ECLI:NL:RBNHO:2021:4199

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
8085980 CV EXPL 19-14894
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake luchtvaartclaim met betrekking tot vorderingsrecht en procesvolmachten

In deze zaak, die is aangespannen door meerdere passagiers tegen de luchtvaartmaatschappij Turkish Airlines, heeft de kantonrechter op 19 mei 2021 een tussenuitspraak gedaan. De passagiers, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra, vorderden compensatie voor een verstoorde vlucht. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis de passagiers in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van hun vorderingsrecht en de volmacht aan hun gemachtigden. De passagiers stelden dat zij hun vorderingsrecht hadden gecedeerd aan Airhelp Ltd. en dat zij op basis van een 're-assignment' formulier opnieuw over dit recht beschikten. De kantonrechter oordeelde echter dat de passagiers niet konden aantonen dat zij daadwerkelijk op de hoogte waren van de procedure en dat zij hun gemachtigden hadden ingeschakeld. Hierdoor werd geconcludeerd dat de passagiers niet-ontvankelijk waren in hun vordering.

De kantonrechter overwoog verder dat de gemachtigden van de passagiers, die ook de vaste advocaat van Airhelp zijn, bekend moesten zijn met de inhoud van de door Airhelp gebruikte formulieren. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers niet konden bewijzen dat zij over een geldig vorderingsrecht beschikten, en dat de eerder getekende 'assignment form' niet meer geldig was. De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar een volgende rolzitting om de gemachtigden in de gelegenheid te stellen te reageren op de overwegingen met betrekking tot de proceskosten. De beslissing om de passagiers niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen met inachtneming van het recht op toegang tot de rechter, maar de kantonrechter was van mening dat de gemachtigden hoofdelijk in de proceskosten moesten worden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8085980 CV EXPL 19-14894
Uitspraakdatum: 19 mei 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlandse recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
verder te noemen: Turkish Airlines
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Op 30 december 2020 is in deze zaak tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis). Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst de kantonrechter naar wat daarover in het tussenvonnis is overwogen. De kantonrechter neemt hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist over.
1.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de passagiers in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van hun stelling dat zij over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikken en dat zij hun gemachtigde(n) een (schriftelijke) volmacht hebben verstrekt om namens hen de procedure op te starten.
1.3.
Op de rol van 27 januari 2021 hebben de passagiers een akte genomen, waarna de vervoerder op de rol van 24 februari 2021 eveneens een akte heeft genomen.

2.De nadere beoordeling

2.1.
De passagiers hebben elk een getekend “re-assignment” formulier overgelegd welke volgens de passagiers tevens als procesvolmacht geldt. In het re-assignment formulier staat onder meer “
(…) Bovenvermelde passagier geeft met deze verklaring (nogmaals) de volmacht aan Lof Advocatuur te Nieuw-Vennep- om in zijn/haar naam te procederen teneinde compensatie te verkrijgen voor bovenvermelde verstoorde vlucht en op de voorwaarden zoals de passagier die overeengekomen is met Airhelp. (…)”Daarbij stellen de passagiers dat de handtekeningen op de formulieren kunnen worden vergeleken met de handtekeningen op de ondertekende “Assignment Forms”. De passagiers stellen verder dat indien de vervoerder niet in het bezit is van de assignment formulieren niet is voldaan aan het vereiste van de mededeling aan de schuldenaar. Reeds om die reden zouden de passagiers dan in hun recht staan om op eigen naam de procedure te voeren, aldus nog steeds de passagiers.
2.2.
De kantonrechter kan de stellingen van de passagiers niet volgen. Aan het mededelingsvereiste is in ieder geval voldaan door het versturen van de brief van Lof advocatuur op 26 augustus 2019 (productie 4 bij conclusie van antwoord) waarin onder meer staat: “(…)
The passengers have assigned to Airhelp Ltd., their claim pursuant to Regulation 261/04 in relation to the above operated flight(s) identified by the booking reference.(…) ” dan wel door bij conclusie van repliek een ‘verklaring lastgevingsovereenkomst’ te overleggen en te stellen dat de passagiers op basis van een lastgevingsovereenkomst procederen, op grond waarvan zij bevoegd zijn om op eigen naam maar voor rekening van Airhelp te incasseren en te procederen. Hiermee staat dan ook voldoende vast dat de passagiers (op enig moment) hun gepretendeerde vorderingsrecht hebben gecedeerd aan Airhelp.
2.3.
Voorts stellen de passagiers (voor het eerst bij akte) dat uit punt 3.5. van de algemene voorwaarden van Airhelp volgt dat door ondertekening van ‘het machtigingsformulier’ de passagiers automatisch eigenaar van de claim worden. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers hebben kennisgenomen dan wel hebben ingestemd met de algemene voorwaarden van Airhelp. Voorts is gesteld noch gebleken dat de passagiers ‘het machtigingsdocument’, waarnaar de algemene voorwaarden zouden verwijzen, hebben getekend. De kantonrechter gaat dan ook aan deze stelling voorbij.
2.4.
De kantonrechter gaat eveneens voorbij aan de stelling van de passagiers dat zij op basis van een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2018:4488) in de veronderstelling waren dat het ‘Assignment Form’ van Airhelp er niet aan in de weg stond om op eigen naam de procedure aanhangig te maken. De gestelde gemachtigden van de passagiers zijn de vaste advocaat van AirHelp in Nederland en een jurist in dienst van Airhelp. Van hen mag worden verwacht dat zij bekend zijn met de inhoud van de door Airhelp gebruikte assignment formulieren. Daarbij wordt voorts in overweging genomen dat inmiddels in vele vergelijkbare zaken is geoordeeld dat het ‘Assignment Form’ zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagiers in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Van enige twijfel kan dan ook geen sprake meer zijn.
2.5.
Uit de bijgevoegde re-assigment formulieren begrijpt de kantonrechter dat de passagiers bedoelen te stellen dat zij (weer) over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikken. In de re-assigment formulieren staat onder meer: “(…)
De partijen stellen vast dat bovengenoemde persoon eigenaar is van de genoemde claim. Het eerder getekende ‘assignment form’ komt daarmee te vervallen.(…)”. De aktes dateren van 14 oktober 2019. De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder betwist dat de aktes door de passagiers zijn getekend. De vervoerder voert voorts aan dat de formulieren zijn getekend na het aanhangig maken van de onderhavige procedure. Dat de re-assignment formulieren niet eerder zijn overgelegd roept twijfels op over de echtheid van deze formulieren en het recht dat daarin wordt overgedragen, aldus de vervoerder. De vervoerder spreekt het vermoeden uit dat de formulieren achteraf zijn gefabriceerd om het gebrek van de bevoegdheid te herstellen.
2.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vraag of de procesvolmacht daadwerkelijk al was opgemaakt op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding kan in het midden blijven. De handtekeningen op de re-assignment formulieren kunnen immers niet worden gecontroleerd aan de hand van de identiteitsbewijzen van de passagiers dan wel aan de hand van andere stukken. Het had op de weg van de passagiers gelegen om eveneens een kopie van hun identiteitsbewijzen te overleggen. De vervoerder heeft de noodzaak hiervan ook bij dupliek duidelijk gemaakt. Gelet op de betwisting van de vervoerder kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van een toereikende volmacht dan wel dat sprake is van retrocessie. Kort gezegd betekent dit dat een vordering is ingesteld op naam van meerdere personen waarvan niet vast staat dat zij op de hoogte zijn van de procedure, laat staan dat zij de gemachtigden hebben ingeschakeld, en waarvan niet is aangetoond dat zij over een (gepretendeerd) vorderingsrecht beschikken. De passagiers zijn dan ook niet-ontvankelijk in hun vordering.
2.7.
De vervoerder heeft verzocht om de gemachtigden (van de passagiers) hoofdelijk te veroordelen in de integrale proceskosten. De kantonrechter overweegt dat plaats kan zijn voor integrale vergoeding van proceskosten indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
2.8.
Uit artikel 21 Rv volgt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de kantonrechter hieraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht. De stellingen in de dagvaarding (van 16 september 2019) -
Airhelp heeft namens de passagiers compensatie van de luchtvaartmaatschappij gevorderd en namens Airhelp heeft de gemachtigde op 26 augustus 2019 schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan- de conclusie van repliek (van 29 januari 2020) –
in de onderhavige procedure treedt de passagier(s) zelf op als eisende (proces)partij op basis van lastgeving (‘middellijke vertegenwoordiging’). De passagier is daarom bevoegd om claims met betrekking tot vertraging/annulering van de onderhavige vlucht op eigen naam maar voor rekening van Airhelp ltd. te incasseren en te procederen- en in de akte na tussenvonnis (van 27 januari 2021 ) –
retrocessie per 14 oktober 2019 en verwijzing naar de algemene voorwaarden van Airhelp; de passagier wordt door ondertekening automatisch eigenaar van de claim- zijn tegenstrijdig. De gemachtigden beroepen zich op retrocessie formulieren die blijkbaar al maanden in hun bezit zijn (ze zijn immers getekend op 14 oktober 2019), maar in plaats van deze te overleggen bij conclusie van repliek, wordt een beroep gedaan op lastgevingsovereenkomsten tussen Airhelp en de passagiers. Voorts heeft de gemachtigde pas een beroep gedaan op de retrocessie formulieren nadat de vordering in het incident van Airhelp tot tussenkomst door de kantonrechter is afgewezen. Waarom de gemachtigde namens Airhelp een incident tot tussenkomst heeft ingediend terwijl reeds sprake zou zijn van retrocessie, is de kantonrechter onduidelijk. De conclusie op grond van het voorgaande is dat in ieder geval één keer niet naar waarheid is verklaard. De kantonrechter ziet in de onderhavige zaak dan ook termen om het verzoek van de vervoerder te honoreren. De vervoerder was door het handelen van de gemachtigden genoodzaakt uitgebreid verweer te voeren in een zaak zaken waarin in strijd met elementaire beginselen van het burgerlijk procesrecht is geprocedeerd.
2.9.
Zoals hiervoor overwogen zullen de passagiers niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Naar het oordeel van de kantonrechter is het onredelijk om de passagiers in de proceskosten te veroordelen, te meer nu de vervoerder om een integrale proceskostenveroordeling heeft verzocht en de kantonrechter dat verzoek zal honoreren. Daarom is de kantonrechter voornemens om niet de passagiers, maar de gemachtigden van de passagiers op de voet van artikel 245 Rv hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen. De gemachtigden hebben het recht nog op dit voornemen te reageren. Zij zullen daartoe op de hierna omschreven manier in de gelegenheid worden gesteld.
2.10.
De vervoerder heeft bij dupliek de proceskosten onderbouwd. Aangezien in deze zaak een tussenvonnis is gewezen en de vervoerder naar aanleiding hiervan nog een akte heeft genomen zal hij nog in de gelegenheid worden gesteld om bij akte de volledige proceskosten in de onderhavige zaak te onderbouwen.

3.De beslissing

de kantonrechter
3.1.
verklaart de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering;
3.2.
verwijst de zaak naar de rol van 16 juni 2021 teneinde mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra in de gelegenheid te stellen om zich bij akte uit te laten over hetgeen onder 2.9. is overwogen.
3.3.
stelt de vervoerder in de gelegenheid om voor de rol van 16 juni 2021 zich bij akte uit te laten over hetgeen onder 2.10. is overwogen.
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter