ECLI:NL:RBNHO:2021:4565

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
9089917
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag op staande voet tijdens quarantaineperiode van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, [verzoeker], die zijn ontslag op staande voet wilde aanvechten. [verzoeker] was sinds 28 april 2020 in dienst bij [verweerder], een bedrijf dat hem op 13 januari 2021 per e-mail op de hoogte stelde van de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Dit ontslag vond plaats terwijl [verzoeker] in quarantaine zat, in afwachting van de uitslag van een coronatest. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag prematuur was, omdat de uitslag van de coronatest op dat moment nog niet bekend was. De rechter stelde vast dat [verzoeker] zich op 10 januari 2021 ziek had gemeld, maar dat [verweerder] geen verzuimbegeleiding had ingeschakeld en hem onterecht had ontslagen. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voortduurt, waardoor [verzoeker] recht had op doorbetaling van zijn loon tot de einddatum van het dienstverband op 27 april 2021. Tevens werd [verweerder] veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging en rente, en de proceskosten werden aan [verweerder] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9089917 / AO VERZ 21-21
Uitspraakdatum: 3 juni 2021
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. T. Şen, advocaat te Rotterdam
tegen
[verweerder], handelende onder de naam
[bedrijfsnaam]
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. A.J. Butter, advocaat te Hoorn

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan, primair om een ontslag/opzegging te vernietigen, en subsidiair om toekenning van onder meer een billijke vergoeding. Ook is een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening te treffen. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 6 mei 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, vergezeld door mr. H. Henny en mr. N. Amanzou, beiden verbonden aan het kantoor van mr. Şen. [verweerder] is in persoon verschenen, vergezeld door mevr. [xxx] en zijn gemachtigde. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] en [verweerder] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is sinds 28 april 2020 in dienst bij [verweerder] , op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot 27 april 2021. De functie van [verzoeker] is bouwvakhelper met een salaris van laatstelijk € 14,32 bruto per uur. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Bouw van toepassing.
2.2.
Bij app-bericht van 29 december 2020 laat [verzoeker] aan [verweerder] weten:
‘Ga nu met me zus naar ziekenhuis word zware dag morgenOntsla me maar.’
2.3.
Op 30 december 2020 verschijnt [verzoeker] niet op het werk.
2.4.
Bij app-bericht van maandag 4 januari 2021 bericht [verzoeker] dat hij ‘morgen en woensdag’ niet in staat is om te werken.
2.5.
Op dinsdag 5 januari 2021 bespreken [verzoeker] en [xxx] , medewerker personeelszaken bij [verweerder] , de situatie en spreken zij af dat [verzoeker] op 7 januari 2021 zijn werkzaamheden zal hervatten.
2.6.
Op 7 januari 2021 blijkt dat een medewerker van [verweerder] positief getest is op corona. De werknemers van [verweerder] , waaronder [verzoeker] , worden naar huis gestuurd met doorbetaling van loon, zodat zij zich na vijf dagen, op 11 januari 2021, kunnen laten testen.
2.7.
Van 11 januari tot en met 13 januari 2021 hebben partijen via app-berichten contact met elkaar.
2.8.
Op 13 januari 2021 heeft [xxx] namens [verweerder] per e-mail aan [verzoeker] medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] zullen beëindigen.
2.9.
Bij brief van 18 januari 2021 heeft [verzoeker] bezwaar aangetekend tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarbij heeft [verzoeker] zich beschikbaar gesteld om zijn werkzaamheden te hervatten, zodra hij zich weer beter heeft gemeld.
2.10.
Bij brief van 15 februari 2021 heeft [verzoeker] verzocht om correcte loonbetaling over de maand januari 2021.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter:
primair:
I. het ontslag op staande voet, althans de opzegging, te vernietigen;
II. [verweerder] te veroordelen tot doorbetaling van loon ad € 2.433,83 bruto per maand, te vermeerderen met vakantiebijslag en overige emolumenten, vanaf 10 januari 2021;
III. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% wegens niet-tijdig betalen van het loon;
subsidiair:
IV. [verweerder] te veroordeling tot betaling van een billijke vergoeding, ad € 5.000,- bruto;
V. [verweerder] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ad € 2.433,83 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten, wegens onregelmatige opzegging;
VI. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding ad € 578,68 bruto;
VII. [verweerder] te veroordelen tot betaling van wettelijke rente over de gevorderde vergoedingen, vanaf 10 januari 2021, dan wel 13 januari 2021;
VIII. [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daarnaast vordert [verzoeker] , bij wijze van
provisionele vordering:
- betaling van zijn loon ad € 2.433,83 bruto per maand vanaf 10 januari 2021, althans 70% van dit loon vanaf 10 januari 2021 tot en met 28 februari 2021, bij wijze van loondoorbetaling bij ziekte, te vermeerderen met vakantiebijslag en emolumenten, wettelijke rente en wettelijke verhoging, per 10 januari 2021 tot het einde van de arbeidsovereenkomst per 27 april 2021.
3.3
Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag. In dat kader heeft [verzoeker] het volgende aangevoerd.
heeft gedurende een periode van langer dan drie maanden, gemiddeld 169,96 uur per maand gewerkt. Op 10 januari 2021 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Op zijn ziekmelding heeft [verweerder] echter geen verzuimbegeleiding ingeschakeld, maar hem bij brief van 13 januari 2021 medegedeeld, de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen.
[verzoeker] heeft echter niet ingestemd met een tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Daarbij komt dat de ontslagbrief is ondertekend door [xxx] . Dit is niet aan te merken als een rechtsgeldige en onverwijlde aanzegging door [verweerder] , in de persoon van de heer [verweerder] .

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
Het aantal uren dat [verzoeker] heeft gewerkt, is lager dan op de loonstroken staat vermeld. Om hem moverende redenen heeft [verweerder] meer uren uitbetaald dan er is gewerkt. [verweerder] betwist dat [verzoeker] zich op 10 januari 2021 heeft ziekgemeld. Nadat [verzoeker] op 7 januari 2021 de werkzaamheden had hervat, heeft [verweerder] geen ziekmelding ontvangen. Op 7 januari 2021 is [verzoeker] in quarantaine gegaan, in verband met een coronabesmetting op het werk, maar hij heeft niet laten weten wat de testuitslag was. Omdat [verweerder] geen contact kon krijgen met [verzoeker] , is op 13 januari 2021 mededeling gedaan van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De onbereikbaarheid van [verzoeker] en het ontbreken van informatie leidt ertoe dat de aanspraak op loon niet is vast te stellen. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig gegeven.

5.De beoordeling

5.1.
Het meest verstrekkende verweer van [verweerder] houdt in dat [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek omdat dit verzoek niet tijdig, binnen twee maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst is ingediend. De kantonrechter constateert dat op het faxjournaal is te lezen dat het verzoekschrift is ontvangen op 13 maart 2021, om 23.28 uur. Dit is nog net op tijd. [verzoeker] is dus ontvankelijk in zijn verzoek.
5.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of [verweerder] moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon en of aan [verzoeker] een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatig opzegging moet worden toegekend.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen. [verweerder] heeft op 7 januari 2021 haar werknemers naar huis gestuurd in verband met een corona-besmetting op de werkvloer. Ook [verzoeker] is naar huis gestuurd en heeft de instructie gekregen om in quarantaine te gaan en zich te laten testen. Onbetwist is gesteld dat hij zich op 12 januari 2021 heeft laten testen en dat de uitslag daarvan hem op 13 januari 2021 telefonisch is medegedeeld. Hoewel [verweerder] op 11 januari 2021 geen contact met [verzoeker] heeft kunnen krijgen, kan daaruit niet de conclusie getrokken worden dat hij ongeoorloofd afwezig was van het werk. [verzoeker] is immers de verplichting opgelegd om thuis in quarantaine te gaan en zich te laten testen. Aangezien de testuitslag pas op 13 januari 2021 bekend werd kon [verzoeker] [verweerder] dan ook niet eerder op de hoogte stellen. De aanzegging van het ontslag op staande voet op 13 januari 2021 is dan ook als prematuur aan te merken.
De vraag of [verzoeker] zich wel of niet heeft ziekgemeld is dan ook niet relevant.
5.4.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van dat ontslag worden toegewezen.
5.5.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoeker] recht op loon tot einddatum dienstverband. Tussen partijen is niet in geschil dat de arbeidsovereenkomst op 27 april 2021 is beëindigd. Dan stopt ook de loondoorbetaling. De vordering van [verzoeker] tot doorbetaling van het loon zal daarom eveneens worden toegewezen, en wel tot 27 april 2021. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat [verweerder] te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 10%.
5.6.
Omdat het primair verzochte wordt toegewezen, behoeft het subsidiair gevorderde geen nadere bespreking.
5.7.
Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoeker] , is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding (artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat hij in het ongelijk is gesteld. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] worden vastgesteld op € 747,-.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
vernietigt het ontslag op staande voet, althans de opzegging van de arbeidsovereenkomst;
6.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van zijn loon van € 2.433,83 bruto per maand, te vermeerderen met vakantiebijslag en overige emolumenten, over de periode vanaf 10 januari 2021 tot 27 april 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 10%, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen steeds vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 987,-, te weten:
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 747,00
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç, kantonrechter en op 3 juni 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter