ECLI:NL:RBNHO:2021:3703
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor bewoning van schuur op agrarische gronden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die eigenaresse is van een perceel in Beemster, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit, genomen op 11 maart 2021, hield in dat verzoekster een last onder dwangsom kreeg opgelegd om woonruimten in een schuur op haar agrarische grond te verwijderen. De gemeente stelde dat verzoekster de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) had overtreden door zonder vergunning de schuur te verbouwen en deze in gebruik te nemen als woonruimte.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij juridisch eigenaar is van het perceel, maar dat haar zoon, die het perceel gebruikt voor een vennootschap, feitelijk de gebruiker is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster, gezien de vennootschapsovereenkomst en de verstoorde relatie met haar zoon, niet in staat is om de vermeende overtredingen te beëindigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet als overtreder kan worden aangemerkt, omdat zij niet de feitelijke controle heeft over de schuur.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en het primaire besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer en is openbaar uitgesproken op 23 april 2021.