2.13.Als handvat voor intern beraad - dat niet tot na de voortzetting behoeft te worden uitgesteld - geeft de voorzieningenrechter (in alle voorlopigheid) graag het volgende mee.
1. Afgaande op de uitlatingen van [eiseres] lijkt het erop dat de aanleiding voor de voorgenomen ontruiming is ontstaan doordat na uithuisplaatsing van de kinderen van [eiseres] de toeslagen die zij in verband met die kinderen ontving zijn stopgezet, met als gevolg dat de middelen die beschikbaar waren om naast de lopende huur – die rechtstreeks door de gemeente aan Pré Wonen werd overgemaakt – de extra aflossingen te voldoen waarover zij met Pré Wonen afspraken had gemaakt, van het ene op het andere moment kwamen te ontbreken.
2. Indien dit het geval is, had Pré Wonen dit in haar afweging moeten betrekken en [eiseres] de gelegenheid moeten bieden om alternatieve financiering voor deze aflossingen te organiseren. Het lijkt er niet op dat dit is gebeurd.
3. De uithuisplaatsing van de kinderen lijkt een gevolg te zijn van een melding bij Veilig Thuis die de betrokken instanties tot de opvatting hebben gebracht dat de veiligheid van de kinderen bij moeder thuis niet langer was verzekerd.
4. Het lijkt er niet op dat de onveiligheid door moeder zelf is veroorzaakt; Veeleer moet worden aangenomen dat haar voormalige partner (en/of diens netwerk) hier een doorslaggevende hand in heeft gehad. Indien dit het geval is, rusten op de betrokken instanties de plicht zich er rekenschap van te geven dat uithuisplaatsing in beginsel als tijdelijke maatregel moet dienen, en het dus in het belang van de kinderen is dat de kans op terugkeer in de eigen woning bij moeder als gevolg van andere interventies niet wordt verkleind.
5. Gebleken is dat het beleid dat door Pré Wonen in deze is gevoerd in afstemming met het zorgteam van de gemeente heeft plaatsgevonden. Men mag in zo’n situatie van de betrokkenen verwachten dat er consistentie in de overheidsinterventies wordt nagestreefd.
6. Dat impliceert dat de kans op terugplaatsing van de kinderen niet moet worden verminderd doordat moeder haar huis kwijtraakt. Dat klemt temeer waar moeder al jaren van een bijstandsuitkering afhankelijk is en (dus) voor alle betrokkene voorzienbaar moet worden geacht dat terugkeer in huisvesting waarin zij haar kinderen kan grootbrengen in de huidige woning na ontruiming in ieder geval op korte termijn volstrekt illusoir is.