In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een incident tot onbevoegdheid, naar aanleiding van een vordering van Thunnissen Bouw B.V. De rechtbank werd gevraagd zich onbevoegd te verklaren omdat partijen een arbitraal beding zouden hebben overeengekomen, gebaseerd op de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de Uitvoering van Werken 1989 (UAV 1989). Thunnissen Bouw stelde dat de UAV 1989 van toepassing was op de overeenkomst tussen partijen voor de ontwikkeling van zorgvilla’s en dat de rechtbank daarom niet bevoegd was om het geschil in de hoofdzaak te behandelen. AM B.V. betwistte deze stelling en voerde aan dat de UAV 1989 niet van toepassing was op de overeenkomst die op 7 juli 2008 was gesloten.
De rechtbank overwoog dat partijen al sinds 2006 in gesprek waren over het project en dat de raming van de bouwkosten van 15 mei 2007, waarin de UAV 1989 werd genoemd, als het eerste officiële schriftelijke stuk in de onderhandelingen moest worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de UAV 1989 onderdeel uitmaakte van de overeenkomst van 7 juli 2008, omdat AM niet expliciet had betwist dat deze voorwaarden van toepassing waren. De rechtbank verklaarde zich daarom onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en veroordeelde AM in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat AM B.V. de kosten van het incident en de hoofdzaak moet vergoeden aan Thunnissen Bouw B.V., inclusief de nakosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th.S. Röell.