt gesteld door een “
medewerker (over het algemeen geen arts)”
.Deze indicatie is aangevraagd op 19 september 2018, derhalve zeer kort na het overlijden van de vader op [datum] . Weliswaar heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat [xxx] van mening is dat het overlijden van de vader geen nadelige invloed heeft gehad op de geestelijke situatie van de [gedaagde 1] , maar deze stelling is door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gemotiveerd betwist. Ook de rechtbank acht aannemelijk dat het overlijden van de vader een negatief effect heeft gehad op de geestelijke situatie van de [gedaagde 1] , te meer omdat niet in geschil is dat de [gedaagde 1] erg afhankelijk was van de vader.
relevante objectieve medische informatie” op basis waarvan met terugwerkende kracht de wils(on)bekwaamheid van de [gedaagde 1] op 5 juli 2018 tot het ondertekenen van het levenstestament kan worden vastgesteld. Uit die stukken kan slechts worden afgeleid dat de [gedaagde 1] medio 2018 leed aan dementie. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook als [xxx] wel de beschikking zou hebben gehad over het medisch dossier van de huisarts met betrekking tot de [gedaagde 1] en het medisch dossier van Evean dit voor de beoordeling door de rechtbank geen verschil zou hebben gemaakt. Gesteld noch gebleken is namelijk dat deze dossiers relevante gegevens bevatten met betrekking tot de (toenmalige) wils(on)bekwaamheid van de [gedaagde 1] .
€ 1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)