[eisers] vorderen – na vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. voor recht verklaart dat [eisers] niet tot verdere nakoming van de tussen partijen op 3 juni 2009 gesloten overeenkomst kunnen worden gehouden;
II. de ING verbiedt het vonnis van 23 januari 2014 tenuitvoer te leggen;
III. de ING veroordeelt om het beslag op de onroerende zaak zoals gelegd op 14 augustus 2020 binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis door te halen en deze doorhaling binnen twee dagen te betekenen aan de hypotheekhouders, met de bepaling dat alle kosten verband houdende met het beslag en de doorhaling voor rekening van de ING komen;
Subsidiair:
IV. voor recht verklaart dat [eisers] niet tot verdere nakoming van de tussen partijen op 3 juni 2009 gesloten overeenkomst zullen worden gehouden wanneer [eisers] gedurende drie jaar minimaal € 50,- per maand en maximaal hun maximale aflossingscapaciteit hebben aangewend ter aflossing van de vordering van de ING op grond van genoemde overeenkomst, dan wel op in goede justitie te bepalen voorwaarden;
V. de ING verbiedt het vonnis van 23 januari 2014 ten uitvoer te leggen zolang [eisers] zich aan de onder subsidiair I. genoemde voorwaarden houden;
VI. de ING veroordeelt om het beslag op de onroerende zaak zoals gelegd op 14 augustus 2020 binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis door te halen en deze doorhaling binnen twee dagen te betekenen aan de hypotheekhouders, met de bepaling dat alle kosten verband houdende met het beslag en de doorhaling voor rekening van de ING komen;
Zowel primair als subsidiair:
VII. de ING veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder begrepen een vergoeding voor (na)salaris van de advocaat van [eisers]