5.6.De onder 4.1 sub I. door [eiser] gevorderde schadevergoeding van € 172.459,08 bestaat uit drie posten:
1.de door de deskundige vastgestelde waarde van de runderen die op 31 januari 2017 nog in leven waren;
2. het verschil tussen de door [gedaagde] gerealiseerde opbrengst en de vermoedelijke waarde van de in november 2016 en januari 2017 geslachte dieren;
3. de vermoedelijke waarde van de kalveren die [eiser] op 17 september 2020 verkregen zou hebben als [gedaagde] de kudde niet had verkocht en/of geslacht.
1. Waarde levende runderen op 31 januari 2017
5.6.1.Uit het deskundigenrapport volgt volgens [eiser] dat de runderen per 31 december 2018 € 83.180,00 waard zouden zijn geweest. [gedaagde] betwist het deskundigenrapport en voert hiertoe onder andere aan dat de deskundige de runderen in het kader van het deskundigenonderzoek niet heeft gezien. Ook heeft de deskundige volgens [gedaagde] niet een waardering toegepast op basis van foto’s van de runderen. De rechtbank oordeelt als volgt. Dat de deskundige de runderen niet heeft gezien is juist, maar dit was ook onmogelijk aangezien er door toedoen van [gedaagde] zelf op dat moment nagenoeg geen levende have meer ter inspectie aanwezig was. Om die reden heeft de deskundige zich genoodzaakt gezien om op basis van de stallijsten, informatie van de betrokken (overheids)instanties en registratienummers van de runderen een reconstructie te maken van de situatie en heeft hij op grond daarvan zo concreet mogelijk per rund de leeftijd vastgesteld en de waarde. Omdat het hier een gemotiveerde en beredeneerde waardebepaling door een deskundig te achten agrarisch expert betreft is de rechtbank van oordeel dat het deskundigenrapport als uitgangspunt moet worden genomen bij de beoordeling van de schade. Vast staat dat [gedaagde] de runderen die op 31 januari 2017 nog in leven waren zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiser] heeft geslacht. Gelet op bovenstaande acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 83.180,00 toewijsbaar.
2. Verschil vermoedelijke waarde en gerealiseerde opbrengst
5.6.2.[eiser] vordert een bedrag van € 13.679,08 aan schadevergoeding, bestaande uit het verschil van de vermoedelijke waarde en de door [gedaagde] gerealiseerde en verrekende opbrengst van de stieren. Volgens [eiser] is de door [gedaagde] gerealiseerde en verrekende opbrengst een stuk lager dan de handelswaarde. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van de runderen kan worden afgeleid uit de verkoopopbrengst en niet uit het deskundigenrapport. De rechtbank acht dit onjuist, omdat evident is dat juist in geval van bijzondere rassen – in dit geval Wagyu- runderen en Charolaiskoeien –, de reële (handels)waarde aanzienlijk hoger is dan de verkoop- en slachtwaarde. Daarom gaat de rechtbank uit van het schadebedrag zoals berekend door [eiser] . Op grond van de stallijst van 12 februari 2017 en het deskundigenrapport is de vermoedelijke waarde van de stieren minimaal € 2.640,00. De vermoedelijke waarde van 8 geslachte stieren ter waarde van € 2.640,00 is dus € 21.120,00. Dit bedrag minus de door [gedaagde] gerealiseerde en verrekende opbrengst van € 7.440,92 is € 13.679,08. Daarom acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 13.679,08 toewijsbaar.
3. Vermoedelijke waarde kalveren op 17 september 2020
5.6.3.[eiser] voert aan dat in het deskundigenrapport is opgenomen dat er na 31 januari 2017 vermoedelijk 10 kalveren zouden zijn geboren, als de hele kudde niet per 1 januari 2018 zou zijn verkocht of geslacht. Uitgaande van gemiddeld 12 partussen per jaar, zouden er tussen 2017 en 1 september 2020 circa 42 kalveren zijn geboren (12 kalveren maal 3,5 jaar), aldus [eiser] . Uit bijlage II van het deskundigenrapport volgt dat een rund met een leeftijd ouder dan 1,5 jaar gemiddeld € 2.220,00 waard is. Omdat volgens [eiser] 24 van de 42 kalveren ouder zouden zijn geweest dan 1,5 jaar, wordt de waarde van deze groep kalveren door [eiser] begroot op € 52.280,00. Voor de 18 kalveren onder de 1,5 jaar geldt volgens [eiser] een waarde van € 900,00 voor kalveren tot 0,5 jaar, een waarde van € 1.200,00 voor kalveren tot 1 jaar en een waarde van € 1.700,00 voor kalveren tussen 1 en 1,5 jaar. Omdat [eiser] uitgaat van 6 kalveren per leeftijdscategorie, wordt de waarde van deze 18 kalveren door [eiser] begroot op € 22.800,00. Al met al maakt [eiser] aanspraak op € 75.080,00. De rechtbank oordeelt dat bovenstaande eigen schadeberekening van [eiser] in het licht van de betwisting door [gedaagde] te speculatief is. Daarom acht de rechtbank deze post ter hoogte van € 75.080,00 niet toewijsbaar.