ECLI:NL:RBNHO:2021:3718

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
8867360
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot uitschrijving van de man uit de Basisregistratie Personen in het kader van een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de vrouw, in het kader van een echtscheidingsprocedure, een kort geding aangespannen tegen de man met als doel hem te laten uitschrijven uit de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente. De vrouw heeft het huurrecht van de echtelijke woning toegewezen gekregen en stelt dat de man sinds april 2019 niet meer in de woning woont en geen bijdrage levert aan de woonlasten. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij de vordering, omdat zijn inschrijving op het adres haar belemmert om toeslagen aan te vragen waar zij recht op heeft als alleenstaande.

De man heeft zich verzet tegen de vordering en betoogd dat het verzoek tot uitschrijving een definitief karakter heeft en niet in kort geding kan worden behandeld. Hij stelt dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft, omdat zij te lang heeft gewacht met het indienen van de vordering. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar belangen zwaarder wegen dan die van de man. De vrouw heeft immers de huur en andere kosten van de woning volledig gedragen, terwijl de man geen bijdrage heeft geleverd.

De kantonrechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen en de man veroordeeld om zich binnen drie dagen uit te schrijven van het adres, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter J.J. Dijk op 5 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8867360 \ VV EXPL 20-172
Uitspraakdatum: 5 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: de vrouw
gemachtigde: mr. A. Kotan
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: de man
gemachtigde: mr. S. Akkas

1.Het procesverloop

1.1.
De vrouw heeft de man op 20 januari 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 februari 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen nog stukken toegezonden. De vrouw heeft bij e-mail van 7 januari 2021 een brief van de gemeente [gemeente] toegezonden en de man heeft op 17 februari 2021 een conclusie van antwoord ingediend. Vervolgens heeft de vrouw het vonnis van 18 februari 2021 van de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 12 januari 2016 in Turkije getrouwd. De vrouw is na het huwelijk naar Nederland geëmigreerd. De man woonde al in Nederland.
2.2.
Partijen huren een woning aan [adres] (hierna; de woning) en hebben deze als echtelijke woning bewoond.
2.3.
Op 10 december 2018 heeft de man een echtscheidingsprocedure geëntameerd in Turkije. Het huurrecht van de woning is geen onderdeel van die procedure.
2.4.
De vrouw heeft op haar verzoek, bij beschikking van 2 april 2019 van de voorzieningenrechter, het gebruik van de woning toebedeeld gekregen en woont sindsdien alleen in de woning. De huur en alle overige kosten worden uitsluitend door de vrouw betaald.
2.5.
De vrouw heeft de man op 28 december 2019 gedagvaard en daarbij gevorderd dat het medehuurderschap van de man zal worden beëindigd en dat het huurrecht van de woning uitsluitend aan haar zal worden toegekend.
2.6.
Bij vonnis van 17 februari 2021 (zaaknummer 8248852 CV EXPL 20-11) heeft de kantonrechter het huurrecht van de woning op grond van 7:266 lid 5 BW aan de vrouw toegekend.
2.7.
De man staat nog ingeschreven op het adres van de woning.
2.8.
De vrouw heeft de man verzocht om zich uit te schrijven van het adres van de woning zodat zij aanspraak kan maken op de diverse toeslagen, waaronder huurtoeslag, bedoeld voor alleenstaanden. De man heeft dit geweigerd.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening:
I.
Primair:de man veroordeelt om zich binnen drie dagen na dit vonnis uit te schrijven van de woning aan [adres] , in de Basisregistratie Personen van de gemeente [woonplaats] , op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat de man daarmee in gebreke blijft;
II.
Subsidiair:bepaalt dat indien de man zich niet uitschrijft, dit vonnis als vervanging van die uitschrijving geldt, zodat op basis van het vonnis de vrouw de opdracht kan verstrekken tot uitschrijving van de man van de woning in de Basisregistratie Personen;
III. althans een door de kantonrechter in goede justitie te nemen beslissing.
3.2.
De vrouw legt aan de vordering (samengevat) ten grondslag dat, nu de man al sinds april 2019 niet meer in de woning woont en sindsdien ook geen bijdrage meer levert aan de woonlasten, zij niet hoeft te accepteren dat de man langer blijft inschreven op het adres van de woning. Bovendien komt zij, zolang de man op het adres ingeschreven staat, niet aanmerking voor subsidies en toeslagen waar zij als alleenstaande recht op heeft. De eerdere toekenning van het uitsluitend gebruik van de woning en nu van het huurrecht van de woning aan de vrouw, is onvoldoende om de uitschrijving van de man bij de gemeente te bewerkstelligen. Door de weigerachtige houding van de man verkeert de vrouw in financieel zwaar weer. De vrouw heeft daarom een spoedeisend belang bij de vordering tot uitschrijving van het adres door de man.

4.Het verweer

4.1.
De man heeft zich verzet tegen de toewijzing van de vordering en voert daartoe aan dat het verzoek tot uitschrijving een definitief karakter heeft en zich daarom niet leent voor een behandeling in kort geding. Volgens de man komt het verzoek van de vrouw overeen met een verzoek tot ontbinding dan wel tot beëindiging van de huurovereenkomst omdat hij geen huurder kan blijven van een woning waar hij niet staat ingeschreven.
4.2.
Daarnaast voert de man aan dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, nu zij bijna twee jaar heeft gewacht alvorens een verzoek daartoe in te dienen.
4.3.
Verder heeft de man aangevoerd dat zijn belangen zwaarder dienen te wegen dan de belangen van de vrouw. Volgens de man is de woning in feite aan hem verhuurd omdat hij voor het huwelijk met de vrouw al jaren ingeschreven stond als woningzoekende. De man stelt ernstige psychische klachten te hebben gekregen nadat hij de woning gedwongen moest verlaten. Het feit dat hij sindsdien geen vaste verblijfplaats meer heeft, heeft daaraan bijgedragen. De man kan nergens terecht terwijl de vrouw, nu zij niet over een verblijfsvergunning beschikt, de woning uiteindelijk toch zal moeten verlaten. Voor het behoud van zijn huurrecht is het voor de man van het grootste belang om ingeschreven te blijven op het adres van de woning.

5.De beoordeling

5.1.
Voor toewijzing van de vordering in dit kort geding is verder vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.2.
Vast staat dat het huurrecht bij vonnis van 17 februari 2021 inmiddels aan de vrouw heeft toegekend. Daarmee is de vrouw met ingang van 17 februari 2021 de enige huurder van de woning geworden. Dat betekent ook dat de vrouw niet langer hoeft te accepteren dat de man ingeschreven blijft op het adres van de woning. Gelet hierop ligt de vordering tot uitschrijving van de man voor toewijzing gereed.
5.3.
De vrouw heeft daar ook belang bij. Zij heeft onweersproken gesteld dat de man sinds april 2019 geen gebruik meer heeft gemaakt van de woning en geen bijdrage meer heeft geleverd aan de woonlasten terwijl hij daar als medehuurder wel toe verplicht was. Hiermee staat vast dat de huur en alle overige kosten enkel door de vrouw worden betaald. De vrouw heeft gesteld dat zij van een minimum inkomen moet rondkomen en dat, hoewel zij alle kosten tot nu toe steeds heeft gedragen, de woon- en andere lasten zwaar op haar wegen. Ter verlichting van deze lasten wenst de vrouw nu onder meer huur- en zorgtoeslag aan te vragen maar daarvoor is het noodzakelijk dat de man zich uitschrijft van het adres van de woning.
5.4.
Hoewel de vrouw dat niet met stukken heeft onderbouwd, is het in de gegeven omstandigheden aannemelijk dat, zolang de man nog ingeschreven staat op het adres van de woning, de vrouw geen toeslagen bedoeld voor alleenstaanden kan aanvragen. Bij een aanvraag zal de Belastingdienst de man immers, vanwege deze inschrijving, als fiscale- en/of toeslagpartner beschouwen.
5.5.
Het verweer van de man dat geen sprake is van spoedeisendheid omdat de vrouw te lang heeft gewacht met het instellen van de vordering, faalt. De vrouw heeft onvoldoende weersproken aangevoerd dat zij de afgelopen twee jaar meerdere procedures tegen de man heeft gevoerd omdat de man telkens iedere medewerking weigert. Ook nu weigert de man zijn medewerking door zich niet te laten uitschrijven. Volgens de vrouw is de toekenning van het huurrecht aan haar niet voldoende om de man te doen uitschrijven uit de Basisregistratie Personen van de gemeente omdat hiermee geen uitschrijving kan worden afgedwongen. Door het treffen van de gevraagde voorziening wordt dat wel mogelijk en kan zij de nodige toeslagen aanvragen. Daarmee is het spoedeisend belang van de vrouw een gegeven. Dat de vrouw niet eerder een kort geding procedure is gestart, doet daaraan niet af.
5.6.
Het verweer van de man dat de vordering tot uitschrijving een definitief karakter heeft omdat deze gelijk staat aan een vordering tot ontbinding en/of beëindiging van de huurovereenkomst en dus niet in een kort geding kan worden behandeld, treft geen doel. Mocht in een door de man nog in te stellen hoger beroep tegen het vonnis van 17 februari 2021 het huurrecht alsnog aan hem worden toegekend, dan kan hij zich weer in de Basisregistratie Personen van de gemeente laten inschrijven op het adres van de woning. Het feit dat hij zich eerder heeft uitgeschreven van het adres vormt daarin geen beperking. Hiermee is ook het voorlopig karakter van deze voorziening gegeven. Het huurrecht van de man eindigt immers niet door een uitschrijving uit de basisregistratie van de gemeente.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van de vrouw zal toewijzen. De dwangsom zal als onvoldoende gemotiveerd betwist eveneens worden toegewezen met dien verstande dat de kantonrechter deze zal beperken tot € 50,- voor iedere dag dat de man in gebreke blijft zich uit te schrijven, met een maximum van € 2.500,-.
5.8.
Gelet op de aard van de zaak en het feit dat partijen echtgenoten zijn, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de man om zich binnen drie dagen na betekening van dit vonnis uit te laten schrijven van het adres van de woning in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag dat de man daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 2.500,-;
6.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter