Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser sub 1]
[eiser sub 2]
1.Het procesverloop
2.De zaak in het kort
3.Feiten
4.De vordering
5.Het verweer
6.De beoordeling
Op 11 maart heeft u voor uw schoonzoon, de heer [eiser sub 2] , medehuurderschap aangevraagd.” Hieruit volgt dat Pré Wonen het verzoek (in elk geval) tot aan de zitting op 18 maart 2021 heeft aangemerkt als een verzoek dat (ook) door [eiser sub 1] is gedaan en voldeed aan de vereisten van artikel 7:267 BW. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat beide namen wel vermeld worden in het verzoek, dat de advocaat van [eiser sub 1] & [eiser sub 2] heeft verklaard dat het verzoek zowel namens [eiser sub 1] als namens [eiser sub 2] is ingediend, terwijl [eiser sub 1] ook op de zitting aanwezig is geweest en op enig moment uit eigen beweging met hulp van een tolk heeft verklaard dat het voor haar van belang is dat haar dochter en haar schoonzoon voor haar kunnen blijven zorgen. Dit vertelde zij zonder dat haar een specifieke vraag was gesteld. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom het verzoek niet als een gezamenlijk verzoek zou kunnen worden gezien. [eiser sub 1] & [eiser sub 2] zijn dan ook ontvankelijk in hun vordering. Zij hebben zodoende voldaan aan voornoemde voorwaarde voor het instellen van de onderhavige vordering.