ECLI:NL:RBNHO:2021:4688

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
8258767 \ CV EXPL 20-342
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding luchtvaartclaim na gemiste aansluitende vlucht

In deze zaak heeft de passagier, wonende in Noord-Macedonië, een vordering ingesteld tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines A.G. wegens het missen van een aansluitende vlucht van Wenen naar Amsterdam. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht op 27 september 2019, maar door een vertraging van de eerste vlucht (OS780) miste zij de aansluitende vlucht (OS373). De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen en annuleringen. De passagier vorderde een bedrag van € 400,00, vermeerderd met rente en kosten, maar de vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagier zelf verantwoordelijk was voor het missen van de vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier een overstaptijd van 50 minuten had, maar dat de eerste vlucht met 18 minuten vertraging aankwam, waardoor de passagier 27 minuten had om de aansluitende vlucht te halen. De vervoerder stelde dat de minimale overstaptijd 25 minuten was en dat de passagier de overstap had kunnen maken. De passagier kon echter niet onderbouwen dat de overstaptijd langer was dan 25 minuten en heeft geen andere omstandigheden aangevoerd die haar in staat hadden moeten stellen om op tijd bij de gate te zijn.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat niet was komen vast te staan dat het missen van de aansluitende vlucht een gevolg was van de vertraging van de eerste vlucht. De vordering van de passagier werd afgewezen en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8258767 \ CV EXPL 20-342
Uitspraakdatum: 9 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Noord-Macedonië)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 5 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft zich bij akte uitgelaten over de productie bij de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van naar Skopje (Noord-Macedonië) naar Wenen (Oostenrijk) met vluchtnummer OS780 en aansluitend van Wenen naar Amsterdam met vluchtnummer OS373 op 27 september 2019.
2.2.
Vlucht OS780 is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar een vervangende vlucht, waarmee de passagier meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland te Amsterdam is aangekomen.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de passagier had kunnen overstappen, maar dat niet heeft gedaan. Dat komt voor rekening en risico van de passagier. Subsidiair voert de vervoerder aan dat vlucht OS780 is vertraagd door buitengewone omstandigheden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de passagier niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan omdat zij heeft nagelaten te vermelden hoe laat zij in Amsterdam is aangekomen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagier de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop zij daarheen is vervoerd vermeldt, maar het weergeven van bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagier bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat de passagier niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagier in repliek heeft gesteld dat zij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vluchten - via München - om 20:54 uur lokale tijd in Amsterdam is aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagier hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming.
5.3.
De kern van het geschil is de vraag of de passagier voldoende overstaptijd had op de luchthaven van Wenen en of zij dus de aansluitende vlucht naar Amsterdam had kunnen halen. De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat de passagier een geplande overstaptijd had van 50 minuten, dat vlucht OS780 volgens schema in Wenen zou aankomen om 14:15 uur (lokale tijd) en dat deze vlucht met een aankomstvertraging van 18 minuten is uitgevoerd, waardoor deze vlucht om 14:33 uur lokale tijd is aangekomen te Wenen. Voorts staat vast dat de aansluitende vlucht OS373 gepland stond te vertrekken om 15:05 lokale tijd. Volgens de vervoerder bedraagt de minimale overstaptijd op de luchthaven van Wenen 25 minuten. De vervoerder meent daarom dat de passagier de overstap had kunnen halen.
5.4.
De passagier heeft in dit kader gesteld, maar niet onderbouwd, dat de minimum overstaptijd in Wenen feitelijk langer zou zijn dan 25 minuten, zodat als vaststaand wordt aangenomen dat de minimum overtaptijd in Wenen 25 bedraagt. De passagier heeft bij repliek een e-mail overgelegd, waarin de passagier schrijft dat de gate van vlucht OS373 reeds 30 minuten voor vertrek was gesloten, maar zij heeft in repliek niet naar deze passage van deze productie verwezen en ten aanzien daarvan in haar repliek ook geen stelling ingenomen. De vervoerder heeft in reactie op de door de passagier overgelegde productie bij dupliek gesteld dat de gate van vlucht OS373 om 15:00 uur (lokale tijd) sloot, zodat de passagier feitelijk 27 minuten had om deze vlucht te halen. Ter onderbouwing heeft de vervoerder bij dupliek een “systeem e-mail” overgelegd van 27 september 2019 van 15:01 uur lokale tijd. Bij akte na dupliek heeft de passagier het standpunt ingenomen dat deze email niet als bewijs kan dienen. De passagier heeft zelf echter geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat er door het tijdstip van de sluiting van de gate van vlucht OS373 minder dan 25 minuten overstaptijd resteerde. Het had, gelet op het verweer van de vervoerder in de conclusie van antwoord, op de weg van de passagier gelegen bij repliek dergelijke gegevens te verstrekken.
5.5.
De passagier heeft geen andere omstandigheden aangevoerd waarom zij zich niet tijdig bij de gate heeft gemeld voor vlucht OS373. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat het missen van de aansluitende vlucht een gevolg is geweest van de aankomstvertraging van het eerste gedeelte van de vlucht. De vordering zal daarom worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven dan geen bespreking meer.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter