In deze zaak heeft de vrouw, in het kader van een echtscheidingsprocedure, een kort geding aangespannen tegen de man met als doel hem te laten uitschrijven uit de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente. De vrouw heeft het huurrecht van de echtelijke woning toegewezen gekregen en stelt dat de man sinds april 2019 niet meer in de woning woont en geen bijdrage levert aan de woonlasten. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij de vordering, omdat zijn inschrijving op het adres haar belemmert om toeslagen aan te vragen waar zij recht op heeft als alleenstaande.
De man heeft zich verzet tegen de vordering en betoogd dat het verzoek tot uitschrijving een definitief karakter heeft en niet in kort geding kan worden behandeld. Hij stelt dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft, omdat zij te lang heeft gewacht met het indienen van de vordering. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar belangen zwaarder wegen dan die van de man. De vrouw heeft immers de huur en andere kosten van de woning volledig gedragen, terwijl de man geen bijdrage heeft geleverd.
De kantonrechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen en de man veroordeeld om zich binnen drie dagen uit te schrijven van het adres, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter J.J. Dijk op 5 maart 2021.