In deze zaak heeft de passagier, wonende in Noord-Macedonië, een vordering ingesteld tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. wegens het missen van een aansluitende vlucht van Wenen naar Amsterdam. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht op 27 september 2019, maar door een vertraging van de eerste vlucht (OS780) miste zij de aansluitende vlucht (OS373). De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen en annuleringen. De passagier vorderde een bedrag van € 400,00, vermeerderd met rente en kosten, maar de vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagier zelf verantwoordelijk was voor het missen van de vlucht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier een overstaptijd van 50 minuten had, maar dat de eerste vlucht met 18 minuten vertraging aankwam, waardoor de passagier 27 minuten had om de aansluitende vlucht te halen. De vervoerder stelde dat de minimale overstaptijd 25 minuten was en dat de passagier de overstap had kunnen maken. De passagier kon echter niet onderbouwen dat de overstaptijd langer was dan 25 minuten en heeft geen andere omstandigheden aangevoerd die haar in staat hadden moeten stellen om op tijd bij de gate te zijn.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat niet was komen vast te staan dat het missen van de aansluitende vlucht een gevolg was van de vertraging van de eerste vlucht. De vordering van de passagier werd afgewezen en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.