ECLI:NL:RBNHO:2021:4942

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
8406654
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brandschade in meterkast en bewijsopdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Van den Bergh Verhuur B.V. en drie gedaagden. De zaak betreft een brand die op 17 oktober 2019 is ontstaan in de meterkast van een pand. Van den Bergh, de eiseres, heeft bewijs opgedragen gekregen om aan te tonen dat de brand spontaan is ontstaan in de meterkast. In een eerder tussenvonnis is vastgesteld dat er geen absolute zekerheid vereist is, maar dat een redelijke mate van waarschijnlijkheid voldoende is.

Tijdens de bewijsvoering heeft Van den Bergh één getuige gehoord, een vrijwillige brandweerman die betrokken was bij het blussen van de brand. Deze getuige verklaarde dat het centrale punt van de brand in de meterkast was en dat de schade daar het grootst was. De kantonrechter heeft op basis van deze verklaring en de omstandigheden in het tussenvonnis geoordeeld dat Van den Bergh in zijn bewijsopdracht is geslaagd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de elektrische installatie gebrekkig was en dat de gedaagden als eigenaar aansprakelijk zijn voor de schade.

De kantonrechter heeft de vordering van Van den Bergh toegewezen en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 8.757,50, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.520,09, en tot betaling van € 124,00 aan nasalaris. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat niet is aangetoond dat een kosteloze aanmaning heeft plaatsgevonden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8406654 CV EXPL 20-2828
Uitspraakdatum: 9 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Van den Bergh Verhuur B.V.,
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: Van den Bergh
gemachtigde: [XX]
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2]

3. [gedaagde sub 3] ,

allen wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [YY]

1.Het verdere procesverloop

1.1.
In het tussenvonnis van 30 december 2020 heeft Van den Bergh bewijs opgedragen gekregen. Hij heeft een getuige laten horen. Twee andere door Van den Bergh opgeroepen getuigen zijn niet verschenen. De griffier heeft proces-verbaal opgemaakt van wat de getuige heeft verklaard. Bij brief van 9 april 2021 heeft Van den Bergh verzocht om sluiting van de enquête. [gedaagde] heeft bij brief van 20 april 2021 afgezien van een contra-enquête.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is Van den Bergh in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de brand die op 17 oktober 2019 is uitgebroken op de begane grond van het pand aan [adres B] spontaan is ontstaan in de meterkast. In r.o. 5.6. van dit vonnis is overwogen dat geen absolute zekerheid is vereist, maar dat het moet gaan om een redelijke mate van waarschijnlijkheid. Onder (i) tot en met (iv) zijn omstandigheden genoemd die een begin van waarschijnlijkheid opleveren.
2.2.
Van den Bergh heeft één getuige laten horen. Deze getuige was als vrijwillige brandweerman op 17 oktober 2019 betrokken bij het blussen van de brand. Hij had als officier van dienst de leiding over de eenheden en manschappen. De getuige heeft onder meer het volgende verklaard:
‘Ook al is het bijna anderhalf jaar geleden, een aantal dingen is mij goed bijgebleven. (…) De brand was op de eerste etage. (…). Op de eerste etage is de vloer geopend. (…) Ik heb gehoord dat de meterkast en de pizzaoven in brand stonden. De pizzaoven stond binnen een meter van de meterkast. Ik heb gehoord dat de meterkast was weggebrand. Dit laatste heb ik zelf ook gezien door het gat dat op de eerste etage in de vloer was gemaakt. (…) Bij het blussen van de brand merkten wij dat er kortsluiting was. Wij konden in dit geval de elektriciteit niet uitschakelen omdat de hele meterkast al was weggebrand. (…) Het centrale punt van de brand is in de meterkast geweest. Ik zeg dat omdat de wegbrandschade het grootst was in/bij/nabij de meterkast. Ik heb gehoord dat er ten tijde van het uitbreken van de brand op de eerste etage mensen aan het klussen waren.
2.3.
Gelet op de inhoud van deze verklaring in samenhang met de omstandigheden die onder (i) tot en met (iv) in r.o. 5.6. van het tussenvonnis zijn genoemd, oordeelt de kantonrechter dat Van den Bergh in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Uit de verklaring van de getuige kan weliswaar worden afgeleid dat er brand is geweest in zowel de pizzaoven als de meterkast, maar omdat de getuige verklaart dat naar zijn oordeel het centrale punt van de brand in de meterkast is geweest, omdat de wegbrandschade in/bij/nabij de meterkast het grootst was, oordeelt de kantonrechter dat er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de brand spontaan is ontstaan in de meterkast.
2.4.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Van den Bergh zal toewijzen, omdat vastgesteld kan worden dat de elektrische installatie gebrekkig was, [gedaagde] als eigenaar aansprakelijk is en [gedaagde] de hoogte van de schade niet heeft betwist.
2.5.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. De gevorderde rente is, als steunend op de wet, toewijsbaar.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Van den Bergh worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling aan Van den Bergh van € 8.757,50 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 12 maart 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Van den Bergh tot en met vandaag vaststelt op € 1.520,09, te weten:
dagvaarding € 88,09
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 933,00
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Van den Bergh worden gemaakt;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter