ECLI:NL:RBNHO:2021:5054

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
8291851 \ CV EXPL 20-999
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor langdurige vertraging van luchtreis door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een langdurige vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Chiang Mai via München en Singapore op 15 en 16 oktober 2019. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. Hoewel de vervoerder stelde dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, concludeerde de kantonrechter dat de passagiers recht hadden op compensatie. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten werden aan de vervoerder opgelegd. De kantonrechter wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8291851 \ CV EXPL 20-999
Uitspraakdatum: 9 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigden: mr. D.E. Lof en E. Doulgeropoulos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Chiang Mai (Thailand) via München (Duitsland) en Singapore (Indonesië) op 15 en 16 oktober 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar München (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. de passagiers hebben de aansluitende vluchten naar de eindbestemming gemist en zijn met een vertraging van meer dan drie uur in Chiang Mai aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Voor het kunnen uitvoeren van de vlucht Amsterdam-München is de vlucht München-Amsterdam een conditio sine qua non. Als de vlucht München-Amsterdam niet op tijd plaatsvindt is er geen toestel van de vervoerder in Amsterdam aanwezig om de vlucht in kwestie op tijd te kunnen uitvoeren. De vlucht München-Amsterdam stond gepland te vertrekken om 06:50 UTC. De luchtverkeersleiding trok om 04:50 UTC de oorspronkelijk “slot” van 06:50 UTC in kende een latere “slottijd” toe. De vlucht in kwestie werd daardoor automatisch vertraagd uitgevoerd. Deze vlucht kreeg ook nog te maken met de door de plaatselijke luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen voor de duur van tien minuten. De vlucht kwam met een vertraging van 36 minuten in München aan. De passagiers hebben hierdoor de aansluitende vluchten gemist. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vluchten met plaats.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat er geacht wordt sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen te voorkomen.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop aannemelijk heeft gemaakt dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
Uit het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport van de vlucht in kwestie volgt dat het toestel met een vertraging van 23 minuten wegens delaycode 93 en met een vertraging van 10 minuten wegens delaycode 89O is vertrokken. Met betrekking tot delaycode 93 (
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector)heeft de vervoerder middels de overgelegde “slot history” aangetoond dat deze vertraging van 23 minuten is veroorzaakt door de gewijzigde “slottijden” die de luchtverkeersleiding aan het toestel heeft opgelegd. Bij deze gewijzigde “slottijden” wordt delaycode 83 (
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT)genoemd. De passagiers stellen dat op de voorgaande vlucht een vertraging wegens vertragingscode 96, hetgeen te maken heeft met de rotatie van de crewleden, is veroorzaakt en dat dit geen buitengewone omstandigheid oplevert. Hoewel de kantonrechter met de passagiers van oordeel is dat dit geen buitengewone omstandigheid oplevert, heeft de vervoerder gemotiveerd weerlegd dat er sprake was van een samenloop tussen enerzijds de vertragingscode 95 en anderzijds de door de luchtverkeersleiding ingetrokken “slots”. De luchtverkeersleiding heeft immers twee uur voor vertrek de “slot” van 06:50 UTC ingetrokken en deze vervangen voor een latere “slot”. De kantonrechter is om die reden van oordeel dat de gewijzigde “slots” en daarmee de vertraging voor de duur van 23 minuten veroorzaakt is door buitengewone omstandigheden. De luchtverkeersleiding heeft geen toestemming gegeven om eerder te vertrekken dan de laatste opgelegde “slottijd” en de bemanning van het toestel dient de instructies van de luchtverkeersleiding op te volgen. De vervoerder heeft dan ook geen invloed gehad op de beslissingen van de luchtverkeersleiding. De passagiers hebben verder betwist dat de vertraging ontstaan wegens vertragingscode 89O een buitengewone omstandigheid oplevert. De vervoerder heeft echter middels het overgelegde vluchtrapport en zijn toelichting daarop voldoende aannemelijk gemaakt dat ook deze vertraging te maken had met de door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen. Het toestel is met een vertraging van 36 minuten in München aangekomen en de passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Singapore gemist. De passagiers stellen nog dat een vertraging van 36 minuten niet kwalificeert als een ‘langdurige vertraging’ in de zin van overweging 15 van de Verordening. De kantonrechter volgt deze stelling niet, omdat de vertraging waarmee de passagiers hun eindbestemming hebben bereikt leidend is, zodat wel degelijk sprake is van een langdurige vertraging. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming is het directe gevolg van de vertraging van de vlucht Amsterdam-München. De vertraging is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.5.
Voorts dient te worden beoordeeld of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de langdurige vertraging van de passagiers te beperken. De passagiers zijn met de alternatieve vluchten 23 uur later dan gepland op de eindbestemming aangekomen en stellen dat zij met, onder meer, vlucht LH792 de eindbestemming eerder hadden kunnen bereiken. Volgens de vervoerder was er op die vlucht wel plaats voor de passagiers, maar moeten zij zich wenden tot Singapore Airlines, nu Singapore Airlines voor de omboeking heeft gezorgd. De kantonrechter volgt de vervoerder niet in zijn standpunt. Het is immers de vervoerder die de vlucht in kwestie vertraagd heeft uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluiting hebben gemist. Volgens vaste rechtspraak is de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert ingeval een buitengewone omstandigheid zich voordoet slechts van haar compensatieverplichting uit hoofde van artikel 5 lid 1 onder c en artikel 7 lid 1 van de Verordening vrijgesteld wanneer zij kan bewijzen dat zij aan de situatie aangepaste maatregelen heeft getroffen met inzet van alle beschikbare materiële financiële en personeelsmiddelen, om te voorkomen dat deze situatie zou leiden tot de langdurige vertraging van de betrokken vlucht (arrest van het Hof van 4 april 2019, Germanwings, C-501/17). Gesteld noch gebleken is dat dit op het relevante tijdstip zou leiden tot onaanvaardbare offers vanuit de mogelijkheden van de onderneming van de vervoerder, met name omdat de vervoerder heeft aangegeven dat er op vlucht LH792 wel degelijk plaats was voor de passagiers. De conclusie is dan ook dat niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de langdurige vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken.
5.6.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering van de passagiers toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter