ECLI:NL:RBNHO:2021:3860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
C/15/301547 / HA ZA 20-210
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling erfdelen en wettelijke rente over kindsdeel in nalatenschap

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, is op 19 mei 2021 vonnis gewezen in een civiele procedure tussen twee partijen, waarbij de eiseres en verweerster betrokken zijn in een geschil over de nalatenschap van hun overleden vader. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Kanning, vordert wettelijke rente over haar kindsdeel in de nalatenschap van haar moeder, dat zij in 2020 heeft ontvangen. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.W. Castelijns, betwist de vordering en stelt dat de eiseres niet heeft meegewerkt aan de benodigde verklaring van erfrecht, waardoor zij niet in staat was om het kindsdeel eerder uit te betalen.

De rechtbank oordeelt dat de wettelijke rente over het kindsdeel verschuldigd is vanaf het moment dat de verweerster in verzuim is geraakt, na een ingebrekestelling door de eiseres. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres toe voor de periode van 29 februari 2020 tot 17 juni 2020, maar wijst de vordering tot verklaring voor recht over een bankrekening bij Nationale Nederlanden af, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat de verweerster deze rekening opzettelijk heeft verzwegen.

Daarnaast wordt de omvang van de nalatenschap vastgesteld, waarbij de rechtbank rekening houdt met de waarde van de woning en andere activa. De rechtbank komt tot de conclusie dat de vordering van de eiseres uit hoofde van haar erfdeel in de nalatenschap van haar vader in hoofdsom € 46.703,41 bedraagt. De proceskosten worden zo verdeeld dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/301547 / HA ZA 20-210
Vonnis van 19 mei 2021
in de zaak van
[eiseres/verweerster],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.A. Kanning te Bloemendaal,
tegen
[gedaagde/eiseres],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.W. Castelijns te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiseres] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juli 2020
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging en vermeerdering van eis in conventie
  • de mondelinge behandeling van 15 september 2020
  • de akte van [eiseres/verweerster]
  • de antwoordakte van [gedaagde/eiseres]
  • de akte vermindering van eis van [eiseres/verweerster]
  • de antwoordakte vermindering van eis van [gedaagde/eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] is [A.] (hierna: erflater) overleden. Erflater was de vader van [eiseres/verweerster] en de echtgenoot van [gedaagde/eiseres].
2.2.
Erflater heeft geen testament gemaakt. [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiseres] zijn erfgenamen in zijn nalatenschap. Zij hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.3.
Erflater is in 2016 in gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde/eiseres]. Voor dit huwelijk was erflater gehuwd met [B.], de moeder van [eiseres/verweerster], die in 2003 is overleden. In verband met dit overlijden verkreeg [eiseres/verweerster] een vordering op erflater ter grootte van een kindsdeel. Deze vordering bedroeg nu € 27.014,83.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eiseres/verweerster] vordert ‑ samengevat – en na vermeerdering en wijziging en vermindering van de eis dat de rechtbank:
3.1.1.
[gedaagde/eiseres] veroordeelt om over het kindsdeel in de nalatenschap van haar moeder van € 27.014,83 de wettelijke rente te betalen over de periode 26 februari 2020 tot 31 december 2020,
3.1.2.
voor recht verklaart dat [gedaagde/eiseres] haar aandeel in de door haar in de nalatenschap van erflater verzwegen rekening bij Nationale Nederlanden heeft verbeurd aan [eiseres/verweerster] en dat deze rekening aan [eiseres/verweerster] toekomt,
3.1.3.
[gedaagde/eiseres] veroordeelt tot betaling van de proceskosten die zij heeft gemaakt en nog zal maken (nakosten).

4.Het verweer in conventie

4.1.
[gedaagde/eiseres] voert verweer. De stellingen van partijen worden hierna bij de beoordeling besproken, voor zover dat voor de beslissing nodig is.

5.De vordering in reconventie

5.1.
[gedaagde/eiseres] vordert ‑ samengevat – en na vermindering en wijziging van eis dat de rechtbank voor recht verklaart dat de vordering van [eiseres/verweerster] uit hoofde van de nalatenschap van erflater € 46.534,57 bedraagt, althans een verklaring voor recht waarmee die vordering vaststaat. [gedaagde/eiseres] vordert ook betaling door [eiseres/verweerster] van de proceskosten die zij heeft gemaakt.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
[eiseres/verweerster] voert verweer. De stellingen van partijen worden hierna bij de beoordeling besproken, voor zover dat voor de beslissing nodig is.

7.De beoordeling

inleiding

7.1.
Deze zaak gaat over de afwikkeling van de nalatenschappen van de ouders van [eiseres/verweerster]. [gedaagde/eiseres] heeft het kindsdeel van [eiseres/verweerster] in de nalatenschap van haar moeder inmiddels aan [eiseres/verweerster] uitgekeerd. [eiseres/verweerster] wil nu nog wettelijke rente over het kindsdeel uitgekeerd hebben. [gedaagde/eiseres] wil dat nu ook het erfdeel van [eiseres/verweerster] in de nalatenschap van haar vader, de overleden echtgenoot van [gedaagde/eiseres], wordt vastgesteld.
in conventie
wettelijke rente
7.2.
[eiseres/verweerster] vordert wettelijke rente over de periode vanaf 26 februari 2020 tot 31 december 2020 over het aan haar inmiddels uitbetaalde kindsdeel van € 27.014,83 in de nalatenschap van haar moeder. [gedaagde/eiseres] is het daar niet mee eens, omdat zij het kindsdeel niet eerder kon betalen omdat [eiseres/verweerster] niet wilde meewerken aan de verklaring van erfrecht voor de nalatenschap van haar vader (erflater), waardoor [gedaagde/eiseres] geen hypothecaire geldlening kon krijgen.
7.3.
Het verweer van [gedaagde/eiseres] slaagt deels. De wettelijke rente is de schadevergoeding die verschuldigd is wegens vertraging in de voldoening van een geldsom over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. De hoofdregel is dat verzuim pas intreedt na een ingebrekestelling. Die is door [eiseres/verweerster] verstuurd op 19 februari 2020 met de sommatie om binnen 10 dagen te betalen. Aan die sommatie heeft [gedaagde/eiseres] niet voldaan, zodat zij vanaf 29 februari 2020 in verzuim is en wettelijke rente verschuldigd is. Uit het dossier blijkt weliswaar dat partijen enige tijd in onderhandeling zijn geweest over de uitbetaling van het kindsdeel aan [eiseres/verweerster], maar niet blijkt dat het in deze periode aan [eiseres/verweerster] is te wijten dat [gedaagde/eiseres] het kindsdeel niet heeft kunnen betalen. Er is dan ook geen reden om over deze periode geen wettelijke rente toe te kennen.
Uit het e-mailbericht van nabestaandenservice.nl aan [gedaagde/eiseres] van 17 juni 2020 blijkt dat [eiseres/verweerster] in ieder geval op die datum niet bereid was om de verklaring van erfrecht te tekenen. [gedaagde/eiseres] had deze verklaring nodig om gelden uit de nalatenschap van erflater vrij te spelen om de vordering van [eiseres/verweerster] te kunnen voldoen. [eiseres/verweerster] is daarom vanaf die datum in schuldeisersverzuim gekomen en met dit verzuim is het verzuim van [gedaagde/eiseres] met de betaling van het kindsdeel geëindigd. Vanaf 17 juni 2020 is [gedaagde/eiseres] daarom geen wettelijke rente meer verschuldigd over het kindsdeel. Dit betekent dat de wettelijke rente over het kindsdeel zal worden toegewezen over de periode 29 februari 2020 tot 17 juni 2020.
Bankrekening Nationale Nederlanden
7.4.
[eiseres/verweerster] heeft een verklaring voor recht gevraagd dat [gedaagde/eiseres] haar aandeel in nalatenschap van erflater voor wat betreft de bankrekening bij Nationale Nederlanden (nummer [nummer]) heeft verbeurd, omdat zij deze rekening heeft verzwegen. Naar aanleiding van de kort geding procedure tussen partijen heeft [gedaagde/eiseres] immers laten weten dat zij en erflater alleen bankrekeningen bij de ING Bank hadden.
heeft betwist dat zij de bankrekening heeft verzwegen. [eiseres/verweerster] heeft immers uit de informatie die [gedaagde/eiseres] haar heeft gegeven het bestaan van de bankrekening opgemerkt. Op de bankrekening wordt een weduwepensioen voor [gedaagde/eiseres] gestort. [gedaagde/eiseres] was in de veronderstelling dat deze rekening ook in het ING-jaaroverzicht werd vermeld, omdat Nationale Nederlanden onder ING valt en ook haar ING-bankrekening is gebruikt voor dit pensioen.
7.5.
De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen. Artikel 3:194 BW bepaalt dat een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zijn aandeel in die goederen verbeurt aan de andere deelgenoten. Voor zover [eiseres/verweerster] al heeft gesteld dat [gedaagde/eiseres] de bankrekening bij Nationale Nederlanden opzettelijk heeft verzwegen, heeft zij die stelling onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat de bankrekening niet eerder is genoemd is onvoldoende voor de conclusie dat [gedaagde/eiseres] de bankrekening met opzet niet heeft genoemd. Bij dit oordeel houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat de bankrekening bij [eiseres/verweerster] bekend is geworden uit de informatie die door [gedaagde/eiseres] aan haar is versterkt. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen.
in reconventie
vaststelling kindsdeel nalatenschap erflater
7.6.
Voor de vaststelling van het erfdeel van [eiseres/verweerster] in de nalatenschap van erflater gaat de rechtbank op basis van de stukken in het dossier uit van de volgende omvang van de nalatenschap:
Activa huwelijksgemeenschap
De woning € 200.000,00
Bankrekeningen:
[nummer] (betaal) € 713,38
[nummer] (spaar) € 4.369,59
[nummer] (betaal) € 2.055,43
[nummer] (spaar) € 3.004,24
[nummer] € 7.337,12
Auto € 7.750,00
Inboedel € 250,00
Passiva huwelijksgemeenschap
Vordering kindsdeel nalatenschap moeder € 27.014,83
Saldo huwelijksgemeenschap€ 198.464,93
Activa nalatenschap€ 99.232,47
Passiva nalatenschap
Kosten uitvaart € 5.825,65
Zuiver saldo nalatenschap€ 93.406,82
7.7.
[gedaagde/eiseres] heeft bij haar berekening van het saldo van de nalatenschap de waarde van de woning gelijk gesteld op de WOZ-waarde per 1 januari 2019. Deze waarde bedroeg € 195.000,00. [eiseres/verweerster] heeft zich hiertegen verzet en aangevoerd dat partijen waren overeengekomen dat de woning voor een waarde van € 200.000,00 in de berekening van het erfdeel zou worden meegenomen. Of partijen dit hebben afgesproken ‑ [gedaagde/eiseres] betwist dat ‑ kan in het midden blijven. Bij de berekening van het erfdeel moet in beginsel de werkelijke waarde van de woning worden gebruikt. De WOZ-waarde vertegenwoordigt niet zonder meer de werkelijke waarde van de woning, maar een waarde die de gemeente aan de hand van een aantal referentieobjecten voor de woning heeft vastgesteld. Aangezien voor de referentieobjecten wordt gekeken naar gerealiseerde verkooptransacties van vergelijkbare panden in de voorbije periode, is de WOZ-waarde in een stijgende woningmarkt doorgaans lager dan de marktwaarde. De rechtbank houdt het er daarom voor dat de marktwaarde van de woning op de overlijdensdatum nog iets hoger ligt dan de waarde waarvoor [eiseres/verweerster] de woning in de berekening wil betrekking. Daarom gaat de rechtbank uit van de door [eiseres/verweerster] gehanteerde waarde van € 200.000,00.
7.8.
Ook over de waarde van de auto verschillen partijen van mening. [gedaagde/eiseres] heeft gesteld dat waarde van de auto op € 6.249,00 gesteld moet worden. Zij heeft daarvoor verwezen naar de aankoop factuur van de auto. Uit de overgelegde factuur volgt dat [gedaagde/eiseres] de auto heeft gekocht in augustus 2018 voor een koopprijs (excl. BPM) van € 8.188,07. Deze koopprijs is voor € 2.500,00 voldaan door inruil van een andere auto. Voor zover [gedaagde/eiseres] meent dat de waarde van de inruilauto nu van de waarde van de aangeschafte auto moet worden afgetrokken, wordt dat idee niet gevolgd. Maar, ook niet valt in te zien dat de auto voor de aanschafprijs in de berekening van het erfdeel moet worden meegenomen, wat [eiseres/verweerster] wil. De rechtbank zal de auto voor een waarde van € 7.750,00 in de berekening van het erfdeel van [eiseres/verweerster] meenemen, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met het feit dat een auto als deze ([merk]) in de regel door gebruik en verloop van tijd in waarde daalt.
7.9.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiseres/verweerster] uit hoofde van haar erfdeel in de nalatenschap van erflater in hoofdsom € 46.703,41 bedraagt. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen zoals hierna bij de beslissing is vermeld.
7.10.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten zo worden verdeeld dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
veroordeelt [gedaagde/eiseres] om over het kindsdeel in de nalatenschap van haar moeder van € 27.014,83 de wettelijke rente te betalen over de periode 29 februari 2020 tot 17 juni 2020;
8.2.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
8.3.
verklaart voor recht dat de vordering van [eiseres/verweerster] uit hoofde van haar erfdeel in de nalatenschap van erflater in hoofdsom € 46.703,41 bedraagt;
in conventie en in reconventie
8.4.
verdeelt de proceskosten tussen partijen zo dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
8.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 735