ECLI:NL:RBNHO:2021:4203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
8854786 \ CV EXPL 20-9236
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en zorgplicht van de advocaat in het kader van gefinancierde rechtsbijstand

In deze zaak heeft eiser, een Zweedse nationaliteit, een vordering ingesteld tegen gedaagde, zijn advocaat, met betrekking tot gefinancierde rechtsbijstand. Eiser stelt dat hij recht had op gefinancierde rechtsbijstand, maar dat gedaagde hem onjuist heeft geïnformeerd over zijn mogelijkheden, waardoor hij heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst. Eiser vordert terugbetaling van een bedrag van € 7.711,81, dat hij aan gedaagde heeft betaald, en stelt dat gedaagde haar zorgplicht heeft geschonden door geen aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand in te dienen. Gedaagde betwist de vordering en heeft een tegenvordering ingesteld voor een bedrag van € 592,39, wegens onbetaalde facturen.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, oordelend dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij recht had op gefinancierde rechtsbijstand en dat gedaagde niet tekort is geschoten in haar zorgplicht. De rechter concludeert dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het niet invullen van het benodigde formulier voor de aanvraag van gefinancierde rechtsbijstand. De tegenvordering van gedaagde is toegewezen, waarbij eiser is veroordeeld tot betaling van € 592,39, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van eiser gesteld, omdat hij ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8854786 \ CV EXPL 20-9236
Uitspraakdatum: 28 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. D.J.B. Bosscher
tegen
[gedaagde]handelend onder de naam
[handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.J. Koning

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 21 oktober 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiser] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.2.
Op 6 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 20 januari 2021 en bij fax van 31 maart 2021 nog producties toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , in bezit van de Zweedse nationaliteit, heeft via het Juridisch Loket [gedaagde] ingeschakeld voor rechtsbijstand inzake één of meerdere juridische procedure(s).
2.2.
Op 17 maart 2020 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [eiser] en [gedaagde] . [gedaagde] heeft vervolgens op 19 maart 2020 een opdrachtbevestiging gestuurd. In de bijgevoegde brief staat onder meer:

(…) We have discussed if you can apply for legal aid. You need to contact “Het Juridisch Loket’, number 0900-8020 to get a ‘Diagnosedocument’. When I receive this from ‘Het Juridisch Loket’ I will ask the legal aid for you at the ‘Raad voor Rechtsbijstand’. The ‘Raad voor Rechtsbijstand’ will calculate if you meet the requirements for legal aid and the amount of your ‘eigen bijdrage’ (own contribution). I have informed you about the possibility to ask special aid for these costs at the City Hall of [gemeente] .
If you do not meet the requirements of legal aid now or later (for example if your income or capital is too high) I will apply an hourly fee of EUR 195,--, excluding 21 % VAT.
If your financial situation changes and you expect to meet the requirements for legal aid, I will ask legal aid for you at your request. If you require more information about legal aid, I refer to the website www.rvr.org. (…)
2.3.
Bij e-mail van 20 maart 2020 heeft [eiser] geantwoord:
“(…) I agree to pay you for you’re legal work or to get assistance if I am Eligible for Legal financial support.
I agree to the assignment letter By miss [gedaagde] on my behalf.(…)”
2.4.
Vervolgens heeft [gedaagde] bij e-mail van 24 maart 2020 laten weten:

(…) For the request of legal aid I kindly ask you to fill in the form ‘Inkomen en Vermogen’ (see attached). The ‘Raad voor Rechtsbijstand’ has an English version, but I could not find it. (…).
As soon as I received this form from you I will send the request for legal aid to the ’Raad voor Rechtsbijstand’.
Please be aware that you most likely do not meet the requirements due to your possessions in Sweden (bankaccounts, house). So for now I will charge my hourly fee.(…)
2.5.
Hierop heeft [eiser] bij e-mail van 25 maart 2010 gereageerd
“(…) For now I will pay what you ask me to pay From my money I have never had government help in my life regarding finances or social money When they told me about that I have the right to legal help I assumed it meant to her lawyer I did not know they want to pay for it. (…)”
2.6.
Bij e-mail van 6 april 2020 heeft [gedaagde] [eiser] onder meer laten weten dat zij reeds 12,8 uur heeft besteed aan zijn zaak. Bij e-mail van 13 april 2020 heeft [gedaagde] de rekening voor haar werkzaamheden vanaf maart 2020 tot 13 april 2020 gestuurd
.
2.7.
Vervolgens heeft [gedaagde] bij e-mail van 20 april 2020 nogmaals aan [eiser] verzocht om het formulier ‘Inkomen en Vermogen in het buitenland’ (hierna: het formulier) in te vullen.
“(…) Please contact the Raad voor Rechtbijstand as I have explained in my e-mail of 24th of March. If you do not fill in the form I can not ask legal aid for you nor without correct information. So if you want to apply for legal aid, you have to fill in the form.
(…)”
2.8.
Hierop heeft [eiser] bij e-mail van 21 april 2020 gevraagd of hij de openstaande bedragen in termijnen mag betalen.
2.9.
Bij e-mail van 21 april 2020 is [gedaagde] akkoord gegaan met een betalingsregeling. Daarnaast heeft zij aangegeven:
“(…) I can’t pursue my work without the confirmation of legal aid or a total payment. (…)”
2.10.
Op 23 april 2020 heeft zij nogmaals aan [eiser] verzocht om het formulier in te vullen:
“(…) For now, please fill in the form, for the legal aid.Waarop [eiser] bij e-mail van 23 april 2020 heeft geantwoord:
“(…) I will have my friend from Netherlands help me fill in the form for legal aid Tonight. (…)”
2.11.
Bij e-mail van 13 augustus 2020 heeft de (huidige) advocaat van [eiser] aan [gedaagde] geschreven “
(…) Op grond van hetgeen [eiser] mij vertelde over zijn financiële situatie meen ik te begrijpen dat hij ten tijde van de bijstand door u in aanmerking zou zijn gekomen voor, kort gezegd, gefinancierde rechtsbijstand. Voor zover mij bekend is, is er door u géén aanvrage daarvoor gedaan(…)
Ervan uitgaande dat [eiser] wél in aanmerking zou zijn gekomen voor gefinancierde rechtsbijstand; zou hij slechts de eigen bijdrage en griffiekosten (tegen een gereduceerd tarief van min- en onvermogenden) verschuldigd zijn geweest. Ik meen dat er daarom bij [eiser] sprake was van dwaling en hij om die reden ook de overeenkomst met u kan vernietigen, wat hij met dit bericht doet. Dit bericht geldt voor alle duidelijkheid als buitengerechtelijke vernietigingsverklaring. (…)
2.12.
Bij e-mail van 17 augustus 2020 heeft [gedaagde] geantwoord: “
(…) Het diagnosedocument heb ik ontvangen, daarna heb ik de heer [eiser] conform de instructies van de Raad van de Rechtsbijstand, verzocht om het formulier Inkomen en Vermogen in het buitenland in te vullen en aan mij te retourneren, opdat ik de aanvraag kon indienen, zie mijn e-mail d.d. 24-03-2020 aan hem. Ik heb hierover contact gehad met de high trust.
De heer [eiser] had mij namelijk diverse malen aangeven dat hij over ruimschoots meer dan 30.000 euro aan banktegoeden in het buitenland beschikte in 2018 en 2020. Voorts bezat hij een woning in Zweden en land waarop bijenkorven staan in Spanje of Portugal Voorts had hij inkomsten uit zijn honingverkoop in het buitenland. Conform de instructies van de Raad voor de Rechtsbijstand heb ik hem verzocht het formulier Inkomen en Vermogen in het buitenland in te vullen en aan mij te retourneren, zodat ik de aanvraag kon indienen. De heer [eiser] heeft vervolgens het formulier nooit ingevuld en aan mij geretourneerd. Hij gaf aan mijn uurtarief te gaan vergoeden, zie zijn e-mail d.d. 25 maart 2020. Van dwaling is geen sprake. (…)In juli 2020 heeft hij zich ook laten bijstaan door een andere advocate. Zij heeft drie procedures voor hem gevoerd. Ook dit was op betalende basis. Daarna heeft hij nog een beroep op mij gedaan. Opnieuw heb ik hem het formulier Inkomen en Vermogen in het buitenland toegezonden d.d. 4 augustus jl. En wederom heeft hij dit niet ingevuld. (…)

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert - na vermeerdering van eis - dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 7.711,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid tot de dag van de voldoening en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag dat hij na het aangaan van de overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst), bij de nadere opdracht op grond waarvan [gedaagde] hem op betalende basis heeft bijgestaan, heeft gedwaald. De dwaling ziet erop dat [eiser] na de mededeling van [gedaagde] op 24 maart 2020 dacht geen recht te hebben op gefinancierde rechtsbijstand. Uit het feit dat zijn huidige advocaat op basis van inkomensgegevens in het betreffende peiljaar een toevoeging heeft verkregen, volgt echter dat [eiser] wel recht had op gefinancierde rechtsbijstand. [eiser] heeft dan ook op grond van dwaling de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd.
Subsidiair stelt [eiser] dat [gedaagde] niet aan haar zorgplicht, die voortvloeit uit de overeenkomst, heeft voldaan door geen gefinancierde rechtsbijstand aan te vragen. Inmiddels is de termijn verstreken waarin [gedaagde] nog een aanvraag zou kunnen doen. Vanwege de schending van de zorgplicht is [eiser] bevoegd om de overeenkomst te ontbinden. De dagvaarding geldt als ontbindingsverklaring.
3.3.
[eiser] heeft totaal een bedrag van € 7.849,71 betaald aan [gedaagde] , waaronder € 305,00 voor het griffierecht en € 353,80 aan tolkkosten. Als [gedaagde] [eiser] had bijgestaan op basis van gefinancierde rechtsbijstand zou [eiser] een eigen bijdrage van € 353,00 opgelegd hebben gekregen en zou hij € 83,00 aan griffierecht verschuldigd zijn geweest. [gedaagde] moet dan ook, op grond van bovenstaande, een bedrag van (€ 7.849,71 – (€ 353 + € 83,00) =) € 7.413,81 aan [eiser] terugbetalen. Voorts heeft [eiser] per abuis een bedrag van € 298,00 betaald aan [gedaagde] . Dit bedrag is onverschuldigd betaald en dient op die grond te worden terugbetaald.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Op haar verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 592,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2021 en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [eiser] heeft factuur [nummer 1] gedeeltelijk onbetaald gelaten, te weten voor een bedrag van € 217,93 en factuur [nummer 2] ter hoogte van € 235,95 geheel onbetaald gelaten. Op 24 november 2020 heeft [eiser] vervolgens nog een bedrag van € 298,00 betaald. [gedaagde] beroept zich op verrekening zodat nog een bedrag van € 155,88 resteert. Voorts dient [eiser] nog de factuur voor werkzaamheden in de maand augustus 2020 ter hoogte van € 436,51 te voldoen.
4.4.
[eiser] betwist de tegenvordering en stelt dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft vernietigd dan wel bij dagvaarding heeft ontbonden [gedaagde] kan [eiser] dan ook niet meer aanspreken tot nakoming.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
De kantonrechter zal eerst ingaan op het beroep op dwaling. In artikel 6:228 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten. Indien beide partijen bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling zijn uitgegaan, geldt (vrijwel) hetzelfde, zie artikel 6:228 lid 1 onder c BW. De partij die de vernietiging van de rechtshandeling inroept, draagt de stelplicht en bewijslast van de onjuiste voorstelling van zaken. In dit geval is dat dus [eiser] .
5.3.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] na het sluiten van de overeenkomst maar vóór het sluiten van de opdracht tot bijstand op betalende basis, hem onjuist heeft geïnformeerd door bij e-mail van 24 maart 2020 aan te geven dat hij ‘most likely’ niet in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Gelet op zijn beperkte vaardigheid in de Engelse taal heeft [eiser] uit deze mededeling begrepen dat hij geen recht heeft op gefinancierde rechtsbijstand. Indien hij had geweten dat hij wel voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam, had hij niet ingestemd met betaling voor de werkzaamheden van [gedaagde] .
5.4.
[gedaagde] heeft betoogd dat sprake is van één overeenkomst die op 19 maart 2020 is gesloten. Van dwaling kan dus geen sprake zijn nu de gestelde dwaling zou zijn veroorzaakt door de mededeling van 24 maart 2020 terwijl de overeenkomst al op 19 maart 2020 is gesloten. Verder heeft [eiser] uit de mededeling ‘most likely’ niet mogen begrijpen dat het geen zin had om gefinancierde rechtsbijstand aan te vragen. [gedaagde] heeft in hetzelfde bericht gewezen op de reden(en) waarop de aanvraag zou (kunnen) worden afgewezen: ‘bankaccounts, house’. Indien [eiser] , zoals hij nu stelt, inderdaad geen bezittingen in het buitenland had, had hij uit de brief van [gedaagde] kunnen en moeten opmaken dat zij hem verkeerd had begrepen en had hij haar over de juiste stand van zaken moeten informeren. Daarnaast had hij het formulier kunnen en moeten invullen zodat [gedaagde] een aanvraag tot gefinancierde rechtsbijstand had kunnen doen. [eiser] moest dit formulier zelf invullen. Dat kon [gedaagde] niet voor hem doen.
5.5.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor zover al sprake zou zijn van een ‘nadere opdracht’, geldt dat van een mededeling van [gedaagde] die bij [eiser] tot een onjuiste voorstelling van zaken heeft geleid, geen sprake is. Immers, [gedaagde] heeft [eiser] geïnformeerd over de mogelijkheid tot het verkrijgen van gefinancierde rechtsbijstand. Zij heeft hem keer op keer verzocht het daartoe benodigde formulier in te vullen, hetgeen [eiser] zonder enige toelichting van zijn kant heeft nagelaten. Anders dan [eiser] betoogt heeft hij uit de mededeling ‘most likely’ niet kunnen en mogen begrijpen dat de aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand zinloos zou zijn. Zelfs als [eiser] het Engels maar beperkt machtig is, hetgeen bij de mondelinge behandeling overigens geenszins is gebleken, was de mededeling van [gedaagde] , mede gelet op de daarop volgende verzoeken om het formulier in te vullen, voldoende begrijpelijk. Daarbij komt dat [gedaagde] ook heeft toegelicht op basis waarvan zij dacht dat [eiser] vermoedelijk niet in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Bij deze stand van zaken kan het beroep op dwaling als gevolg van een onjuiste mededeling door [gedaagde] niet slagen.
5.6.
Van wederzijdse dwaling is evenmin sprake. Uit het voorgaande volgt immers dat [gedaagde] weliswaar vermoedde dat [eiser] niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand maar dat zij daar wel een aanvraag voor wilde doen. Voor zover [eiser] stelt dat het invullen van de verklaring van Inkomen en Vermogen hoe dan ook niet nodig was en [gedaagde] in dat opzicht heeft gedwaald, geldt het volgende. Uit artikel 34 van de Wet op de Rechtsbijstand volgt dat geen aanspraak op gefinancierde rechtsbijstand kan worden gemaakt indien het vermogen van betrokkene een zekere grens overschrijdt. Dat betekent dat de Raad voor de Rechtsbijstand moet worden geïnformeerd over de hoogte van het vermogen van betrokkene. Uit de door [gedaagde] overgelegde werkinstructie volgt dat, wanneer het gaat om iemand met vermogen in het buitenland, die informatie wordt verstrekt via de verklaring Inkomen en Vermogen. Daarbij is ook van belang dat [eiser] , zoals [gedaagde] onvoldoende weersproken heeft aangevoerd, destijds niet officieel in Nederland stond ingeschreven. Gelet hierop gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] zich steeds terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verklaring Inkomen en Vermogen nodig was voor het doen van een aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand. De omstandigheid dat de huidige advocaat van [eiser] wel een toevoeging heeft verkregen doet aan het voorgaande niet af. Kennelijk heeft de huidige advocaat de toevoeging verkregen op basis van de mededeling dat [eiser] geen vermogen in het buitenland heeft, terwijl [gedaagde] er op basis van mededelingen van [eiser] , die hij later jegens haar niet heeft gecorrigeerd, vanuit ging dat hij dat vermogen wel had.
5.7.
Ten slotte geldt dat indien en voor zover [eiser] al zou hebben gedwaald, deze dwaling gelet op het bepaalde in artikel 6:228 lid 2 BW voor zijn rekening moet blijven. [gedaagde] heeft hem immers keer op keer gevraagd naar het formulier. Nooit heeft hij aangegeven dat hij dat formulier niet zou invullen of waarom hij dat niet deed. Verder bleek uit haar brief dat zij veronderstelde dat [eiser] vermogen in het buitenland had en dat zij daarom vermoedde dat hij geen recht had op gefinancierde rechtsbijstand. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] destijds aan [gedaagde] heeft laten weten dat haar veronderstellingen op dat punt onjuist waren. Dat [eiser] zou hebben begrepen van de Raad van de Rechtsbijstand dat niet hij maar [gedaagde] het formulier moest invullen, zou gelet op de verzoeken van [gedaagde] , ook voldoende reden moeten zijn om hierover contact op te nemen met [gedaagde] . Kortom, als [eiser] heeft gedwaald, dan heeft hij dat aan zich zelf te wijten, waardoor het beroep op dwaling faalt.
5.8.
[eiser] stelt subsidiair dat [gedaagde] haar zorgplicht heeft geschonden door ‘niet vijf minuten de tijd te nemen om een aanvraag in te dienen’. Daarbij stelt [eiser] dat het formulier niet noodzakelijk is om een aanvraag tot gefinancierde rechtsbijstand in te dienen. De advocaat van [eiser] heeft dit formulier immers nog nooit ingevuld. Daarnaast volgt ook niet uit informatie van de Raad van de Rechtbijstand dat het formulier is vereist. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd weersproken.
5.9.
Van schending van de zorgplicht is, mede gelet op hetgeen onder 5.6. is overwogen, geen sprake. [gedaagde] heeft geen aanvraag kunnen indienen, omdat [eiser] het formulier niet heeft ingevuld. Van een advocaat kan niet verlangd kan worden om een toevoeging aan te vragen zonder over de ter onderbouwing van die aanvraag noodzakelijke gegevens te beschikken. Gelet op de door [eiser] verstrekte informatie die door hem niet is herroepen, ging [gedaagde] ervan uit dat hij vermogen in het buitenland bezat en zij heeft in dat verband steeds gevraagd naar de verklaring van Inkomsten en Vermogen, die [eiser] zonder nadere toelichting niet verstrekte Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat het niet aanvragen van gefinancierde rechtsbijstand ten behoeve van [eiser] in de gegeven omstandigheden niet in strijd is met hetgeen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. [gedaagde] is dan ook niet tekort is geschoten in haar zorgplicht. Er is derhalve geen grond voor terugbetaling van de door [eiser] aan [gedaagde] betaalde facturen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
5.10.
[eiser] stelt zich verder op het standpunt dat hij een bedrag van € 298,00 onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald. [gedaagde] heeft dit betwist. Gegeven deze betwisting ligt het op de weg van [eiser] om van zijn stelling dat sprake is van onverschuldigde betaling, voldoende te onderbouwen. Anders dan de stelling dat [eiser] per ongeluk een bedrag van € 298,00 aan [gedaagde] heeft betaald, heeft [eiser] geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd. Hij heeft dan ook op dit punt niet aan zijn stelplicht voldaan. Dit deel van de vordering wordt eveneens afgewezen.
5.11.
[gedaagde] vordert veroordeling van [eiser] in de werkelijke proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , omdat het instellen van de vordering van [eiser] gelet op de evidente ongegrondheid ervan, achterwege had moeten blijven. De kantonrechter overweegt dat plaats kan zijn voor integrale vergoeding van proceskosten indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Dat is pas het geval als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). De enkele omstandigheid dat [eiser] in het ongelijk is gesteld, rechtvaardigt derhalve nog niet de conclusie dat [eiser] misbruik van procesrecht heeft gemaakt, of met het voeren van de procedure onrechtmatig heeft gehandeld. Dat [gedaagde] zodanige belangen had dat [eiser] in de gegeven omstandigheden de procedure achterweg had moeten laten, is gesteld noch gebleken. De vordering van [gedaagde] tot vergoeding van de volledige proceskosten zal dan ook worden afgewezen. [eiser] zal worden veroordeeld tot voldoening van de proceskosten conform het gebruikelijke liquidatietarief.
5.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat de overeenkomst tussen Kanninga en [eiser] niet rechtsgeldig is vernietigd op grond van dwaling dan wel rechtsgeldig is ontbonden op grond van schending van de zorgplicht. [eiser] heeft niet betwist dat hij de facturen van Kanninga niet volledig heeft voldaan. Evenmin is de hoogte van de facturen betwist. De tegenvordering ter hoogte van € 592,39 kan dan ook als onvoldoende weersproken worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende weersproken eveneens toewijsbaar.
5.13.
De proceskosten inzake de tegenvordering komen ook voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Gezien de verwevenheid van de vordering in reconventie met die in conventie wordt het aantal punten in reconventie gehalveerd. De nakosten komen eveneens voor rekening van [eiser] , voor zover deze kosten daadwerkelijk door [gedaagde] worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
de tegenvordering
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 592,39, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 januari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 124,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] en veroordeelt [eiser] tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door [gedaagde] worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter