ECLI:NL:RBNHO:2021:4852
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering van passagiers tegen luchtvaartmaatschappij wegens vertraging en schadevergoeding
In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft vanwege een vertraging van vlucht LH2311. De vertraging van 107 minuten werd veroorzaakt door een gebrek aan beschikbare gates op Schiphol. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis de vervoerder toegelaten te bewijzen dat de vertraging niet aan hen te wijten was. De vervoerder heeft bewijs geleverd in de vorm van e-mails van station managers, waaruit blijkt dat de vertraging inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers een overstaptijd van 50 minuten hadden, wat voldoende was om hun aansluitende vlucht te halen, maar dat de vertraging hen heeft verhinderd om deze vlucht te nemen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken, en dat de passagiers op een alternatieve vlucht zijn omgeboekt, waardoor zij dezelfde dag op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vordering van de passagiers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 23 juni 2021 door kantonrechter S.N. Schipper.