In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Düsseldorf naar Amsterdam en vervolgens naar Gotenburg, maar de vlucht van Düsseldorf naar Amsterdam werd geannuleerd. Flightright heeft de vordering van de passagier gecedeerd gekregen en vordert compensatie van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De vervoerder, KLM Cityhopper B.V., betwist de vordering en stelt dat de passagier haar vordering niet aan Flightright heeft gecedeerd. Daarnaast voert de vervoerder aan dat de passagier eerder op haar eindbestemming is aangekomen dan gepland, waardoor de compensatie met 50% verminderd zou moeten worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de handtekening op het identiteitsbewijs van de passagier overeenkomt met die op het cessieformulier, waardoor Flightright ontvankelijk is in haar vordering.
De kantonrechter overweegt dat de Verordening geen expliciete normen bevat over vervroegde aankomsttijden na annulering. De rechter volgt de Nederlandstalige versie van de Verordening, die stelt dat compensatie kan worden uitgekeerd, ongeacht de vervroegde aankomsttijd. De vordering van Flightright wordt toegewezen, en de vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat deze niet voldoende is onderbouwd.