ECLI:NL:RBNHO:2021:4641

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
15/872233-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met complexe problematiek en risico op recidive

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die in 2017 door het gerechtshof Amsterdam was veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder verkrachtingen en het vervaardigen van kinderporno. De termijn van de terbeschikkingstelling was aanvankelijk begonnen op 28 mei 2019. De officier van justitie heeft op 7 april 2021 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. Tijdens een openbare zitting op 20 mei 2021 zijn zowel de betrokkene als deskundigen van de kliniek gehoord. De kliniek heeft geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen, gezien de complexe problematiek van de betrokkene, die onder andere lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een ongespecificeerde parafiele stoornis. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, waarbij zij heeft overwogen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het advies van de kliniek, gezien de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de betrokkene en het risico op recidive. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/872233-14
Uitspraakdatum: 3 juni 2021
Beslissing ex artikel 6:6:10 eerste lid Wetboek van Strafvordering (Sv)
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
,
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende bij [kliniek] ,
hierna: betrokkene,
met twee jaar.

1.De procedure

Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 oktober 2017 is aan betrokkene- onder meer - de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, wegens, zakelijk weergegeven, drie verkrachtingen, meermalen gepleegd, vier feitelijke aanrandingen van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, ontuchtige handelingen plegen met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, meermalen gepleegd en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 28 mei 2019.
De onderhavige vordering is op 7 april 2021 bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
  • een advies als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder a Sv, gedateerd 29 maart 2021, afkomstig van [kliniek] (hierna: de kliniek) en mede ondertekend door drs. H.J. van der Lugt, hoofd van de inrichting;
  • een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder b Sv, betreffende de periode van oktober 2019 t/m maart 2021.
Op 20 mei 2021 is de vordering op een openbare terechtzitting behandeld. Betrokkene is gehoord, alsmede de deskundige van de kliniek, te weten drs. M.M. Beijer, psycholoog en hoofd behandeling. Verder waren aanwezig de officier van justitie en de raadsman van betrokkene mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.
Van het verhandelde tijdens deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het advies van de kliniek

Het advies van de kliniek houdt, voor zover relevant, het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een ongespecificeerde parafiele stoornis. Daarnaast is er mogelijk sprake van een nagebootste stoornis of een conversie stoornis en een psychotische stoornis. Voor de PNEA’s gebruikt betrokkene oxycodon omdat hij aangeeft rondom de aanvallen pijnklachten te ervaren. Naar mening van de kliniek is er geen indicatie voor het gebruik van oxycodon en kan er derhalve gesproken worden van een stoornis in het gebruik van een opioïde.
Binnen [kliniek] wordt het risico op recidive als laag ingeschat. Er zijn geen kwetsbare jonge jongens aanwezig die hij middels manipulatie en macht tot seksuele handelingen kan dwingen. Vanuit zijn getraumatiseerde verleden en omdat hij wederom in een instelling verblijft is er bij hem sprake van een chronisch verhoogde staat van stress en spanning. Omdat hij deze spanningen niet middels seks met minderjarige jongens kan laten afvloeien, heeft hij andere vormen van coping nodig om de regie en controle te behouden. Hij heeft vanaf zijn detentie psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA’s), waarbij hij vooraf aangeeft wanneer een aanval gaat plaatsvinden. Daarnaast wordt hij in de sociale interactie gestuurd door zijn behoefte de bovenhand te hebben om zo de regie te behouden. Zo kan hij anderen overrompelen, intimideren en ze nauwelijks de kans geven tot inbreng. Hij creëert als het ware een rookgordijn van grootsheid en dominantie om de ander op een veilige afstand te houden. Dit maakt dat het komen tot het behandelen van de risicofactoren nog niet tot stand is gekomen. Zonder bewerking van de risicofactoren wordt de kans dat betrokkene in een uit zorg situatie zal recidiveren als hoog ingeschat.
De verwachting is dat het traject een gemiddelde tot bovengemiddelde duur zal hebben. De praktijk zal uitwijzen of het betrokkene lukt om zicht te krijgen op de negatieve kanten van zijn persoonlijkheid en het deviante gedrag, en deze te accepteren. Momenteel is er nog geen duidelijkheid ten aanzien van het uitstroomdoel omdat er geen overeenstemming is ten aanzien van de risicofactoren en het risicomanagement. Op basis van het functioneren en de delicten van betrokkene is duidelijk dat er sprake zal moeten zijn van toezicht, controle en begeleiding. Vanwege de beperkte copingvaardigheden van betrokkene en het op de voorgrond staande gedrag is de vraag of dit in een andere omgeving dan binnen een FPC vormgegeven kan worden.
Betrokkene staat nog aan het begin van zijn behandeltraject en zit nog in de acceptatiefase van de behandeling. Van het bewerken van de risicofactoren is nog geen sprake geweest en gezien de hardnekkigheid en ernst van de problematiek is de verwachting dat het traject lange tijd in beslag zal nemen. Het voortzetten van het verblijf in [kliniek] en de justitiële titel wordt als noodzakelijk gezien.
De kliniek adviseert de tbs-maatregel met dwangverpleging te verlengen met twee jaar.
De deskundige M.M. Beijer heeft bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting, namens de kliniek, dit advies gehandhaafd en nader toegelicht.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van
de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar.

4.Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman

Betrokkene is het niet eens met de vordering van de officier van justitie en heeft verzocht de
verlenging te beperken tot één jaar. Namens betrokkene heeft de raadsman hiertoe naar voren
gebracht dat er sprake is van een significante verbetering van en een stijgende lijn in het
gedrag van betrokkene. Het zou daarom beter zijn de maatregel met één jaar te verlengen,
om op die manier een vinger aan de pols te kunnen houden.

5.De beoordeling

Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde conclusies en het advies van de kliniek.
De rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de ter beschikking gestelde en dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene vereist en wel met twee jaar.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het advies van de kliniek voor wat betreft de duur van de verlenging. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het verlengingsadvies en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat betrokkene nog aan het begin van zijn behandeling staat en dat hij een complexe problematiek heeft, waardoor het de verwachting is dat het behandeltraject lange tijd in beslag zal nemen. Bovendien is er gevaar voor herhaling. Met de kliniek is de rechtbank daarom van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd met twee jaar.

6.De beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met
twee jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.A.F. Pomper, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.