In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Joint Public Joint Stock Company Aeroflot-Russian Airlines, wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Bangkok via Moskou op 15 juni 2019. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder heeft de verschuldigdheid van de hoofdsom niet betwist, maar wel de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers recht hebben op compensatie, aangezien de vervoerder de vertraging niet heeft betwist. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 1.313,73 toegewezen, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten aan de kant van de passagiers vergoed. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten voor passagier sub 1 gedeeltelijk toegewezen, maar afgewezen voor passagier sub 2, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De vervoerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.