In deze zaak hebben de passagiers, die gezamenlijk procederen, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines A.G., wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam naar Wenen en vervolgens naar Iasi, Roemenië. Op 1 maart 2019 hebben zij de aansluitende vlucht gemist door een vertraging van hun eerste vlucht, OS372, die hen van Amsterdam naar Wenen diende te vervoeren. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.
De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een wijziging in de slottijd door de luchtverkeersleiding vanwege weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen recht geeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had de passagiers omgeboekt naar vervangende vluchten en heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen hebben getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten.