ECLI:NL:RBNHO:2021:4760

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
C/15/312384 / HA RK 21/16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 21 januari 2021 hebben de erfgenamen van een overleden partij een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter die de hoofdzaak behandelt. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van de indruk dat de kantonrechter vooringenomen zou zijn, onder andere omdat de wederpartij kort voor de zitting van gemachtigde was gewisseld en omdat een vertrouwenspersoon niet werd toegelaten in de zittingzaal. Tijdens de zitting op 9 februari 2021 hebben verzoekers hun standpunten toegelicht, waarbij zij stelden dat de kantonrechter niet op de hoogte was van belangrijke processtukken en hen in een nadelige positie had gebracht door een e-mail verkeerd te interpreteren.

De kantonrechter heeft het wrakingsverzoek weersproken en aangegeven dat hij niet op de hoogte was van de wisseling van gemachtigde en dat hij de processtukken wel degelijk had bestudeerd. Hij heeft ook verklaard dat de beslissing om het tonen van een filmpje te weigeren een processuele beslissing was, die niet op vooringenomenheid duidde. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekers en de kantonrechter zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was.

De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij benadrukte dat de rechter de regie van de zitting heeft en dat de stellingen van partijen in het vonnis zullen worden gewogen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLANDFout! De documentvariabele ontbreekt.
/Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Fout! Dedocumentvariabele ontbreekt.
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/312384 / HA RK 21/16
Beslissing van 23 februari 2021
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
(de erfgenamen van) [verzoekers],
wonende te [plaats] ,
verzoekers,
gemachtigde: mr. L.F. Jansen
Het verzoek is gericht tot:
mr. S.N. Schipper
behandelend kantonrechter in de hoofdzaak [verzoekers] / [naam wederpartij]
(8639326 CV EXPL 20-5804)
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekers hebben op 21 januari 2021 schriftelijk de wraking verzocht van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie, locatie Haarlem, aanhangige zaak met als zaaknummer 8639326 CV EXPL 20-5804 [hierna te noemen: de hoofdzaak].
1.2.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. De wederpartij in de hoofdzaak heeft eveneens gereageerd. Op 4 februari 2021 is een afschrift van het proces-verbaal in de hoofdzaak naar partijen (in de hoofdzaak) verstuurd. Door verzoekers is nog een productie ingediend, waartegen de wederpartij in de hoofdzaak bezwaar heeft gemaakt.
1.3.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 9 februari 2021. Verzoekers en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde, en de kantonrechter zijn verschenen.

2.Het standpunt van verzoekers

2.1.
Verzoekers hebben het wrakingsverzoek – samengevat – gebaseerd op de volgende gronden.
2.2.
Verzoekers waren er niet van op de hoogte dat de wederpartij in de hoofdzaak kort voor de zitting van gemachtigde was gewisseld, terwijl de kantonrechter dat kennelijk wel wist. Dit heeft verzoekers bevreemd. Voorts mocht een meegenomen vertrouwenspersoon niet mee de zittingzaal in, terwijl verzoekers net hun vader en echtgenoot hadden verloren.
2.3.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter er blijk van gegeven dat hij de processtukken niet kende en niet achter de waarheid wilde komen. Op enig moment wilden verzoekers een filmpje (op een mobiele telefoon) tonen maar dat werd door de kantonrechter geweigerd omdat hij niet op de hoogte was van het bestaan van een filmpje. Het desbetreffende filmpje wordt echter wel in de conclusie van antwoord genoemd. Toen de gemachtigde van verzoekers de kantonrechter daarop wees, gaf hij nog steeds geen toestemming om het af te spelen terwijl het filmpje van cruciaal belang is. De kantonrechter wilde slechts meegaan met het betoog van de wederpartij en heeft geen kritische vragen aan de wederpartij gesteld. Bij (kritische) bevraging van verzoekers heeft de kantonrechter één van de verzoekers woorden in de monden gelegd. Ondanks een gebrekkige dossierkennis heeft de kantonrechter bij het geven van een voorlopig oordeel de crux van de zaak bepaald door een losse e-mail verkeerd (ten nadele van verzoekers) te interpreteren. Hierdoor zijn verzoekers in een nadelige onderhandelingspositie gebracht, terwijl de stukken daartoe volstrekt geen aanleiding gaven.
2.4.
Verzoekers hebben er geen vertrouwen in dat de kantonrechter nog tot een zorgvuldige afweging en beoordeling kan komen. Hij heeft de schijn van vooringenomenheid gewekt.

3.Het standpunt van de kantonrechter

3.1.
De kantonrechter weerspreekt dat hij vooringenomen is geweest dan wel dat hij de schijn daartoe heeft gewekt. De kantonrechter was er niet van op de hoogte dat verzoekers een vertrouwenspersoon hadden meegebracht die op de gang heeft moeten wachten. Verzoekers hebben dit ook niet tegen hem gezegd. Pas op de zitting vernam de kantonrechter dat de heer [naam] (de oorspronkelijke eisende partij) kortgeleden was overleden en dat verzoekers de procedure op zijn naam wilden voortzetten.
3.2.
De kantonrechter heeft wegens de goede procesorde het tonen van een filmpje op een telefoon geweigerd. De wederpartij had daartegen bezwaar gemaakt. De kantonrechter heeft de wederpartij daarna wel gevraagd of de door de gemachtigde vermelde inhoud van het filmpje klopt, hetgeen de wederpartij bevestigend heeft beantwoord. De kantonrechter heeft, anders dan door verzoekers gesteld, wel degelijk aan waarheidsvinding gedaan. Hij heeft de stellingen van partijen getoetst. In het kader van de waarheidsvinding kan het zo zijn dat bepaalde antwoorden aanleiding geven om door te vragen, maar dat heeft niets met vooringenomenheid of partijdigheid te maken. Evenmin heeft de kantonrechter één van de verzoekers woorden in de mond gelegd. Met betrekking tot de (mis)interpretatie van een e-mail voert de kantonrechter aan dat hij helemaal niets heeft geïnterpreteerd. Het was voornamelijk een discussie tussen partijen. Kennelijk maken verzoekers zich ongerust over hun proceskansen. De kantonrechter heeft aan het eind van de zitting in algemene bewoordingen gezegd dat het voor beide partijen wellicht verstandig is om zo snel mogelijk overeenstemming te bereiken zodat de schade, ongeacht voor wiens rekening die zal komen, niet nog verder oploopt.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenoemde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de te vermijden schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenoemde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoekers is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2.
Naar het oordeel van de wrakingskamer vormen de aan de wraking ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, op zichzelf beschouwd noch in onderling verband bezien, grond voor de vrees bij verzoekers dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt dan wel dat de schijn daarvan is gewekt. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.3.
Met betrekking tot de eerste twee punten, te weten de wisseling van gemachtigde en het niet toelaten van een meegenomen vertrouwenspersoon, overweegt de wrakingskamer dat deze omstandigheden niet de objectief gerechtvaardigde vrees rechtvaardigen dat de kantonrechter vooringenomen zou zijn. Bovendien had het in de rede gelegen dat (de gemachtigde van) verzoekers, als zij vreesden dat zij door de wisseling van gemachtigde van de wederpartij, dan wel doordat de vertrouwenspersoon niet naar binnen mocht, in een nadelige positie raakten, dit aan de kantonrechter zou(den) hebben laten weten.
4.4.
Verzoekers klagen er voorts over dat de kantonrechter op de zitting op de hand was van de wederpartij en niet achter de waarheid wilde komen, terwijl de kantonrechter verzoekers zelf te kritisch heeft ondervraagd en/of woorden in de mond heeft gelegd.
4.5.
De wrakingskamer stelt voorop dat het aan de rechter is om de zitting te leiden, waarbij hij de regie voert en waarbij hij vrij is te bepalen welke vragen hij relevant acht voor de vorming van zijn oordeel over de zaak. Dat de rechter vooringenomen zou zijn, kan in zijn algemeenheid dan ook niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat de rechter bepaalde vragen wel of niet heeft gesteld of de ene partij kritischer heeft bevraagd dan de andere partij. Pas in het vonnis zullen de stellingen en argumenten van partijen gewogen en beoordeeld worden. Verzoekers hebben ook niet geconcretiseerd, welke wijze van bevraging door de kantonrechter zou doen blijken van vooringenomenheid van de kantonrechter of waardoor de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.6.
Uit het proces-verbaal van de zitting volgt dat de kantonrechter met alle op die zitting aanwezigen het gesprek is aangegaan en op meerdere momenten aan de verschillende procesdeelnemers kritische vragen heeft gesteld. Dat de kantonrechter alleen openstond voor het betoog van de wederpartij en één van de verzoekers woorden in de mond heeft gelegd, is niet onderbouwd door verzoekers en ook overigens niet gebleken.
4.7.
Ten aanzien van het feit dat de kantonrechter geen toestemming heeft gegeven om tijdens de zitting een filmpje te tonen, overweegt de wrakingskamer dat dit een processuele beslissing is. Een dergelijke beslissing levert in beginsel, zelfs als deze onjuist zou zijn, geen grond voor wraking op. Dit is alleen anders, indien een dergelijke beslissing zo onbegrijpelijk of ontoereikend is gemotiveerd dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te vinden dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer doet laatstgenoemde situatie zich in dit geval niet voor. De kantonrechter heeft juist getracht duidelijkheid op dit punt te verkrijgen door de wederpartij te vragen of de inhoud van het filmpje correct is.
4.8.
Met betrekking tot het verwijt van verzoekers dat de kantonrechter over onvoldoende dossierkennis beschikt en ongefundeerde conclusies heeft getrokken, is de wrakingskamer van oordeel dat deze enkele veronderstelling van verzoekers, die overigens ten zeerste door de kantonrechter is betwist, niet tot de objectief gerechtvaardigde vrees leidt dat de kantonrechter vooringenomen is. Bovendien geldt dat een onwelgevallig voorlopig oordeel geen grond oplevert voor een wraking.
4.9.
De slotsom is dat het verzoek om wraking van de kantonrechter moet worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af,
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, voorzitter, mr. K.I. de Jong en mr. M. Visser, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. F.L. Zillinger Molenaar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.