ECLI:NL:RBNHO:2021:4792

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
7250097 \ CV EXPL 18-8559
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in luchtvaartzaak met prejudiciële vragen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, heeft de kantonrechter op 12 mei 2021 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een passagier en Swiss International Air Lines AG. De passagier, wonende in België, had een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij, die gevestigd is in Basel, Zwitserland. De procedure omvatte eerder een tussenvonnis waarin de kantonrechter de partijen de gelegenheid bood om zich uit te laten over het voornemen om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voor te leggen. Swiss had in een eerdere fase van de procedure verweer gevoerd, maar trok uiteindelijk haar verweren in en verzocht om de vordering van de passagier toe te wijzen.

De kantonrechter heeft in het eindvonnis geoordeeld dat de vordering van de passagier toewijsbaar is, aangezien Swiss deze niet heeft weersproken. De kantonrechter heeft Swiss veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.440,42 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de passagier, die door Swiss moeten worden vergoed, gespecificeerd. De kantonrechter heeft ook de gevorderde rente over buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren betaald. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het inzicht biedt in de behandeling van luchtvaartzaken en de rol van prejudiciële vragen in dergelijke procedures. De beslissing van de kantonrechter benadrukt ook de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen ten opzichte van passagiers en de gevolgen van het intrekken van verweren in een rechtszaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7250097 \ CV EXPL 18-8559
Uitspraakdatum: 12 mei 2021
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (België)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. O.J. Boeder
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG
gevestigd te Basel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen Swiss
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 5 februari 2020 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen van de kantonrechter om de in overweging 4.14 van het tussenvonnis geformuleerde vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) voor te leggen.
1.2.
Swiss heeft hierop gereageerd bij akte op de rol van 19 februari 2020. De passagier heeft gereageerd bij akte op de rol van 18 maart 2020.
1.3.
Bij verwijzingsbeslissing van 30 september 2020 heeft de kantonrechter prejudiciële vragen gesteld aan het Hof. Deze zaak is bij het Hof geregistreerd onder kenmerk C512/20.
1.4.
Bij brief van 14 december 2020 heeft Swiss meegedeeld al haar verweren in te trekken en heeft zij verzocht om de vordering van de passagier toe te wijzen en om de gestelde prejudiciële vragen in te trekken. De passagier heeft hierop gereageerd bij brief van 16 december 2020. Zij heeft vermeld een uitspraak van het Hof te wensen en voorts heeft zij haar vordering vermeerderd in die zin dat zij tevens vordert voor recht te verklaren dat “
de onderhavige verordening van toepassing is op de overeenkomst tussen partijen”.
1.5.
Swiss heeft gereageerd bij brief van 18 december 2020. Daarbij heeft zij de kantonrechter verzocht om eindvonnis te wijzen. Bij brief van 24 december 2020 heeft de rechtbank aan de passagier meegedeeld dat de kantonrechter wenst te vernemen of de inhoud van de brief van Swiss van 18 december 2020 aanleiding geeft om de procedure in te trekken / om doorhaling daarvan te verzoeken. Hierop heeft de passagier gereageerd bij brief van 30 december 2020, waarbij zij heeft aangegeven dat zij bij haar argumenten blijft zoals verwoord in de brief van 16 december 2020.
1.6.
Bij brief van 13 januari 2021 heeft de kantonrechter aan het Hof bericht dat zij naar aanleiding van nadere berichten van partijen heft besloten vonnis te wijzen en de prejudiciële beslissing in te trekken.
1.7.
Bij beschikking van het Hof van 22 januari 2021 is de zaak met kenmerk C-512/20 doorgehaald in het register van het Hof.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering zal worden toegewezen omdat Swiss de vordering uiteindelijk niet heeft weersproken en de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Omdat Swiss heeft aangeboden ook de compensatie voor het minderjarige kind van de passagier te voldoen, zal dit bedrag ook worden toegewezen.
2.2.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
2.3.
Omdat de gevorderde compensatie zal worden toegewezen, heeft de passagier geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht.
2.4.
De proceskosten komen voor rekening van Swiss, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Swiss tot betaling aan de passagier van € 1.440,42, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.222,62 vanaf 9 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 107,11;
griffierecht € 226,00
salaris gemachtigde € 467,50
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter