ECLI:NL:RBNHO:2021:5041

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
C/15/303765 / HA ZA 20-367
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale factoring en verrekening van vorderingen onder Lets recht

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Letse vennootschap SIA "CITADELE LIZINGS UN FAKTORINGS" (hierna: Citadele) en de Nederlandse vennootschap MMF TRANSPARANT B.V. (hierna: MMF). Citadele vorderde betaling van onbetaalde facturen die voortvloeien uit een factoringsovereenkomst met Baltic Polymers, een Letse producent. MMF stelde zich op het standpunt dat zij een tegenvordering had op Baltic Polymers en dat verrekening van deze vordering met de vordering van Citadele was toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat Lets recht van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat MMF de rechthebbende was van de vordering op Baltic en dat verrekening op grond van de Unidroit Convention on International Factoring was toegestaan. De vordering van Citadele werd afgewezen, en Citadele werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/303765 / HA ZA 20-367
Vonnis van 16 juni 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
rechtspersoon naar Lets recht
SIA "CITADELE LIZINGS UN FAKTORINGS",
gevestigd te Riga, Letland,
eiseres,
advocaat mr. L.H.J. Baijer en mr. B. Oral te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MMF TRANSPARANT B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. M.F. Hilberdink en mr. J.P. Barth te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Citadele en MMF genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 januari 2021
  • de e-mail van 18 maart 2021 van de zijde van Citadele met bijgevoegd de Unidroit Convention on International Factoring en de bijbehorende Explanatory Note van het Unidroit Secretariat
  • de akte met aanvullende producties 10 t/m 12 van de zijde van Citadele
  • de mondelinge behandeling van 29 maart 2021,
  • de akte eiswijziging van 29 maart 2021 van de zijde van Citadele
  • de pleitnotitie van mr. Baijer en mr. Oral namens Citadele
  • de pleitaantekeningen van mr. Hilberdink en mr. Barth namens MMF
  • de akte met productie 4 van 14 april 2021 van de zijde van MMF
  • de akte uitlating productie van 28 april 2021 van de zijde van Citadele
1.2.
Op 12 mei 2021 hebben partijen de rechtbank gevraagd vonnis te wijzen.

2.De zaak in het kort

2.1.
Citadele heeft een vordering van de Letse vennootschap Baltic Polymers op MMF gecedeerd gekregen. MMF stelt dat zij een (tegen)vordering heeft op Baltic Polymers en beroept zich op verrekening. Volgens Citadele is MMF niet gerechtigd tot inning van die vordering, is verrekening niet toegestaan, en heeft MMF geen rechtsgeldig beroep op verrekening gedaan.
2.2.
Omdat Citadele in Letland gevestigd is, oordeelt de rechtbank eerst dat de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen. De rechtbank stelt vast dat Lets recht van toepassing is. Daarna oordeelt de rechtbank dat MMF de rechthebbende is van de vordering op Baltic Polymers, dat verrekening van de vordering van Citadele met haar (tegen)vordering op Baltic Polymers is toegestaan, dat haar beroep op verrekening geldig is en slaagt. De vordering van Citadele wordt daarom afgewezen.

3.Feiten

3.1.
Citadele is een in Letland gevestigde dochtervennootschap van een Letse spaarbank. Citadele verricht activiteiten op het gebied van leasing van goederen en financiering van vorderingen van debiteuren (factoring). MMF is gevestigd in Nederland. MMF is leverancier van flexibele verpakkingsmaterialen.
3.2.
SIA Baltic Polymers, een vennootschap naar Lets recht en gevestigd te Letland (hierna: Baltic) is producent van verpakkingen voor onder andere levensmiddelen.
3.3.
Bij factoringsovereenkomst van 10 juli 2015 zijn alle betalingsvorderingen die voortvloeien uit facturen van Baltic aan Citadele overgedragen. Door ondertekening van een cessiecertificaat op 20 juli 2015 heeft MMF bevestigd op de hoogte te zijn van de overdracht van de vorderingen van Baltic aan Citadele en de facturen van Baltic waarop de hierna (onder 3.5) ‘note of assignment of the rights of claim’ staat vermeld, te zullen betalen aan Citadele.
3.4.
Op 9 september 2016 hebben Baltic en MMF een koopovereenkomst gesloten voor de koop van goederen (hierna: de koopovereenkomst). Op de koopovereenkomst is Lets recht van toepassing.
3.5.
Bij levering van de goederen factureerde Baltic aan MMF. De facturen moeten binnen 60 dagen na ontvangst van de goederen worden betaald. De facturen bevatten de volgende vermelding:
‘NOTE OF ASSINGMENT OF THE RIGHTS OF CLAIM
The payment claim arising from this Invoice has been assigned to “Citadele Lizings un faktorings” Ltd, (…)’
3.6.
Op 2 januari 2018 heeft Citadele een sommatie tot betaling van de toen openstaande facturen van Baltic aan MMF gestuurd.
3.7.
Per e-mail van 4 januari 2018 heeft MMF laten weten niet tot betaling over te zullen gaan, omdat zij een vordering op Baltic heeft van € 333.380,09. Dit betekent volgens MMF dat Baltic aan haar nog (333.380,09 – 285.066,73 =) € 48.313,36 verschuldigd is.
3.8.
Op 15 mei 2018 is Baltic failliet verklaard.
3.9.
Bij brief van 29 januari 2020 aan Citadele heeft MMF een beroep gedaan op verrekening.
3.10.
Op 14 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank beslagverlof verleend, waarna Citadele op 16 april 2020 verschillende (derden)beslagen heeft laten leggen ten laste van MMF.

4.Het geschil

4.1.
Citadele vordert, na vermeerdering van haar eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. veroordeling van MMF tot betaling van € 219.996,15 aan onbetaalde facturen over de periode van september 2017 tot en met november 2017, te vermeerderen met de toepasselijke wettelijke rente vanaf de verschillende vervaldata, waarbij ook rente over rente zal worden berekend op grond van artikel 1765 van het Lets Burgerlijk Wetboek;
II. MMF te veroordelen in de door Citadele gemaakte kosten van de op 16 april 2020 gelegde beslagen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van beslaglegging;
III. MMF te bevelen op grond van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de documentatie of daarmee verband houdende bescheiden, kenbaar te maken en over te leggen, op grond van welke documentatie MMF haar vorderingen en/of vorderingsrechten heeft overgedragen aan ABN Amro Asset Based Finance N.V.;
IV. veroordeling van MMF in de buitengerechtelijke incassokosten;
V. veroordeling van MMF in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente wanneer voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt.
4.2.
Citadele legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij gerechtigd is tot ontvangst van de door MMF verschuldigde facturen van Baltic. MMF heeft de opeisbare facturen niet binnen de betalingstermijn zoals vermeld in de koopovereenkomst betaald, zodat zij in verzuim verkeert.
4.3.
MMF voert verweer. MMF voert aan dat zij nog een tegenvordering heeft op Baltic van € 333.380,09 en dat zij in dat kader voor het eerst op 4 januari 2018 een beroep heeft gedaan op verrekening. Na verrekening is Baltic nog € 48.313,36 aan MMF verschuldigd, zodat MMF niet gehouden is tot enige betaling aan Citadele.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

5.1.
Nu Citadele in Letland gevestigd is en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter dragen, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en zo ja, welk recht op de vorderingen van toepassing is.
5.2.
Op grond van artikel 4 van de toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2015 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Vo Brussel I bis) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, omdat MMF als gedaagde partij gevestigd is in Nederland. Citadele heeft haar vordering tegen MMF eerder ingesteld voor de Letse rechter. Zoals ook de Letse rechter (van de ‘Riga City Vidzeme Borough Court’) in zijn beslissing van 14 december 2018 in die procedure heeft geoordeeld, is de Letse rechter niet bevoegd op grond van artikel 7 lid 1 van Vo Brussel I bis, omdat als overeenkomst die aan de vorderingen van Citadele ten grondslag ligt, heeft te gelden de koopovereenkomst tussen Baltic en MMF en de door MMF gekochte goederen volgens die overeenkomst werden geleverd in Nederland.
5.3.
Ten aanzien van het toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt. Het geschil tussen partijen heeft betrekking op betaling van openstaande facturen uit de koopovereenkomst tussen Baltic en MMF ter zake van de koop van goederen, welke vorderingen door Baltic door middel van factoring zijn gecedeerd aan Citadele. Op dit geschil is de Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Vo Rome I) toepasselijk, aangezien de betreffende overeenkomst is gesloten na 17 december 2009. Op grond van het bepaalde in artikel 14 lid 2 van deze Verordening wordt een betrekking tussen een cessionaris en schuldenaar beheerst door het recht dat de gecedeerde vordering beheerst. Baltic en MMF hebben volgens het bepaalde in artikel 3 van Vo Rome I in de tussen hen gesloten koopovereenkomst een expliciete keuze gedaan voor de toepasselijkheid van Lets recht. Nu de gecedeerde vordering wordt beheerst door Lets recht, is op de rechtsverhouding tussen Citadele (cessionaris) en MMF (schuldenaar) ook Lets recht van toepassing.
5.4.
Ten aanzien van het procesrecht is ook het Letse recht van toepassing, voor zover het ter zake van verbintenissen uit overeenkomst wettelijke vermoedens vestigt of de bewijslast regelt (artikel 18 lid 1 Vo Rome I). Voor het overige procesrecht is op grond van artikel 10:3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) Nederlands recht van toepassing.
Vordering overgedragen?
5.5.
Citadele stelt zich primair op het standpunt dat MMF niet bevoegd is tot inning van haar vordering van € 333.380,09, omdat de vordering is overgedragen aan ABN Amro Asset Based Finance N.V. (hierna: ABN Amro Finance). MMF kan zich daarom als verweer tegen de vordering van Citadele niet beroepen op verrekening. Op de betreffende facturen van MMF staat onderaan vermeld: ‘
This invoice is, because of assignment, exclusively to be paid to ABN AMRO Asset Based Finance N.V., at (…). Only this payment is a valid discharge of the debt.’. Volgens MMF wordt deze tekst standaard op de facturen afgedrukt. Vorderingen van MMF werden slechts gecedeerd aan ABN Amro Finance wanneer geen debetrelatie tussen die partijen bestond. Aangezien die relatie wel bestond tussen Baltic en ABN Amro, zijn de vorderingen van MMF op Baltic nooit aan ABN Amro Finance overgedragen, aldus MMF.
5.6.
Ter zitting heeft MMF aangeboden een bevestiging van ABN Amro Finance in de procedure te brengen waaruit volgt dat zij zelf gerechtigd is (gebleven) haar vordering op Baltic te innen omdat de vordering niet is overgedragen aan ABN Amro Finance. Uit de daarna door MMF bij akte overgelegde brief van ABN Amro Finance van 9 april 2021 blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat MMF eigenaar is gebleven van haar vordering op Baltic. Op grond van de tussen ABN Amro Finance en MMF gesloten overeenkomst heeft MMF een pandrecht op al haar vorderingen aan ABN Amro Finance verstrekt en heeft ABN Amro Finance in haar hoedanigheid van pandhouder toestemming gegeven aan MMF om de vorderingen te blijven innen. MMF is daarom inningsbevoegd gebleven volgens artikel 3:246 lid 4 BW. Volgens ABN Amro Finance is geen sprake (geweest) van cessie van vorderingen van MMF aan haar. Ten overvloede heeft ABN Amro Finance op grond van artikel 3:258 lid 2 BW afstand gedaan van haar pandrecht op vorderingen van MMF op Baltic.
5.7.
Anders dan Citadele stelt, acht de rechtbank de inhoud van de verklaring van ABN Amro Finance voldoende duidelijk. ABN Amro heeft enkel een pandrecht (gehad) op de vorderingen van MMF en MMF is altijd bevoegd gebleven de vorderingen op Baltic te innen. Citadele heeft de verklaring van ABN Amro Finance onvoldoende gemotiveerd betwist en ook anderszins is er geen enkele reden om aan te nemen dat ABN Amro Finance in strijd met de waarheid zou verklaren, zodat de rechtbank van de juistheid van de verklaring uitgaat. Er is dan ook geen reden dat MMF aanvullend de onderliggende bankdocumentatie, de Commercial Finance Overeenkomt, de Algemene Commercial Finance Voorwaarden en/of financiële (jaar)stukken had moeten overleggen, zoals Citadele heeft betoogd. Het verweer van Citadele dat geen gewicht aan de verklaring moet worden toegekend, omdat de ondergetekenden pas per 28 november 2018 zijn benoemd als gevolmachtigden van ABN Amro Finance, slaagt niet. Citadele constateert immers zelf dat de ondergetekenden namens ABN Amro Finance gevolmachtigd zijn. Dat zij dat nog niet waren ten tijde van de facturen van MMF uit 2017 maakt niet dat zij nu niet rechtsgeldig namens ABN Amro Finance kunnen verklaren.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat MMF de rechthebbende is (gebleven) van haar vordering op Baltic, omdat geen sprake is van cessie van deze vordering aan ABN Amro Finance.
Verrekening?
5.9.
Vervolgens ligt de vraag voor of het MMF is toegestaan haar vordering op Baltic te verrekenen met de aan Citadele gecedeerde vordering van Baltic op MMF. Tussen partijen is het bestaan en de hoogte van de vordering van MMF op Baltic van € 333.890,09 niet in geschil. Citadele stelt zich echter ten eerste op het standpunt dat verrekening van deze vordering met de vordering van Citadele op MMF is uitgesloten in het cessiecertificaat. Voordat in 2017 de vorderingen van MMF op Baltic ontstonden, heeft MMF in 2015 het cessiecertificaat ondertekend. Volgens Citadele is MMF daarom gehouden tot betaling van het volledige bedrag van € 219.996,15 aan Citadele zonder verrekening met haar vordering op Baltic.
Unidroit Convention on International Factoring
5.10.
Vooropgesteld geldt dat sprake is van internationale factoring. Voordat beoordeeld kan worden of verrekening op grond van het cessiecertificaat is toegestaan, is het allereerst van belang om vast te stellen of de Unidroit Convention on International Factoring [1] (hierna: de Convention) van toepassing is. Indien dat het geval is, dan heeft het in de Convention bepaalde voorrang op de bepalingen uit het cessiecertificaat, zolang partijen bij de factoringsovereenkomst of bij de koopovereenkomst de Convention niet in zijn geheel hebben uitgesloten (artikel 3 Convention). Dit betekent dat zelfs indien in het cessiecertificaat een verbod op verrekening is opgenomen, zoals Citadele stelt en MMF betwist, dit niet van belang is, omdat voor de vraag of verrekening is toegestaan dan de Convention bepalend is.
5.11.
Uit artikel 3 sub a van de Convention volgt dat het verdrag van toepassing is wanneer de leverancier en de schuldenaar in verschillende staten gevestigd zijn, en die staten, evenals de staat waarin de factor gevestigd is, partij zijn bij het verdrag. Letland (waar de leverancier - Baltic - en de factor - Citadele - zijn gevestigd) is partij bij de Convention, maar Nederland (waar de schuldenaar - MMF - is gevestigd) niet. Uit artikel 3 sub b van de Convention volgt dat het verdrag daarnaast ook van toepassing is wanneer zowel de koopovereenkomst als de factoringsovereenkomst wordt beheerst door het recht van een verdragsstaat. In deze zaak is dat in beide gevallen het Letse recht. Letland is partij bij de Convention. In beginsel is de Convention dus van toepassing. De Convention bepaalt vervolgens in artikel 3 dat de toepassing van het gehele verdrag kan worden uitgesloten door partijen in de factoringovereenkomst of in de koopovereenkomst, voor wat betreft vorderingen die ontstaan op of na het tijdstip waarop de factor schriftelijk van een dergelijke uitsluiting op de hoogte is gebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat Citadele en Baltic in de factoringsovereenkomst en Baltic en MMF in de koopovereenkomst de toepasselijkheid van de Convention niet hebben uitgesloten. Dit betekent dat aan de hand van de Convention bepaald moet worden of verrekening is toegestaan.
5.12.
Uit artikel 9 lid 2 van de Convention volgt dat de schuldenaar (MMF) jegens de factor (Citadele) zich kan beroepen op elk recht van verrekening dat hij tegen de leverancier (Baltic) had kunnen inroepen. De bepaling verbindt daaraan als enige voorwaarde dat het vorderingsrecht van de schuldenaar (MMF) bestond op het moment van de schriftelijke kennisgeving van de cessie aan de schuldenaar (MMF) overeenkomstig artikel 8 lid 1.
5.13.
Citadele stelt zich op het standpunt dat in dit geval MMF zich jegens Citadele niet kan beroepen op een recht van verrekening met haar vordering op Baltic. Volgens Citadele is MMF met het cessiecertificaat van 20 juli 2015 op de hoogte gebracht van de cessie van de vorderingen van Baltic aan Citadele. Op dat moment bestond de tegenvordering van MMF op Baltic nog niet, zodat MMF op grond van artikel 9 lid 2 van de Convention de vordering van Citadele niet mag verrekenen met haar (tegen)vordering op Baltic.
5.14.
Het verweer van Citadele slaagt niet. Op grond van artikel 8 lid 1 onder c van de Convention moet de schriftelijke kennisgeving van de cessie betrekking hebben op vorderingen die voortvloeien uit een koopovereenkomst van goederen die is gesloten op of vóór het tijdstip waarop de kennisgeving wordt gedaan. In dit geval is de koopovereenkomst tussen Baltic en MMF op 9 juli 2016 gesloten. Het cessiecertificaat dateert van daarvoor, zodat dat geen betrekking kan hebben op vorderingen die voortvloeien uit de koopovereenkomst, die ten tijde van de kennisgeving van de cessie al moet bestaan. MMF heeft daarom terecht erop gewezen dat de vermelding op de facturen van Baltic van de ‘note of assignment of the rights of claim’ moet worden aangemerkt als de schriftelijke kennisgeving van de cessie zoals bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Convention. Niet in geschil is dat die facturen op de koopovereenkomst zijn gebaseerd en de mededelingen van cessie daarmee per definitie dateren van na de koopovereenkomst. Ook is niet in geschil dat ten tijde van de facturen van Baltic, met daarin de mededeling van cessie, de (tegen)vordering van MMF op Baltic al bestond. Dat betekent dat verrekening op grond van artikel 9 lid 2, in samenhang met artikel 8 lid 1onder c, van de Convention aan MMF is toegestaan.
Lets nationaal recht
5.15.
Tot slot verweert Citadele zich met de stelling dat MMF naar Lets recht geen geldig beroep op verrekening heeft gedaan. Volgens Citadele vereist het Lets recht een expliciet beroep op verrekening. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst Citadele naar artikel 1852 van het Lets Burgerlijk Wetboek, waaruit volgt dat een ‘uitdrukkelijke’ tegenvordering is vereist. MMF heeft in haar e-mail van 4 januari 2018 Citadele weliswaar geïnformeerd over het bestaan van een tegenvordering, maar in de bewoordingen ontbreekt het expliciete verzoek om verrekening, aldus Citadele.
5.16.
MMF heeft dit standpunt gemotiveerd betwist en voert aan dat Citadele de e-mail van MMF van 4 januari 2018 zelf ook heeft opgevat als een beroep op verrekening. In reactie op deze e-mail heeft Citadele immers bij e-mail van 9 januari 2018 aan MMF geantwoord dat partijen zijn overeengekomen dat verrekening is uitgesloten. Daarnaast heeft MMF in haar e-mail van 4 januari 2018 een overzicht van de vorderingen en de tegenvordering meegestuurd, en op basis daarvan voorgerekend welk bedrag Baltic (na verrekening) per saldo nog aan MMF verschuldigd is. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van MMF, heeft Citadele haar standpunt dat de e-mail van MMF aan Citadele van 4 januari 2018 (naar Lets recht) niet is te beschouwen als een beroep op verrekening onvoldoende gemotiveerd. Bovendien heeft Citadele erkend dat het door MMF bij haar brief van 29 januari 2020 aan (de advocaat van) Citadele gedane beroep op verrekening (naar Lets recht) in elk geval geldig is. De rechtbank zal daarom voorbijgaan aan het verweer van Citadele dat MMF geen geldig beroep op verrekening heeft gedaan.
Conclusie
5.17.
Uit het voorgaande volgt dat het MMF op grond van de Convention is toegestaan om zich tegen de vordering van Citadele te verweren met een beroep op verrekening met haar vordering op Baltic en dat MMF een rechtsgeldig beroep op verrekening heeft gedaan. Gelet op de hoogte van de tegenvordering van MMF op Baltic van € 333.890,09, is de gehele door Citadele gevorderde hoofdsom van € 219.996,15 door verrekening teniet gegaan. Het onder I gevorderde zal dan ook worden afgewezen. Ten gevolge hiervan zal ook de vordering onder II worden afgewezen.
Overleggen bescheiden?
5.18.
Citadele vordert onder III MMF op grond van artikel 22 Rv te bevelen documentatie of daarmee verband houdende bescheiden, kenbaar te maken en over te leggen, waaruit blijkt dat MMF haar vorderingen en/of vorderingsrechten heeft overgedragen aan ABN Amro Finance.
5.19.
Aangezien MMF inmiddels een verklaring van ABN Amro Finance heeft overgelegd waaruit het tegendeel volgt (dat de vorderingen van MMF op Baltic niet aan ABN Amro Finance zijn overgedragen, zie hiervoor onder 5.5 tot en met 5.8), heeft Citadele geen belang meer bij deze vordering. Citadele zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van het onder III gevorderde.
Proceskosten
5.20.
Citadele zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank kent daarbij geen afzonderlijk punt toe voor de akte overlegging productie, omdat van MMF verwacht had mogen worden dat zij de bij deze akte overgelegde verklaring al bij haar conclusie van antwoord in de procedure had ingebracht. De kosten aan de zijde van MMF worden daarmee begroot op:
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 9.113,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart Citadele niet-ontvankelijk in haar vordering onder III,
6.2.
wijst de overige vorderingen van Citadele af,
6.3.
veroordeelt Citadele in de proceskosten, aan de zijde van MMF tot op heden begroot op € 9.113,00,
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021. [2]

Voetnoten

1.tot stand gekomen in Ottawa op 28 mei 1988, www.unidroit.org.
2.type: 1589