ECLI:NL:RBNHO:2021:4249

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
7143395 \ CV EXPL 18-7117
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Luchtvaartclaim en toepassing van de Europese Verordening inzake compensatie voor vertragingen

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hongkong, een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines AG, gevestigd in Zwitserland, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 8 augustus 2018, naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur van de passagier op een aansluitende vlucht van Zürich naar Amsterdam op 12 juni 2017. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder, Swiss International Air Lines AG, met ingang van 1 december 2006 als communautaire luchtvaartmaatschappij moet worden aangemerkt voor de toepassing van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vertraging van de vlucht LX1311, die de passagier van Sint Petersburg naar Zürich vervoerde, deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals vertragingen bij de paspoortcontrole en luchtverkeersleiding. Hierdoor was de passagier niet in staat om de aansluitende vlucht naar Amsterdam te halen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vervoerder niet aansprakelijk is voor de compensatie, omdat de vertraging in voldoende mate te wijten was aan deze buitengewone omstandigheden. De vordering van Airhelp is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van Airhelp gesteld.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving op luchtvaartmaatschappijen die in Zwitserland zijn gevestigd en de voorwaarden waaronder compensatie voor vertragingen kan worden geëist. De kantonrechter heeft de vordering van Airhelp afgewezen en de proceskosten aan de vervoerder toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7143395 \ CV EXPL 18-7117
Uitspraakdatum: 9 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hongkong
Airhelp Limited
gevestigd te Hongkong (China)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG
gevestigd te Basel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 8 augustus 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd en haar eis verminderd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Hierop heeft Airhelp bij akte gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Passagier [de passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren op 12 juni 2017 van Sint Petersburg (Rusland) naar Zurich (Zwitserland) met vluchtnummer LX1311 en aansluitend van Zurich naar Amsterdam met vluchtnummer LX734. De geplande vertrektijd van vlucht LX734 was 17:40 uur lokale tijd en de geplande aankomsttijd te Amsterdam was 19:15 uur lokale tijd.
2.2.
Vlucht LX1311 stond gepland om 14:05 uur lokale tijd te vertrekken en om 16:15 uur lokale tijd in Zürich aan te komen. Deze vlucht is 64 minuten later vertrokken en om 17:18 uur lokale tijd te Zürich aangekomen. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht (LX734) gemist. De passagier is omgeboekt naar een vervangende vlucht. De passagier is met deze vervangende vlucht 3 uur en 17 minuten later dan oorspronkelijk gepland, te weten om 22:32 uur lokale tijd te Amsterdam aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert - na vermindering van eis - dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat zowel Airhelp en de vervoerder in het buitenland zijn gevestigd. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Nederland (als onderdeel van de Europese Unie) en Zwitserland zijn partij bij EVEX II (het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). De vervoerder is in de procedure verschenen voor de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland en heeft de bevoegdheid van dit gerecht alleen betwist ten aanzien vlucht LX1311. Gelet op artikel 24 van EVEX II, is de kantonrechter van deze rechtbank daarom in ieder geval bevoegd ten aanzien van vlucht LX734. De kantonrechter oordeelt dat hieruit voortvloeit dat hij ook bevoegd is te oordelen over vlucht LX1311, nu de vordering betrekking heeft op het geheel en/of de combinatie van de vluchten.
5.2.
Voorts wordt overwogen dat niet in geschil is dat Airhelp vorderingsgerechtigd is ten aanzien van de aanspraak op compensatie van de passagier jegens de vervoerder.
5.3.
Het standpunt van de vervoerder houdt in dat de Verordening van toepassing is op vluchten tussen de EU en Zwitserland en omgekeerd, maar dat de Verordening niet geldt voor vluchten tussen Zwitserland en derde landen en andersom. De Verordening is daarom niet van toepassing op vlucht LX1311, aldus de vervoerder. Voorts voert de vervoerder aan dat de arresten van het Hof met betrekking tot de Verordening niet op in Zwitserland gevestigde luchtvaartmaatschappijen van toepassing zijn.
5.4.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verweer van de vervoerder dat de arresten van het Hof niet voor de vervoerder gelden, wordt verworpen. Het ligt uit het oogpunt van rechtseenheid in de EU voor de hand dat de kantonrechter de uitleg van de Verordening van het Hof volgt.
5.5.
Ten aanzien van de toepasselijkheid van de Verordening, wordt als volgt overwogen. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat de onderhavige vlucht uit twee delen welke rechtstreeks op elkaar aansluiten, te weten de trajecten SintPetersburg-Zürich en Zürich‑Amsterdam die samen één geheel vormen voor het krachtens de Verordening aan passagiers toekomende recht op compensatie (zie het Wegener-arrest van het Hof van 31 mei 2018, C-537/17), met Sint-Petersburg als vertrekpunt en Amsterdam als eindbestemming.
5.6.
Gelet hierop en gelet op artikel 3 lid 1 onder b van de Verordening, is de Verordening in het onderhavige geval van toepassing, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. Vast staat dat de vervoerder in Zwitserland is gevestigd. In de aanhef van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer’ van 21 juni 1999 (PB L114/73) is bepaald dat onder de in onderstaande richtsnoeren en verordeningen van de Gemeenschap gebruikte term ‘communautaire luchtvaartmaatschappij’ tevens wordt verstaan een luchtvaartmaatschappij die een exploitatievergunning heeft en die haar hoofdzetel en, in voorkomend geval haar statutaire zetel in Zwitserland heeft. De Verordening is bij besluit nr. 1/2006 van 18 oktober 2006 (PB L 298/23) aan de bijlage bij de Overeenkomst toegevoegd, met ingangsdatum 1 december 2006. Anders dan eerder in soortgelijke zaken is beslist, is de kantonrechter thans van oordeel dat hieruit volgt dat de vervoerder met ingang van 1 december 2006 voor de toepassing van de Verordening is aan te merken als communautaire luchtvaartmaatschappij met betrekking tot de (gehele) vlucht en dat de Verordening op die (gehele) vlucht dus van toepassing is.
5.7.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.8.
De vervoerder voert aan dat de aan vlucht LX1311 voorafgaande vlucht, te weten vlucht LX1310 met een vertraging van 17 minuten in Sint-Petersburg is aangekomen. Voorts had vlucht LX1311 een (aanvullende) vertraging van 28 minuten doordat de paspoortcontrole extra tijd in beslag nam. Daarna mocht het toestel niet direct vertrekken en werd aan het toestel een later slot toegewezen vanwege door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen, waardoor een aanvullende vertraging van 19 minuten is ontstaan. De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder zich alleen op een buitengewone omstandigheid beroept voor wat betreft de vertraging in verband met de paspoortcontrole en het latere slot.
5.9.
Airhelp heeft hetgeen de vervoerder heeft aangevoerd met betrekking tot de buitengewone omstandigheden niet weersproken. De kantonrechter geen acht geslagen op het in de laatste akte van Airhelp opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in haar laatste conclusie overgelegde producties. Airhelp is door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat de vervoerder reeds in de conclusie van antwoord een beroep op buitengewone omstandigheden heeft gedaan, zodat Airhelp hierop in repliek had kunnen reageren.
5.10.
Gelet op het voorgaande staat vast dat de vertrekvertraging van vlucht LX1311 van 64 minuten voor 47 minuten is toe te schrijven aan buitengewone omstandigheden. Deze vertraging heeft het voor de passagier onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar Amsterdam te halen. Vast staat immers dat er op de luchthaven van Zürich een minimum overstaptijd geldt van 40 minuten. Indien de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheid buiten beschouwing wordt gelaten en ervan wordt uitgegaan dat vlucht LX1311 met slechts 17 minuten vertraging te Zürich was aangekomen (om 14:32 uur lokale tijd), dan had de passagier de aansluitende vlucht, gelet op de minimale overstaptijd te Zürich, nog kunnen halen. Dit betekent dus dat het missen van de aansluitende vlucht is veroorzaakt door (de vertraging ten gevolge van) de buitengewone omstandigheden en dat de uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht LX1311.
5.11.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder voldoende reservetijd bovenop de minimale overstaptijd in acht heeft genomen. Vast staat voorts dat de passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee de passagier nog dezelfde op dag als oorspronkelijk gepland is aangekomen, met een vertraging van 3 uur en 17 minuten. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen. Airhelp heeft in dit verband ook niets gesteld.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter