ECLI:NL:RBNHO:2021:4701

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
C/15/313953 / HA ZA 21-129
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake koopovereenkomst onroerende zaak te Badhoevedorp

In deze zaak vordert DKVG in een incident dat de Rechtbank Noord-Holland zich onbevoegd verklaart. AVC, de eiseres in de hoofdzaak, stelt echter dat de rechtbank wel bevoegd is om de zaak te behandelen. De procedure omvat een dagvaarding, een incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring en een incidentele conclusie van antwoord. In de hoofdzaak vordert AVC dat de rechtbank verklaart dat zij de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, en zo niet, dat de rechtbank de koopovereenkomst alsnog ontbindt. Daarnaast vordert AVC een contractuele boete van € 367.500,00, vermeerderd met rente en kosten.

De koopovereenkomst waar AVC zich op beroept, is op 3 september 2019 gesloten en betreft een onroerende zaak in Badhoevedorp. AVC stelt dat DKVG tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. DKVG betwist de bevoegdheid van de rechtbank en stelt dat de hoofdzaak slechts een geschil betreft over een betalingsverbintenis, waarvoor de bevoegde rechter in [plaats 2] zou zijn. DKVG wijst ook op de keuze van woonplaats in de koopovereenkomst, die volgens hen een aanwijzing is voor de relatieve bevoegdheid van de rechtbank in [plaats 2].

De rechtbank concludeert echter dat de vorderingen van AVC voortvloeien uit een koopovereenkomst met betrekking tot een onroerende zaak, en dat de rechtbank Noord-Holland op grond van artikel 103 Rv bevoegd is. De rechtbank wijst de incidentele vordering van DKVG af en veroordeelt DKVG in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 21 juli 2021 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/313953 / HA ZA 21-129
Vonnis in incident van 9 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AVC 2 B.V.,
gevestigd te [plaats 1],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H.J. Hagemans te [plaats 1],
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DKVG B.V.,
gevestigd te [plaats 2],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.C. Steenhoek te [plaats 2].
Partijen zullen hierna AVC en DKVG genoemd worden.
De zaak in het kortDKVG vordert in het incident dat de rechtbank Noord-Holland zich onbevoegd verklaard. Volgens AVC is de Rechtbank Noord-Holland wel bevoegd om de hoofdzaak te behandelen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert AVC – samengevat – te verklaren voor recht dat zij de tussen partijen gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, en zo niet, vordert AVC de koopovereenkomst tussen partijen alsnog te ontbinden. AVC vordert daarbij DKVG te veroordelen tot betaling van de contractuele boete van € 367.500,00, te vermeerderen met rente, incassokosten en de proceskosten.
2.2.
De koopovereenkomst waar AVC zich in de hoofdzaak op beroept is op 3 september 2019 tussen partijen gesloten. AVC heeft bij deze overeenkomst een in Badhoevedorp gelegen gebouw met ondergrond aan DKVG verkocht. Volgens AVC is DKVG toerekenbaar in de nakoming van deze overeenkomst tekortgeschoten. Omdat het gaat om een onroerende zaak die is gelegen binnen het rechtsgebied van de rechtbank Noord-Holland, concludeert AVC dat de rechtbank Noord-Holland op grond van artikel 103 Rv bevoegd is om de zaak te beoordelen.
2.3.
Volgens DKVG gaat het in de hoofdzaak slechts om de vraag of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een betalingsverbintenis, en de rechtsgevolgen die daaraan verbonden kunnen worden. In het incident stelt DKVG dat de hoofdzaak daarom niet kan worden aangemerkt als een geschil als bedoeld in artikel 103 Rv. De bevoegde rechter is daarom de rechter te [plaats 2], de plaats waar DKVG is gevestigd. In de omstandigheid dat partijen in de koopovereenkomst gezamenlijk woonplaats ten kantore van de notaris te [plaats 2] hebben gekozen, ziet DKVG een nadere aanwijzing voor de relatieve bevoegdheid van de rechtbank [plaats 2].
2.4.
De rechtbank stelt vast dat vorderingen die AVC in de hoofdzaak heeft ingesteld, voortvloeien uit een koopovereenkomst met betrekking tot een onroerende zaak. AVC vordert de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst te bevestigen, dan wel de ontbinding van de koopovereenkomst uit te spreken, en DKVG te veroordelen tot betaling van de contractuele boete. DKVG heeft niet toegelicht op grond waarvan de rechtbank bij de beoordeling van haar (alternatieve) bevoegdheid als bedoeld in artikel 103 Rv de verbintenisrechtelijke verbintenissen uit de koopovereenkomst dient af te splitsen van de goederenrechtelijke verbintenissen. Het gaat in de hoofdzaak om een onroerende zaak, gelegen te Badhoevedorp. Omdat Badhoevedorp in het rechtsgebied ligt van de locatie Haarlem van deze rechtbank Noord-Holland, is conclusie dat AVC DKVG heeft opgeroepen voor de ingevolge artikel 103 Rv relatief bevoegde rechter. Dat partijen in de koopovereenkomst woonplaats hebben gekozen op het notariskantoor te [plaats 2] kan niet afdoen aan de bevoegdheid van AVC om DKVG ook te mogen dagvaarden voor de rechtbank van het rechtsgebied waarin de onroerende zaak is gelegen.
2.5.
De conclusie is dat de incidentele vordering ongegrond is. DKVG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt DKVG in de kosten van het incident, aan de zijde van AVC tot op heden begroot op € 563,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 juli 2021voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.Conc.: