ECLI:NL:RBNHO:2021:4195

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
7876921 \ CV EXPL 19-9550
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de passagier in haar vordering wegens gebrek aan procesvolmacht

In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Finnair OYj. De passagier, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, had een vordering ingesteld, maar de gemachtigde heeft geen gehoor gegeven aan het bevel van de kantonrechter om een toereikende procesvolmacht in het geding te brengen. Dit leidde tot de conclusie dat de passagier niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gemachtigde niet beschikte over een toereikende procesvolmacht, wat betekent dat de passagier niet in staat was om haar vordering te onderbouwen. De vervoerder, Finnair OYj, had verzocht om de gemachtigde te veroordelen tot betaling van de proceskosten, omdat deze had gehandeld in strijd met de elementaire beginselen van het burgerlijk procesrecht. De kantonrechter overwoog dat er sprake kan zijn van misbruik van procesrecht indien de vordering evident ongegrond is.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat het onredelijk zou zijn om de passagier in de proceskosten te veroordelen, en heeft hij in plaats daarvan de gemachtigde, mr. D.E. Lof, veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de vervoerder, vastgesteld op € 1.500,00 exclusief btw. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7876921 \ CV EXPL 19-9550
Uitspraakdatum: 14 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] , Australië
eiseres in de hoofdzaak
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse vennootschap
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki, Finland
gedaagde in de hoofdzaak
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Op 16 december 2020 is in deze zaak tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis). Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst de kantonrechter naar wat daarover in het tussenvonnis is overwogen. De kantonrechter neemt hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist over.
1.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid ex artikel 22 lid 1 Rv en de gemachtigde van de passagier bevolen een toereikende procesvolmacht in het geding te brengen.
1.3.
De gemachtigde van de passagier heeft daaraan geen gehoor gegeven.
1.4.
Het eindvonnis is nader bepaald op heden

2.De verdere beoordeling

2.1.
De gemachtigde heeft geen gehoor gegeven aan het bevel van de kantonrechter om een toereikende procesvolmacht in het geding te brengen. De conclusie moet dan ook zijn dat het verweer van de vervoerder slaagt en dat vast is komen te staan dat de gemachtigde niet over een toereikende procesvolmacht van de passagier beschikt. De passagier moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
2.2.
De vervoerder heeft verzocht om indien het verweer slaagt de gemachtigde te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten begroot op € 1.500,00 exclusief btw op grond van misbruik van procesrecht of procesbevoegdheid. De gemachtigde heeft immers de vordering gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid en onvolledigheid kende en daarmee in strijd met de elementaire beginselen van het burgerlijk procesrecht gehandeld. Daarbij weet de passagier waarschijnlijk niet dat zij door de gemachtigde is blootgesteld aan het risico van een kostenveroordeling, aldus de vervoerder.
2.3.
De kantonrechter overweegt dat plaats kan zijn voor integrale vergoeding van proceskosten indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
2.4.
De kantonrechter betrekt in zijn overweging ook het subsidiaire verweer van de vervoerder, dat de gepretendeerde vordering van de passagier door middel van een assignment formulier is overgedragen aan Airhelp, Niet weersproken is immers dat de passagier het assignmentformulier dat door AirHelp wordt gebruikt, heeft ondertekend, zodat dit vaststaat. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagier in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Door het ondertekenen van het assignmentformulier is de passagier niet langer bevoegd zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken. De gemachtigde van de passagier is de vaste advocaat van AirHelp in Nederland. Hij was blijkens de processtukken op de hoogte van het door de passagier ondertekende assignmentformulier. Daarbij heeft de gemachtigde klaarblijkelijk een vordering ingesteld terwijl de partij die als eisende partij staat vermeld hiertoe geen procesvolmacht heeft verstrekt. Kort gezegd is de conclusie dat een vordering is ingesteld namens een persoon die niet op de hoogte is van de procedure en daarnaast ook niet over een vorderingsrecht beschikt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat aan de bovengenoemde vereisten is voldaan.
2.5.
Gelet op bovenstaande is het naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk om de passagier in de proceskosten te veroordelen. Daarom is de kantonrechter voornemens om, zoals verzocht, niet de passagier, maar de gemachtigde van de passagier op de voet van artikel 245 Rv in de proceskosten te veroordelen. Aangezien de gemachtigde naar aanleiding van het tussenvonnis niet de moeite heeft genomen om te reageren, ziet de kantonrechter geen aanleiding om de gemachtigde nog op dit voornemen te laten reageren. De kantonrechter zal dan ook in dit vonnis (de gemachtigde van de passagier), mr. D.E. Lof op grond van artikel 245 Rv veroordelen in de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in haar vordering;
3.2.
veroordeelt mr. D.E. Lof tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 1.500,00 exclusief btw, aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
3.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter