ECLI:NL:RBNHO:2021:5053

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
8639200 \ CV FORM 20-5801
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Belem (Brazilië) via Lissabon op 10 juli 2018. De vlucht van Amsterdam naar Lissabon was vertraagd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Belem miste en met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aankwam. De passagier verzocht compensatie van de vervoerder, maar deze weigerde te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door een ATFM-slotrestrictie en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar dat de vertraging van de vlucht Amsterdam – Lissabon wel degelijk leidde tot de gemiste aansluitende vlucht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen, omdat de vervoerder in dit geval niet aansprakelijk was voor de compensatie. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in deze procedure. De beslissing werd genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8639200 \ CV FORM 20-5801
Uitspraakdatum: 9 juni 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. P.C.X. de Leede en mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 8 juli 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 18 september 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Belem (Brazilië) via Lissabon op 10 juli 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Lissabon (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht naar Belem gemist en is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50, subsidiair € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2018;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert haar verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij, onder meer, aangevoerd dat de vertraging werd veroorzaakt door de vertraging van de voorgaande vlucht (Lissabon-Amsterdam) en doordat het luchtverkeersbeheer een ATFM (
Air Traffic Flow Management) SLOT-restrictie aan de vlucht in kwestie had opgelegd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier heeft de passagier aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat er geacht wordt sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen te voorkomen.
4.4.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.5.
Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht in kwestie (productie 2) overgelegd. In het vluchtrapport worden de code 81 en 93 genoemd. De vertraging ontstaan wegens code 93 (
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector)bedraagt veertien minuten en deze vertraging had volgens de vervoerder te maken met de voorgaande vlucht. Gesteld noch gebleken is dat deze vertraging een buitengewone omstandigheid oplevert, zodat deze vertraging naar het oordeel van de kantonrechter niet doorwerkt op de vlucht in kwestie.
4.6.
De vertraging ontstaan wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems) bedraagt 34 minuten. De kantonrechter is van oordeel dat deze vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Uit de overgelegde
Slot Revision Messagevan de vervoerder volgt dat de luchtverkeersleiding herhaaldelijk gewijzigde vertrektijden in de vorm van CTOT’s (Calculated Takeoff Time) aan de vlucht in kwestie heeft opgelegd, waardoor het toestel langer aan de grond werd gehouden. De vervoerder had hierdoor niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Dit is dan ook een omstandigheid die geheel buiten zijn invloedsfeer ligt. De passagier stelt dat deze opgelegde restrictie niet een ‘langdurige vertraging’ in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening oplevert, maar deze stelling kan haar niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is, zodat de vertraging van de vlucht als langdurig kan worden aangemerkt. Door de vertraagde uitvoering van de vlucht Amsterdam – Lissabon heeft de passagier de aansluitende vlucht naar Belem gemist. De uiteindelijke vertraging op de eindbestemming is dus het directe gevolg van de vertraging van vlucht Amsterdam – Lissabon.
4.7.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was oorspronkelijk een overstaptijd van 75 minuten gepland. De minimale connectietijd tussen internationale vluchten in Lissabon bedraagt één uur. Hoewel de kantonrechter anders dan de vervoerder van oordeel is dat een buffer van vijftien minuten bovenop de minimale connectietijd onvoldoende is, zou de passagier in dit geval zelfs met een redelijke buffer van 20 minuten de overstap hebben gemist, nu de vertraging veroorzaakt door de buitengewone omstandigheid 34 minuten heeft geduurd. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
4.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open