6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in een korte tijd schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Bij beide winkeldiefstallen werd de verdachte op heterdaad betrapt en heeft hij op zijn vlucht geweld uitgeoefend tegen medewerkers van de winkelketens. Bij één van de winkeldiefstallen heeft de verdachte zelfs op het moment van de vlucht en de worsteling met een medewerker zichtbaar een mes in handen gehad. Met zijn handelen heeft de verdachte overlast en schade berokkend aan de twee winkelbedrijven en heeft hij bovendien de lichamelijke integriteit van de aangevallen werknemers geschonden. Dergelijke feiten brengen, gezien het openlijke karakter daarvan, in het bijzonder bij het winkelpersoneel en het winkelend publiek gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van aangever [benadeelde 5]. Hij heeft aangever, terwijl de verdachte van hem onderdak kreeg, in diens woning geslagen en getrapt in het gezicht en meermalen tegen de borstkas gestompt. Nog geen drie weken later heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan een mishandeling. Hij heeft midden op straat de confrontatie opgezocht met aangever [benadeelde 4] en hem meermalen tegen het hoofd gestompt en met zijn vingers in zijn ogen geduwd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de aard en de ernst van de feiten, in beginsel – slechts – worden gereageerd met de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank slaat daarbij acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ( LOVS) waarin voor een winkeldiefstal gevolgd van geweld, en waarbij sprake is van recidive, reeds drie tot vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt wordt gehanteerd.
Dat in geval van beide mishandelingen de aangevers zich niet onbetuigd hebben gelaten, doet aan de strafbaarheid van verdachtes handelen niet af. De rechtbank houdt hiermee echter wel in strafmatigende zin rekening bij het bepalen van de strafmaat.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 18 februari 2021 en een aanvulling op dit rapport gedateerd 23 april 2021 van [reclasseringswerker], als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor Haarlem. Het reclasseringsadvies houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is al lange tijd sprake van forse verslavingsproblematiek en maatschappelijke instabiliteit. Een eerder opgelegde ISD-maatregel en nadien opgelegde reclasseringstoezichten hebben tot op heden niet geleid tot gedragsverandering. Betrokkene heeft meerdere malen getracht zelfstandig een delict- en middelenvrij bestaan op te bouwen. Echter, zonder blijvend resultaat. Ook is het hem niet gelukt optimaal gebruik te maken van de geboden hulp vanuit de reclassering, om gedragsverandering te realiseren. Diagnostiek wijst uit dat er sprake is van alcoholproblematiek en ADHD. Tevens wordt geadviseerd uitgebreidere diagnostiek te doen en verder onderzoek te doen naar mogelijk PTSS.GGZ reclassering Fivoor is van mening dat een langdurig klinisch traject op dit moment nog de enige mogelijkheid is om in te zetten op gedragsverandering en te komen tot een langer durend resultaat ten aanzien van abstinentie en maatschappelijke stabiliteit. Onzes inziens is het wenselijk de opname aan te laten sluiten op zijn huidige etentie. Betrokkene is op 18 februari 2021 aangemeld bij het IFZ ten behoeve van een klinische opname. Er is een indicatiestelling afgegeven en betrokkene is geaccepteerd door FPA Heiloo. Zij streven er naar betrokkene aansluitend op detentie op te nemen, maar kunnen dat niet garanderen. Op het moment dat betrokkene niet aansluitend kan worden opgenomen, wordt overbruggingszorg geregeld om te voorkomen dat betrokkene op straat terecht komt.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij reclassering;- Opname in een zorginstelling;- Ambulante behandeling;- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Met de inhoud van dit advies kan de rechtbank zich verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van tien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, groot drie maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 18 februari 2021. Deze straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard dan waartoe de officier van justitie had gerekwireerd.