ECLI:NL:RBNHO:2021:4852

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
8153653 CV EXPL 19-17338
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van passagiers tegen luchtvaartmaatschappij wegens vertraging en schadevergoeding

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft vanwege een vertraging van vlucht LH2311. De vertraging van 107 minuten werd veroorzaakt door een gebrek aan beschikbare gates op Schiphol. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis de vervoerder toegelaten te bewijzen dat de vertraging niet aan hen te wijten was. De vervoerder heeft bewijs geleverd in de vorm van e-mails van station managers, waaruit blijkt dat de vertraging inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers een overstaptijd van 50 minuten hadden, wat voldoende was om hun aansluitende vlucht te halen, maar dat de vertraging hen heeft verhinderd om deze vlucht te nemen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken, en dat de passagiers op een alternatieve vlucht zijn omgeboekt, waardoor zij dezelfde dag op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vordering van de passagiers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 23 juni 2021 door kantonrechter S.N. Schipper.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8153653 \ CV EXPL 19-17338
Uitspraakdatum: 23 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier 1]

2. [passagier 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot 6 januari 2021 wordt verwezen naar het tussenvonnis van die datum.
1.2.
Na het tussenvonnis heeft de vervoerder op de rol van 3 februari 2021 een akte (bewijslevering) overgelegd met daarbij een productie. Hierop heeft de passagier gereageerd met een antwoordakte op de rol van 3 maart 2021. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 6 januari 2021 de vervoerder toegelaten te bewijzen dat vlucht LH2311 een vertraging had van 107 minuten doordat er geen gates beschikbaar waren.
2.2.
De vervoerder heeft bij zijn akte een e-mail van station manager [station manager 2] overgelegd. Daaruit blijkt dat de station manager [station manager 1] , van wie het bericht bij de conclusie van antwoord afkomstig was, met pensioen is. Station manager [station manager 2] vermeldt in de e-mail onder andere het volgende: ‘De machine die uiteindelijk LH2311/25 JUL zou uitvoeren, is de 24e binnengekomen rond 17:10 uur. Nadat alle binnenkomende passagiers waren uitgestapt, is het vliegtuig weggesleept naar het J-platform. De gates werden en bleven bezet door vliegtuigen die later zijn binnengekomen. Op de 25e moest LH2311/25JUL weer teruggesleept worden naar de gate, toen er eenmaal een gate beschikbaar was”.
2.3.
Zoals ook in het vonnis van deze rechtbank van 24 februari 2021 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBNHO:2021:2033) is overwogen, kunnen berichten van station managers niet worden aangemerkt als partijverklaring. In de e-mail van [station manager 2] wordt toegelicht wat wordt bedoeld met “for the same reason”, zoals vermeld in het bericht van [station manager 1] bij de conclusie van antwoord. In dat laatstbedoelde bericht wordt de vertraging van 107 minuten die daardoor volgens het vluchtrapport werd veroorzaakt, bevestigd. In het bericht van [station manager 2] staat dat het toestel naar de gate is gesleept toen er eenmaal een gate beschikbaar was en in het bericht van [station manager 1] staat “earlier was not possible as all gates were occupied”. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder met de e-mail van de station manager [station manager 2] , in combinatie met het bericht van de station manager [station manager 1] en het vluchtrapport bij de conclusie van antwoord, voldoende aangetoond dat er eerst 107 minuten na de geplande vertrektijd van vlucht LH2311 weer een gate beschikbaar was.
2.4.
Zoals in het tussenvonnis van 6 januari 2021 is overwogen, gaat de kantonrechter ervan uit dat er een overlap is tussen de 107 minuten vertraging vanwege de brandstofstoring en de 70 minuten vertraging vanwege de gewijzigde ‘slots’. Dit betekent dat van de 117 minuten vertraging thans niet 70 minuten (zoals in 4.4. van het tussenvonnis is overwogen), maar 107 minuten van de vertraging is toe te schrijven aan een buitengewone omstandigheid. Dit betekent dat er 10 minuten van de vertraging van vlucht LH2311 niet aan een buitengewone omstandigheid is toe te schrijven. Vast staat dat de minimale overstaptijd te München 30 minuten bedraagt. Indien vlucht LH2311 met 10 minuten vertraging te München zou zijn aangekomen (om 08:50 uur lokale tijd), dan hadden de passagiers dus de aansluitende vlucht LH77609, met geplande vertrektijd 09:30 uur lokale tijd, nog kunnen halen. Dit betekent dat het missen van de aansluitende vlucht dus is veroorzaakt ten gevolge van de buitengewone omstandigheid.
2.5.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hadden oorspronkelijk een overstaptijd van 50 minuten. Er was dus sprake van een buffer van 20 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als voldoende wordt gekwalificeerd. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht, waarmee de passagiers minder dan circa 6,5 later dan oorspronkelijk gepland op de eindbestemming zijn aangekomen. De passagiers hebben gesteld dat er een vlucht was (vluchtnummer UA71) welke eerder op de eindbestemming zou arriveren dan de vlucht waarnaar de passagiers zijn omgeboekt. De kantonrechter merkt op dat de luchtvaartmaatschappij niet onder alle omstandigheden kan volstaan met het aanbieden van de eerstvolgende vlucht die door de vervoerder zelf of een dochtermaatschappij wordt uitgevoerd. Volgens het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C74/19) is dit in beginsel geen redelijke maatregel, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen. In het onderhavige geval zijn de passagiers echter dezelfde dag op de eindbestemming aangekomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder, onafhankelijk door wie de vervangende vlucht is uitgevoerd, geen redelijk alternatief heeft geboden. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen.
2.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 467,50 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter