ECLI:NL:RBNHO:2021:3884

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
8165837 / CV EXPL 19-17721
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en uitleg van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Düsseldorf naar Amsterdam en vervolgens naar Gotenburg, maar de vlucht van Düsseldorf naar Amsterdam werd geannuleerd. Flightright heeft de vordering van de passagier gecedeerd gekregen en vordert compensatie van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De vervoerder, KLM Cityhopper B.V., betwist de vordering en stelt dat de passagier haar vordering niet aan Flightright heeft gecedeerd. Daarnaast voert de vervoerder aan dat de passagier eerder op haar eindbestemming is aangekomen dan gepland, waardoor de compensatie met 50% verminderd zou moeten worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de handtekening op het identiteitsbewijs van de passagier overeenkomt met die op het cessieformulier, waardoor Flightright ontvankelijk is in haar vordering.

De kantonrechter overweegt dat de Verordening geen expliciete normen bevat over vervroegde aankomsttijden na annulering. De rechter volgt de Nederlandstalige versie van de Verordening, die stelt dat compensatie kan worden uitgekeerd, ongeacht de vervroegde aankomsttijd. De vordering van Flightright wordt toegewezen, en de vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat deze niet voldoende is onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8165837 / CV EXPL 19-17721
Uitspraakdatum: 14 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright GmbH
gevestigd te Potsdam (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 24 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[naam passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Düsseldorf (Duitsland) naar Amsterdam (Schiphol) en vervolgens van Amsterdam (Schiphol) naar Gotenburg (Zweden) op 30 januari 2019.
2.2.
De vlucht van Düsseldorf naar Amsterdam-Schiphol (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft haar gepretendeerde vordering gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Primair voert de vervoerder aan dat zij betwist dat de passagier haar vordering aan Flightright heeft gecedeerd. Volgens de vervoerder is er bij de dagvaarding geen kopie van het paspoort van de passagier overgelegd, zodat de vervoerder niet kan verifiëren of de handtekening op het cessieformulier overeenkomt met die van de passagier.
4.2.
Subsidiair voert de vervoerder aan dat de vlucht gepland stond om te vertrekken om 11:30 lokale tijd en te Amsterdam zou arriveren om 12:30 uur lokale tijd. Vervolgens zou de aansluitende vlucht vertrekken om 15:05 uur lokale tijd en om 16:35 uur lokale tijd aankomen op de eindbestemming in Gotenburg. De vlucht in kwestie is geannuleerd en de vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de vlucht van Düsseldorf naar Frankfurt en vervolgens van Frankfurt naar Gotenburg. De vervangende vlucht is vertrokken om 08:55 uur lokale tijd uit Düsseldorf en uiteindelijk om 13:25 uur lokale tijd op de eindbestemming in Gotenburg gearriveerd. De passagier is daardoor 3 uur en 10 minuten eerder dan gepland in Gotenburg aangekomen. De vervoerder doet een beroep op artikel 7 lid 2 sub a van de Verordening waaruit volgt dat het bedrag dat aan een passagier verschuldigd is met 50% wordt verminderd als de vertraging minder dan twee uur bedraagt. De passagier is zonder vertraging in Gotenburg aangekomen, de vertraging was derhalve minder dan twee uur.
4.3.
Tevens betwist de vervoerder de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan Flightright.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het primaire verweer van de vervoerder stelt de kantonrechter vast dat bij repliek een kopie van het identiteitsbewijs van de passagier is overgelegd. De kantonrechter concludeert dat de handtekening op het identiteitsbewijs van de passagier overeenkomt met de handtekening op het cessieformulier (productie 5 dagvaarding), zodat in voldoende mate aannemelijk is dat de passagier haar vorderingsrecht heeft overgedragen aan Flightright en Flightright ontvankelijk is in haar vordering. Het primaire verweer van de vervoerder wordt dan ook gepasseerd.
5.3.
De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat de gevorderde compensatie met 50% verminderd dient te worden, nu de passagier na annulering van de vlucht is omgeboekt naar een vervangende vlucht die de passagier eerder dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming heeft gebracht.
5.4.
De passagier is, na annulering van de vlucht, door de vervoerder omgeboekt naar een vervangende vlucht. De vervangende vlucht, vergeleken met de oorspronkelijke vlucht, vertrok 2 uur en 35 minuten eerder en de passagier arriveerde 3 uur en 10 minuten eerder op haar eindbestemming te Gotenburg. De passagier heeft gesteld dat dit recht geeft op compensatie op grond van art. 5 lid 1 sub c onder iii. De Verordening bepaalt in art. 7 lid 2 in welke gevallen de helft van de standaardcompensatie kan worden uitgekeerd. De Nederlandstalige versie van de Verordening geeft aan dat de helft van de compensatie kan worden uitgekeerd mits de daadwerkelijke aankomsttijd van de vervangende vlucht niet meer dan twee uur van de oorspronkelijke aankomsttijd afwijkt. Aangezien de passagier in het onderhavige geval 3 uur en 10 minuten eerder is gearriveerd, stelt de passagier dat deze 50%-regel niet opgaat. De vervoerder heeft in dit kader echter aangevoerd dat de Nederlandstalige versie van de Verordening niet als leidend dient te worden gezien. De Verordening spreekt, in verschillende andere talen, over het uitkeren van de helft van de compensatie mits de daadwerkelijke aankomsttijd van de vervangende vlucht niet meer dan twee uur later is dan de oorspronkelijke aankomsttijd. In deze bewoording is de 50%-regel in het onderhavige geval wél van toepassing, voert de vervoerder aan. De vervangende vlucht kwam immers niet meer dan twee uur later dan de oorspronkelijk geplande aankomsttijd aan, maar juist 3 uur en 10 minuten eerder. De vervoerder heeft verwezen naar enkele arresten van het Europese Hof van Justitie waarin wordt aangegeven dat, bij twijfel, gemeenschapsrecht dient te worden uitgelegd in het licht van de wettekst van andere talen, om deze bepaling in de participerende landen zo uniform mogelijk te kunnen toepassen.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat de Verordening in haar huidige vorm geen expliciete normen bevat over (sterk) vervroegde vertrek-en aankomsttijden bij een vervangende vlucht na annulering. De Verordening is, expliciet volgend uit haar richtlijnen en considerans, opgesteld om de rechten van passagiers ten aanzien van luchtvaartmaatschappijen uit te breiden. De beoogde bescherming van passagiers tracht, onder andere, de overlast en het ongemak voor passagiers als gevolg van een annulering te verminderen. Passagiers dienen redelijk alternatief vervoer aangeboden te krijgen, zodat zij andere regelingen kunnen treffen indien benodigd. Een (sterk) vervroegde vertrektijd en/of aankomsttijd kan op exact dezelfde wijze overlast en ongemak voor de passagier veroorzaken als wanneer de vertrektijd en/of aankomsttijd sterk verlaat wordt. Zodoende zal het onderhavige geval aansluiten bij eerdere rechtspraak over (sterk) vervroegde vertrek- en aankomsttijden van een vervangende vlucht na annulering en zal daarmee de Nederlandstalige norm zoals deze nu in de Verordening bestaat worden gevolgd.
5.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering van de passagier worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De kantonrechter neemt bij bepaling van het salaris gemachtigde het liquidatietarief behorende bij het toegewezen bedrag als uitgangspunt. Alhoewel het door de passagier gevorderde bedrag aan salaris gemachtigde hoger is dan het gebruikelijke liquidatietarief, ziet de kantonrechter geen aanleiding om van het liquidatietarief af te wijken daar niet is gebleken van enige bijzondere omstandigheid die afwijking van het liquidatietarief rechtvaardigt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 121,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter