Op 4 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de handel in cocaïne, harddrugsbezit en verboden vuurwapenbezit. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, na een openbare zitting op 21 mei 2021. De verdachte, die gedetineerd was in het Justitieel Complex Zaanstad, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L. Stolk-Hogeterp. De officier van justitie, mr. M.E. Grijsen, vorderde bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.
De tenlastelegging omvatte drie feiten: de verkoop en het bezit van cocaïne in de periode van 17 oktober 2020 tot en met 23 november 2020, en het voorhanden hebben van een revolver met bijbehorende munitie op 24 november 2020. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de handel in cocaïne en het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, evenals het bezit van een vuurwapen. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die vrijspraak bepleitte voor feit 2, en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige overtredingen van de Opiumwet en dat het bezit van een vuurwapen in de context van drugshandel extra bezwarend was. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen mobiele telefoon verbeurd, omdat deze was gebruikt bij de bewezen verklaarde feiten.